ECLI:NL:RBROT:2025:2705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/2901
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de toewijzing van een urgentieverklaring op basis van medische noodzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de toewijzing van een urgentieverklaring beoordeeld. Eiser, die in Rotterdam woont, heeft op 25 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring vanwege medische problemen die hem belemmeren in zijn huidige woning op de vierde verdieping. De rechtbank behandelt het beroep na een eerdere afwijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening op 15 november 2023. De rechtbank concludeert dat de urgentieverklaring op basis van medische noodzaak is toegekend, maar dat het vastgestelde zoekprofiel te beperkt is. Eiser heeft aangevoerd dat hij met het huidige zoekprofiel niet binnen een redelijke termijn een geschikte woning kan vinden, en dat de maximale huurprijs onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat het zoekprofiel, dat alleen woningen op de eerste verdieping met lift toestaat, een onevenredige beperking vormt gezien de medische urgentie van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en past het zoekprofiel aan door ook benedenwoningen en woningen op de begane grond toe te staan, en verwijdert de maximale huurprijs. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2901

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Ercan en mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van een urgentieverklaring op basis van de urgentiegrond medische noodzaak.
1.1.
Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopig voorziening te treffen. Bij uitspraak van 15 november 2023 (zaaknummer: ROT 23/6965) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder
.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont in Rotterdam en heeft op 25 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een urgentieverklaring, omdat zijn huidige woning niet langer voldoet vanwege zijn medische problemen. De woning bevindt zich op de vierde verdieping en eiser moet daarvoor zes trappen op. Eiser heeft aangegeven dat hij vanwege zijn medische situatie geen trap kan lopen, althans niet tot de vierde verdieping. Een arts van het team Sociaal Medische Advisering (SMA) heeft op verzoek van verweerder advies uitgebracht over de situatie van eiser. De conclusie van de arts SMA is dat bij eiser sprake is van chronische progressieve problematiek met een onvoorspelbaar beloop en veel onverwachte exacerbaties, waardoor de mobiliteit beperkt is en ook is er sprake van verminderde inspanningstolerantie. Er is geen sprake van een medisch stabiele situatie en traplopen is een zware inspanning voor hem. Hij kan volgens de arts maximaal één trap op en in verband met hoogtevrees durft eiser ook niet hoog te wonen. De problematiek is van dien aard, ernst en beloop dat er sprake is van een leven ontwrichtende woonsituatie op medische gronden. Er is volgens de arts SMA sprake van een medisch urgente situatie, waardoor eiser op zeer korte termijn (binnen drie maanden) een passende woning moet hebben. Verweerder heeft bij besluit van 19 oktober 2023 de urgentieverklaring toegekend op basis van ‘medische noodzaak’. Om het huisvestingsprobleem op te lossen heeft verweerder, mede gelet op het advies van een adviserend arts, het volgende zoekprofiel vastgesteld:
  • Flatwoning met lift, gelijkvloers en maximaal op de 1e verdieping
  • Minimaal twee en maximaal twee slaapkamers
  • Maximale kale huurprijs ter hoogte van € 693,60
  • Urgentieregio Hart van Rotterdam
