ECLI:NL:RBROT:2025:271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/10/689425 / KG ZA 24-1088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en recht van overpad in kort geding met betrekking tot blokkade van nooddeuren en plaatsing van hek

In deze zaak, die op 7 januari 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee buren over een erfdienstbaarheid en het recht van overpad. Eiseressen, eigenaren van percelen in Ridderkerk, stellen dat gedaagden, die een automobielbedrijf exploiteren, de nooddeuren blokkeren door voertuigen voor deze deuren te parkeren. Daarnaast hebben gedaagden een hek geplaatst dat deels op het terrein van eiseressen staat. Eiseressen vorderen dat gedaagden worden verplicht om de blokkade van de nooddeuren op te heffen en het hek te verwijderen. Gedaagden hebben in voorwaardelijke reconventie gevorderd om de erfdienstbaarheden op te heffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de nooddeuren inderdaad geblokkeerd worden en dat het hek deels op het terrein van eiseressen staat. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden verplicht zijn om het hek te verwijderen en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval zij hier niet aan voldoen. De vorderingen van eiseressen met betrekking tot de nooddeuren zijn echter afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een spoedeisend belang is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de situatie rondom de erfdienstbaarheden is veranderd en dat het belang van eiseressen om deze in stand te houden niet voldoende is aangetoond.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht van overpad en de noodzaak om de toegang tot nooddeuren te waarborgen, maar ook de complexiteit van erfdienstbaarheden en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden opgeheven. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689425 / KG ZA 24-1088
Vonnis in kort geding van 7 januari 2025
in de zaak van

1.[eiseres 1],

gevestigd te Rotterdam,
2.
[eiseres 2],
gevestigd te Bergschenhoek,
eiseressen in conventie, verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.J. Blok te Rotterdam,
tegen

1.AUTOMOBIELBEDRIJF VAN SPLUNDER B.V.,

gevestigd te Ridderkerk,
2.
M&N VASTGOED RIDDERKERK B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagden, eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.H.F. Kluwen te Dordrecht.
Partijen worden hierna eiseressen en gedaagden genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

In dit geding gaat het als eerste om de vraag of een recht van overpad van eiseressen (een erfdienstbaarheid) wordt geschonden doordat gedaagden beweerdelijk deuren blokkeren die vanuit het complex van eiseressen uitkomen op het terrein van gedaagden. In het verlengde daarvan is de vraag of gedaagden moeten dulden dat op die deuren een bordje met de aanduiding “Nooduitgang vrijhouden” moeten dulden. Verder gaat het in dit kort geding om de vraag of een hek dat gedaagden hebben laten plaatsen, deels, op het terrein van eiseressen staat. Gedaagden hebben een, voorwaardelijke, tegenvordering ingesteld die strekt tot opheffing van de erfdienstbaarheid.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit volgende stukken: de dagvaarding, de 14 producties van eiseressen, de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in voorwaardelijke reconventie met 8 producties en de spreekaantekeningen die beide partijen ter zitting hebben voorgedragen. De mondelinge behandeling was op 24 december 2024.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn elkaars buren.
3.2.
Eiseressen zijn eigenaar van een aantal percelen met opstallen in Ridderkerk (perceelnummers [perceel 1], [perceel 2], [perceel 3], [perceel 4] en [perceel 5]). De buitenmuur aan de achterzijde van een daarop staand gebouw grenst deels aan het perceel van gedaagden (perceelnummer [perceel 6]). Eiseressen hebben een ter plekke bestaande opstal ontwikkeld tot een appartementencomplex annex bedrijfsruimte. De appartementen daarvan worden vooralsnog niet bewoond.
3.3.
Gedaagden exploiteren een automobielbedrijf. Zij gebruiken hun terrein, dat grenst aan het complex van eiseressen, om auto’s op te parkeren.
3.4.
De thans aan eiseressen toebehorende percelen [perceel 2] en [perceel 4] zijn ooit afgesplitst van de percelen van gedaagden. Ter gelegenheid van die splitsing zijn ten gunste van (een rechtsvoorganger van) eiseressen erfdienstbaarheden gevestigd, bij akte van 5 augustus 1980. Deze erfdienstbaarheden komen op het volgende neer:
1) de eigenaar van het dienende erf (van gedaagden) is de plicht is opgelegd om de toen al in de achtermuur bevindende (twee) deuren en (twee) ramen te gedogen,
2) ten behoeve van het heersend erf (dat thans van eiseressen is) is een recht van weg gevestigd om te komen en te gaan van de Geerlaan naar de betreffende deuren, dit ten behoeve van de percelen [perceel 1] en [perceel 7], en ten laste van de toenmalige percelen [perceel 8], later [perceel 9] en thans [perceel 6].
3.5.
De gemeente Ridderkerk heeft bij besluit van 19 maart 2024 een last onder dwangsom opgelegd aan Drechtland Vastgoed BV. Deze vennootschap wordt onder meer aangemaand om:
- te zorgen dat de nooduitgangen van de bergingen in het souterrain naar de begane grond richting perceel [perceel 6] zonder ook sleutel te openen is,
- op de buitenzijde van de nooddeursticker te plaatsen met de tekst “
Nooduitgang vrijhouden.”
Een en ander moest binnen 10 dagen worden geregeld want anders wordt een dwangsom verbeurd.
3.6.
Eiseressen hebben in een e-mailbericht van 30 oktober 2024 gedaagden gesommeerd, kort gezegd, om blokkade van nooddeuren (door auto’s vlak voor die deuren te parkeren) te staken.
3.7.
Gedaagden hebben op enig moment een hek geplaatst ter afsluiting van hun perceel. Zij erkennen dat dit deels op het aan eiseressen toebehorende perceel staat.

