ECLI:NL:RBROT:2025:2722
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw handelen
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door [verzoekster]. Het verzoekschrift werd op 17 oktober 2024 ingediend, en de zitting vond plaats op 3 februari 2025. De verzoekster ontving een Participatiewet-uitkering en had een schuldenlast van € 39.620,32. Tijdens de procedure kwam naar voren dat zij ook een WW-uitkering had ontvangen, welke zij niet had gemeld aan de gemeente of haar beschermingsbewindvoerder, mevrouw M. van den Heerik. De gemeente ontdekte deze additionele inkomsten pas tijdens een hercontrole in november 2024. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet te goeder trouw had gehandeld, omdat zij bewust had verzwegen dat zij naast de Participatiewet-uitkering ook een WW-uitkering ontving. Dit leidde tot de conclusie dat de terugvordering van de gemeente van € 4.990,97 niet te goeder trouw was ontstaan, wat de toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg stond. De rechtbank wees het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, met de opmerking dat er mogelijk andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing zouden kunnen leiden.