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woonruimtetypering is gekozen om te voorkomen dat een wooncarrière [1] kan worden gemaakt. Eiser heeft in bezwaar aangegeven dat hij het zoekprofiel uitgebreid wenst te zien zodat hij sneller een passende woning kan vinden. Verweerder is van mening dat dit geen grond is om het zoekprofiel uit te breiden. Ten aanzien van de maximale huurprijs stelt verweerder zich op het standpunt dat de huurprijs is gebaseerd op het gehanteerde principe van het passend toewijzen van een urgentieverklaring waarvoor het inkomen bepalend is. Ook hier geldt dat met een urgentieverklaring geen wooncarrière moet worden gemaakt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de hardheidsclausule niet toegepast kan worden aangezien er geen sprake is van een bijzondere, onvoorziene omstandigheid die gelet op het doel van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de Verordening) redelijkerwijs tot een wijziging van het zoekprofiel zou moeten leiden.
Ten tijde van de behandeling van het beroep op de zitting was eiser toegelaten tot de tweede fase, waarin bemiddeld wordt om passende woonruimte te vinden. Dit had nog geen resultaat.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de toewijzing van de urgentieverklaring met bovenstaand zoekprofiel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verweerder een passend zoekprofiel vastgesteld?
6. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het vastgestelde zoekprofiel voldoende is om het huisvestingsprobleem op te lossen. Eiser meent dat hij met dit zoekprofiel niet binnen een redelijke termijn een geschikte woning kan vinden. Verweerder heeft ten onrechte geen waarde toegekend aan het feit dat hij al maanden zonder enig succes reageert op woningen; het woningaanbod is zeer beperkt en de concurrentie is groot. Ook heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend aan zijn medische situatie die maakt dat hij met spoed dient te verhuizen. Eiser wil dat het zoekprofiel wordt aangevuld met een ander woningtype, een eengezinswoning, een woning met drie slaapkamers en dat de maximale huurprijs wordt verhoogd naar € 808,06 (maximum voor huurtoeslag). Daarnaast voert eiser aan dat het opnemen van een maximale huurprijs in het algemeen onrechtmatig is.
6.1.
Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat in het algemeen een zoekprofiel niet in strijd is met de Huisvestingswet 2014. Gemeenten zijn op grond van deze wet verantwoordelijk voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaars beschikbare sociale huurwoningen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat iedere urgent woningzoekende een woning krijgt toegewezen die aansluit op zijn of haar situatie. De vraag wanneer een woning passend is hangt af van de situatie van de aanvrager. Vast staat dat niet iedere sociale huurwoning passend is voor iedere urgent woningzoekende. Het is tegen deze achtergrond dat het college het beperkt aantal woningen dat beschikbaar komt, toekent aan woningzoekenden die dat type woning het hardst nodig hebben. Dit betekent dat doorgaans de grotere woningen, met meer slaapkamers worden toegekend aan (grote) gezinnen. Het toekennen van een woning met meer dan twee slaapkamers aan een huishouden bestaande uit een echtpaar en één kind betekent dat een groter gezin (nog) langer moet wachten op passende woonruimte, terwijl voor het echtpaar met één kind in beginsel woonruimte met twee slaapkamers passend is. Het opnemen van een zoekprofiel bij een urgentieverklaring, waarmee verweerder waarborgt dat met de urgentieverklaring geen inbreuk wordt gemaakt op een evenwichtige en rechtvaardige woonruimteverdeling, is daarom niet in strijd met de Huisvestingswet 2014. [2]
6.2.
Het huishouden van eiser bestaat uit drie personen; eiser zelf, zijn echtgenote en zijn dochtertje. Overeenkomstig artikel 3.4. van bijlage I bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de bijlage) heeft verweerder aan eiser een voorrangsverklaring toegekend voor een woning met twee slaapkamers. In het advies van de arts van het team SMA staat opgenomen dat een aparte slaapkamer niet noodzakelijk is. Dit onderdeel van het zoekprofiel acht de rechtbank, gelet op wat hiervoor onder 6.1. is overwogen, niet onevenredig. De daartegen gerichte beroepsgrond slaagt daarom niet.
Woonruimtetype
6.3.