4.Het geschil

4.1.
Eiseressen vorderen om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen tot:
I. het binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis vrij maken en vrij houden van de
percelen [perceel 1] en [perceel 4] te Ridderkerk ter plaatse van de aanwezige
(nood)deuren tot een afstand van 2 meter van die (nood)deuren, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen afstand, door binnen die afstand alle auto's en overige objecten te verwijderen en verwijderd te houden en te verzekeren dat personen zich zonder enige vertraging of hinder door de open deuren kunnen bewegen;
II. het zich onthouden van elke actie, hoegenaamd of van welke aard ook, die verhindert dat de (nood)deuren geopend kunnen worden;
III. het dulden van een bordje met de aanduiding 'Nooduitgang vrijhouden' of woorden
van gelijke strekking op de (nood)deuren en tot het zich onthouden van het
verwijderen van bedoelde bordjes;
IV. het ook overigens respecteren van de in het lichaam van deze dagvaarding genoemde erfdienstbaarheden door voor noodgevallen de vrije doorgang vanaf de nooddeur naar de openbare weg te verzekeren, ook buiten de onder 1. bedoelde afstand van 2 meter of door de voorzieningenrechter te bepalen afstand;
V. het binnen zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis verwijderen van het zwarte
hekwerk, te zien op productie 7, voor zover dat op perceel [perceel 5] is geplaatst en
daarmee de toegang voor eisers tot een gedeelte van hun perceel blokkeert;
Vl. en voorts op de naleving van voornoemde ge- en verboden een dwangsom te stellen van € 500,00 per keer dat het betreffende ge- of verbod niet wordt nageleefd of overtreden en € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, een ingegane dag
voor een hele gerekend;
een en ander met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
4.2.
In voorwaardelijke reconventie vorderen gedaagden, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de erfdienstbaarheden ten laste van perceel [perceel 6] en ten behoeve van de percelen [perceel 1] en [perceel 7] op te heffen, met veroordeling van eiseressen in de proceskosten.
De voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie is, in de woorden van gedaagden: “
Indien en voor zover [eiseressen] al een spoedeisend belang zouden hebben om deze kwestie in kort geding te laten beslissen, alsmede indien en voor zover U.E.A. Voorzieningenrechter van oordeel is dat deze zaak zich qua complexiteit wel degelijk leent voor een kort geding.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De vordering wordt toegewezen voor zover het gaat om het hek.
5.2.
Het is voldoende aannemelijk dat het door gedaagden geplaatste hek zich deels op het terrein van eiseressen bevindt. Gedaagden schrijven hierover in hun conclusie van antwoord: “
Inderdaad lijkt het nieuwe zwarte hek, per abuis, deels op perceel [perceel 5] te zijn geplaatst.” Eiseressen hoeven deze inbreuk op hun eigendomsrecht niet te dulden. Volgens gedaagden eist hun verzekeraar dat het hek geplaatst wordt. Een dergelijke eis rechtvaardigt echter niet een inbreuk op het eigendomsrecht van eiseressen. Het belang van eiseressen om hiertegen op te komen is voldoende spoedeisend voor een voorziening in kort geding. En deze kwestie is, anders dan gedaagden betogen, niet te ingewikkeld om te kunnen behandelen in kort geding.
5.3.
Gedaagden worden dan ook veroordeeld om het hek te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De voorzieningenrechter geeft gedaagden daarvoor een termijn van vier weken. Gedaagden geven aan dat zij bereid zijn het hek te verwijderen maar (pas) nadat het kadaster de grens opnieuw heeft uitgemeten. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Dat is de zaak op de lange baan schuiven, terwijl nu al voldoende duidelijk is dat het hek deels op het terrein van eiseressen staat. De termijn van vier weken geeft gedaagden overigens wel tijd om het kadaster in te schakelen, zodat het resultaat van het werk van het kadaster snel beschikbaar kan zijn.