Verweerder heeft de arts SMA gevraagd of een benedenwoning noodzakelijk is. De arts heeft die vraag ontkennend beantwoord en geadviseerd dat volstaan kan worden met een woning op maximaal de eerste etage, ongeacht de aanwezigheid van een lift. Verweerder heeft dit advies opgevolgd en het zoekprofiel als hiervoor onder 2. weergegeven vastgesteld. Hierbij heeft verweerder kennelijk als uitgangspunt genomen dat eiser geen trap mag lopen en daarom een lift als eis gesteld.
6.4.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat het aanbod dat past bij dit voor eiser vastgestelde zoekprofiel, een flatwoning met lift op maximaal de eerste verdieping, beperkt is. Voor alle woonlagen boven de eerste verdieping komt eiser niet in aanmerking en ook de flatwoning zonder lift valt af. De kans op succes is daarmee veel kleiner dan voor andere woningzoekenden met een urgentieverklaring die kunnen reageren op elke verdieping van een flatgebouw met lift. En de andere woningzoekenden met een urgentieverklaring voor het woningtype flatgebouw kunnen ook reageren op een vrijgekomen woning waarop eiser wel mag reageren. Dat eiser na ruim een jaar waarin hij voldoende inspanningen heeft geleverd nog altijd geen andere woning heeft gevonden, lijkt hiervan een bevestiging te zijn. De rechtbank is van oordeel dat door het zoekprofiel (woningtype) van eiser de kans dat hij spoedig een woning toegewezen krijgt dermate klein is dat het zoekprofiel in zoverre, in aanmerking genomen de medische urgentie, een onevenredige beperking vormt.
6.5.
In het kader van de verkenning van de mogelijkheden voor finale geschilbeslechting overweegt de rechtbank het volgende. Op medische gronden heeft verweerder het zoekprofiel beperkt tot een flatwoning
metlift op maximaal de eerste verdieping. Daarmee valt af de begane grond van een flatwoning
zonderlift. Niet valt in te zien, ook niet gelet op het medisch rapport, waarom zo’n woning niet passend zou zijn.
Verder geldt dat overeenkomstig artikel 3.3. vierde lid, van de Bijlage de typering van de woonruimte dusdanig wordt gekozen dat sprake is van een standaard woonruimtetype. Dit betekent: alle woonruimtetypen met uitzondering van eengezinswoningen en benedenwoningen. Hiervan kan door het bestuursorgaan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden daarvoor aanleiding zijn. Een urgentieverklaring wordt dus afgegeven voor een standaard woonruimtetype, tenzij er iets bijzonders aan de hand is. Hoewel de arts SMA een benedenwoning medisch niet noodzakelijk heeft geacht, kan een benedenwoning wel een oplossing vormen voor het woonprobleem. Het komt immers tegemoet aan de beperkingen die samenhangen met traplopen en hoogtevrees. Gelet op de beperktheid van het zoekprofiel ten aanzien van het woningtype, is sprake van een bijzonderheid die afwijking van het standaard woonruimtetype kan rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande is het zoekprofiel te beperkt vastgesteld, is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
Maximale huurprijs
6.6.
Verweerder heeft in het zoekprofiel een maximale huurprijs opgenomen en heeft toegelicht dat daarmee toepassing is gegeven aan 3.3. lid 2 onder c van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020. Op grond van dit artikel moet volgens verweerder met het oog op passende toewijzing van woningen een bij het inkomen passende maximale huurprijs in het zoekprofiel worden opgenomen.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4175) is de rechtbank van oordeel dat het opnemen van een maximale huurprijs in het zoekprofiel onrechtmatig is. De Afdeling heeft overwogen dat op grond van artikel 46, tweede lid, van de Woningwet 2015, gelezen in samenhang met artikel 20, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, als een woningzoekende in aanmerking wil komen voor een woning, een inkomenstoets moet worden uitgevoerd. Tot een bepaalde inkomensgrens geldt een maximumhuurprijs (‘aftoppingsgrens’). Dit wordt ook ‘passend toewijzen’ genoemd. Het moet voorkomen dat huishoudens een woning krijgen toegewezen die zij niet kunnen betalen en dat de uit te keren bedragen aan huurtoeslagen te hoog oplopen. Woningcorporaties zijn gehouden om 95% van de woning passend toe te wijzen, in 5% van de gevallen kunnen zij hiervan afwijken. Het inkomen van eiser valt onder de aftoppingsgrens. Dit betekent dat hij in oktober 2023 op basis van passend toewijzen een woning kon huren met een huurprijs van maximaal € 693,60. Zoals de Afdeling heeft overwogen is het is echter de taak van de woningcorporatie en niet die van het college om te bepalen wanneer zij de uitzondering van 5% toepast. Door het opnemen van een maximale huurprijs kan eiser echter niet met zijn urgentieverklaring reageren op woningen boven deze grens en heeft verweerder daarmee op voorhand uitgesloten dat een woningcorporatie kan afwijken van de norm voor passend toewijzen. Zo’n afwijking zou juist in een geval als dat van eiser de woningcorporatie de mogelijkheid kunnen bieden om meer maatwerk te leveren en eiser zo sneller een andere woning te kunnen bieden.
Verweerder heeft aangevoerd dat in de zaak die voorlag bij de Afdeling de vastgestelde maximale huurprijs geen grondslag had in een verordening of beleid. Het enkele feit dat in de Verordening van de gemeente Rotterdam een bepaling is opgenomen over het bij urgentieverlening vaststellen van een maximale huurprijs en dat daarbij een toelichting staat over het principe van passend toewijzen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hoewel de Afdeling overweegt dat het college heeft nagelaten te motiveren waarom het een maximum huurprijs in het zoekprofiel heeft opgenomen, volgt uit de uitspraak van de Afdeling ook dat het niet slechts gaat om een (herstelbaar) motiveringsgebrek, maar om een voorwaarde die gelet op het wettelijk stelsel niet mocht worden gesteld. Dit betekent dat artikel 3.3. lid 2 onder c van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 in strijd is met de uit de Woningwet volgende systematiek van toewijzen van huurwoningen en in zoverre onverbindend moet worden geacht. Het bestreden besluit kan daarom ook op dit punt niet in stand blijven. Deze beroepsgrond slaagt.
6.7.
De rechtbank merkt daarbij op dat het ontbreken van een maximale huurprijs in het zoekprofiel geenszins inhoudt dat eiser dan altijd aanspraak kan maken op een woning met een huurprijs hoger dan € 693,60. Woningcorporaties zijn verplicht om minimaal 95% van de woningen passend toe te wijzen. Er bestaat geen verplichting om in het geval van eiser van de uitzondering gebruik te maken. Eiser maakt nog steeds meer kans door te reageren op woningen onder deze grens. Daarnaast beperkt het in het zoekprofiel opgenomen woningtype en het aantal kamers de maximale huurprijs. Anders gezegd, de grootste woningen kosten het meest, maar daarvoor komt eiser vanwege de terechte beperkingen ten aanzien van het woningtype en het aantal kamers al niet in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat verweerder in het zoekprofiel het woningtype onevenredig heeft beperkt en ten onrechte een maximale huurprijs heeft opgenomen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8. Met het oog op de definitieve beslechting van het geschil ziet de rechtbank aanleiding om zelf te voorzien in de zaak en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing te nemen. De rechtbank bepaalt dat de begane grond van een flatwoning
zonderlift en een gelijkvloerse benedenwoning worden toegevoegd aan het zoekprofiel. Tot slot bepaalt de rechtbank dat het zoekprofiel geen maximale huurprijs bevat. Hiermee komt het zoekprofiel van eiser als volgt te luiden:
  • Flatwoning
  • Flatwoning
  • Benedenwoning, gelijkvloers;
  • Minimaal 2 en maximaal 2 slaapkamers;
  • Urgentieregio Hart van Rotterdam.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 februari 2024;
- herroept het besluit van 19 oktober 2023 ten aanzien van het in het zoekprofiel opgenomen woningtype en de maximale huurprijs van € 693,60;
- bepaalt het zoekprofiel als volgt:
  • Flatwoning
  • Flatwoning
  • Benedenwoning, gelijkvloers;
  • Minimaal twee en maximaal twee slaapkamers;
  • Urgentieregio Hart van Rotterdam.
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit van 8 februari 2024;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.108,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Woningwet 2015