5.4.
De dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd op na te melden wijze.
5.5.
Voor het overige worden de vorderingen afgewezen, op grond van het volgende.
Ten aanzien van deze vorderingen is niet aannemelijk dat eiseressen een, eigen, belang hebben dat voldoende spoedeisend is voor een voorziening in kort geding.
De last onder dwangsom ziet, blijkens de tekst daarvan, weliswaar op het complex van eiseressen, maar die last blijkt niet aan hen te zijn opgelegd. De last is opgelegd aan een andere vennootschap die geen partij is in dit kort geding. Volgens eiseressen is die andere vennootschap aan hen gelieerd en vergunninghouder. Dat is op zich wel aannemelijk want de last ziet op het complex waar het in dit kort geding om gaat. De, verder niet voldoende duidelijk gemaakt en onderbouwde verbondenheid tussen eiseressen en die derde rechtvaardigt echter niet zonder meer de conclusie dat eiseressen zichzelf op die last kunnen beroepen en daar een eigen spoedeisend belang aan kunnen ontlenen. Enige adequate uitleg zijdens eiseressen waarom dat anders kan zijn, ontbreekt.
5.6.
Het is bovendien niet aannemelijk dat gedaagden auto’s parkeren tot binnen de draaicirkel van de deuren in het complex van eiseressen. Gedaagden betwisten dit. Gedaagden erkennen wel dat zij ooit, tijdens de verbouwing, een deur hebben dichtgemaakt met een schroef zodat die niet meer spontaan kon openslaan omdat hij tegen een auto van gedaagden sloeg, maar gedaagden betwisten dat zij voor het overige de deuren plegen te blokkeren. Er is dus bewijslevering nodig om te kunnen vaststellen of gedaagden auto’s inderdaad te dicht bij de deur parkeren. Daarvoor leent een kortgedingprocedure zich niet.
Dat neemt niet weg dat gedaagden de auto’s behoren te parkeren buiten de draaicirkel van de deuren, want die deuren behoren normaal geopend te kunnen worden. Dat ligt besloten in het recht van overpad dat eiseressen hebben om over het terrein van de gedaagden te lopen.
5.7.
Ook om een andere reden is geen sprake van een voldoende spoedeisend belang. De appartementen die eiseressen hebben gerealiseerd staan leeg. De reden daarvan is, kort gezegd de last onder dwangsom die 25 bladzijden beslaat. Het betreft een flinke waslijst aan gebreken aan het complex die volgens de gemeente hersteld moeten worden. Eiseressen willen die gebreken verhelpen en stellen dat zij daar al een heel eind mee gevorderd zijn. Dat laatste hebben zij echter niet onderbouwd en zij zijn bovendien niet de adressant van de aanzegging.
5.8.
Daar komt bij dat de situatie, in vergelijking met het moment van vestiging van de erfdienstbaarheden, inmiddels aanmerkelijk gewijzigd is. Toen de erfdienstbaarheden werden gevestigd zat er een sauna in het complex. Achter een van de deuren die uitkomt zat de berging van de sauna – die werd gebruikt voor bevoorrading – en achter de tweede een gasdeur (de deur waarachter de gasinstallatie zat). Inmiddels zit de sauna er niet meer en is er aan het gebouw een hoop veranderd. Zo zijn er noodtrappen voor de appartementen gerealiseerd en lijkt niet uitgesloten dat elders op de begane gerond ruimte kan worden gemaakt voor een nooddeur op eigen terrein van eiseressen. Daarmee lijkt de erfdienstbaarheid van recht van overpad aan belang te hebben verloren. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat die erfdienstbaarheid niet (ongewijzigd) in stand hoeft te blijven. Een erfdienstbaarheid kan onder meer worden opgeheven indien het heersende erf, kort gezegd, geen redelijk belang meer heeft bij uitoefening van dat recht (onder de voorwaarden als beschreven in artikel 5:79 BW). Of de rechter dat daadwerkelijk gaat beslissen, valt niet te zeggen. Maar hoe dan ook, het belang van eiseressen bij een voorziening in kort geding is gelet op wat hiervoor (ook in 5.7.) is overwogen op dit moment onvoldoende voor het treffen van een voorziening.