Artikel 46
2. De toegelaten instelling gaat slechts overeenkomsten van huur en verhuur aan, voor zover aan ten minste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van huishoudens als eerstbedoeld of laatstbedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, die een huishoudinkomen hebben dat niet hoger is dan het voor het betrokken huishouden toepasselijke bedrag, bedoeld in artikel 14 van die wet, woongelegenheden waarvoor huurtoeslag ontvangen kan worden op grond van die wet worden verhuurd met een huurprijs van ten hoogste het in artikel 20, tweede lid, van die wet eerstgenoemde respectievelijk laatstgenoemde bedrag. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen huishoudens worden uitgezonderd van en nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van de eerste volzin. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de wijze waarop de inkomensvaststelling door de toegelaten instelling plaatsvindt.

Wet op de huurtoeslag

Artikel 20
2. De aftoppingsgrens is:
a. € 650,43 per maand als het huishouden van de huurder, afgezien van eventuele onderhuurders en personen die tot diens huishouden behoren, uit één of twee personen bestaat;
b. € 697,07 per maand als het huishouden van de huurder, afgezien van eventuele onderhuurders en personen die tot diens huishouden behoren, uit drie of meer personen bestaat.

Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020:

Artikel 2.3.8. Voorrang voor bezitters van een urgentie- of herhuisvestingsverklaring
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woonruimte een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
2. In Bijlage I bij deze verordening is aangegeven:
a. door wie, bij wie en de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde verklaringen kunnen worden aangevraagd,
b. door wie en de gronden waarop deze verklaringen worden verstrekt,
c. de inhoud van deze verklaringen en
d. de gevolgen die deze verklaringen hebben voor de positie op de woningmarkt van de bezitter ervan.

Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 bijlage I:

Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
2. Het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan registreert de gevallen waarin met toepassing van het in het eerste lid bepaalde een urgentieverklaring wordt verleend. De registratie bevat ten minste de datum waarop de urgentieverklaring wordt verleend en de specifieke omstandigheden van het geval die leiden tot de verlening van de urgentieverklaring. De registraties worden besproken in het in artikel 2.5.2 van de verordening bedoelde overleg.
Artikel 3.3. Het woonruimtetype
1. In het zoekprofiel wordt het woonruimtetype opgenomen dat nodig is voor de oplossing van het huisvestingsprobleem.
2. Het woonruimtetype bevat in ieder geval de volgende elementen:
a. het slaapkamertal van de woonruimte
b. de typering van de woonruimte;
c. de huurprijs waarbij woonruimte passend wordt geacht voor het huishoudinkomen van aanvrager.
3. De typering van de woonruimte wordt dusdanig gekozen dat de houder met de urgentieverklaring geen wooncarrière kan maken, tenzij het maken van wooncarrière uitsluitend het gevolg is van het afhankelijk zijn van een woonruimtetype dat noodzakelijk is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem. Onder wooncarrière wordt verstaan: het verhuizen naar een type woonruimte dat naar de maatstaf van een redelijk handelend woningzoekende als gewilder beschouwd moet worden.
4. De typering van de woonruimte wordt dusdanig gekozen dat sprake is van een standaard woonruimtetype. Dit betekent: alle woonruimtetypen met uitzondering van eengezinswoningen en benedenwoningen. Hiervan kan door het bestuursorgaan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden daarvoor aanleiding zijn.
5. Indien de toepasselijke urgentiegrond of de samenstelling van het ingevolge artikel 2.1.1 van de verordening aangewezen deel van de woonruimtevoorraad daartoe naar het oordeel van het bestuursorgaan dat op de aanvraag om urgentieverklaring beslist aanleiding geeft, kan naast het in het vorige lid bedoelde woonruimtetype een tweede woonruimtetype in het zoekprofiel worden opgenomen. Dit tweede woonruimtetype is alleen van toepassing in de tweede fase van de urgentie en bovendien op woonruimte gelegen in de gemeente van het college van burgemeester en wethouders dat de urgentieverklaring verleend heeft.
Artikel 3.4. Slaapkamertal
1. Het in het woonruimtetype op te nemen slaapkamertal van de urgentie wordt bepaald aan
de hand van de grootte en samenstelling van het huishouden dat houder is van de urgentieverklaring, overeenkomstig de onderstaande tabel.
Aantal personen dat deel uitmaakt van het huishouden
Nadere beschrijving van de samenstelling van het huishouden
Aantal slaapkamers
3
2 ouders* en kind
2
* of daaraan, gelet op de zorg van het inwonende kind of de inwonende kinderen, gelijk te stellen persoon of personen zoals voogd, pleeg- of stiefouder.

Voetnoten

1.Onder wooncarrière wordt volgens artikel 3.3, derde lid, van bijlage I bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam verstaan:
2.Zie overweging 5.2. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4175).