5.9.
De vraag of sprake is van een recht op
nooddeurenkan dan onbeantwoord blijven. Ten overvloede wordt overwogen dat niet in de relevante akten staat dat erfdienstbaarheden zijn gevestigd die recht geven op een
nooddeur. Afgezien daarvan blijkt nergens uit dat de onderhavige deuren door gedaagden worden geblokkeerd, op een enkel incident in het verleden na dan.
5.10.
De gemeente doet, in de last onder dwangsom, de suggestie om te bezien of, zoals hiervoor ook al is benoemd, de (nood)deuren misschien kunnen worden aangebracht op andere plaatsen in het complex van eiseressen, en dan op een manier die voldoet aan de voorwaarden die de gemeente daaraan stelt. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging om over die optie met elkaar in overleg te treden.
5.11.
De proceskosten in conventie worden, nu partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, gecompenseerd.
in voorwaardelijke reconventie
5.12.
Eiseressen in conventie hebben in conventie gedeeltelijk gelijk gekregen. Daarmee is de voorwaarde voor het instellen van de eis in reconventie vervuld.
5.13.
In kort geding kan als regel geen declaratoir of constitutief vonnis worden gewezen (behoudens hier niet ter zake doende uitzonderingen) en hetzelfde geldt voor een vordering tot ontbinding of vernietiging. Daarom wordt de – met in kort geding niet mogelijke vorderingen gelijk te stellen – vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheden afgewezen. Overigens valt ook niet in te zien waarom eiseressen in reconventie een spoedeisend belang hebben bij deze vordering. Daar hebben zij nauwelijks iets over gesteld.
proceskosten
5.14.
Eiseressen in reconventie worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten van verweerders in reconventie. Van het door verweerders in reconventie verschuldigde griffierecht (€ 688) wordt de helft toegerekend aan de reconventionele vordering (en de andere helft aan de conventionele vordering). Het verweer in reconventie vloeit voort uit de vordering in conventie. Daarom wordt het salaris van de advocaat van verweerders in reconventie (tarief € 1.107, voor een kort geding van gemiddelde omvang) gehalveerd. De proceskosten van verweerders in reconventie worden daarom begroot op:
- griffierecht € € 344,00
- salaris advocaat € € 553,50
- nakosten € € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.075,50

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt gedaagden om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het zwarte hek te verwijderen, te zien op productie 7 bij dagvaarding, voor zover dat op perceel [perceel 5] is geplaatst en daarmee de toegang voor eiseressen tot een gedeelte van hun perceel blokkeert, op verbeurte van een dwangsom van € 250 per dag dat de overtreding voortduurt, een ingegane dag voor een hele gerekend, met een maximum van € 25.000;
6.2.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst het gevorderde af,
6.6.
veroordeelt eiseressen in reconventie in de proceskosten van € 1.075,50 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eiseressen in reconventie niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten eiseressen in reconventie € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.7.
verklaart de proceskostenveroordeling in 6.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025. [1]

Voetnoten

1.[2517/2009]