ECLI:NL:RBROT:2025:2675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/684427 / JE RK 24-1820 en C/10/692322 / FA RK 25/169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en beëindiging gezag van een minderjarige

Op 24 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond betrokken bij de procedure. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn oma vaderszijde in een netwerkpleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder psychische problemen heeft en niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder moet worden beëindigd, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De GI is benoemd tot voogd over de minderjarige, zodat belangrijke beslissingen in samenspraak met de GI kunnen worden genomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/684427 / JE RK 24-1820 en C/10/692322 / FA RK 25/169
datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking van de rechtbank over gezagsbeëindiging en
verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Pershad, kantoorhoudende te Rotterdam;
[naam oma],
hierna te noemen: de oma vaderszijde, wonende in [woonplaats] .
De rechtbank merkt tevens al belanghebbende aan in het verzoek van de Raad:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 10 september 2024, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 6 januari 2025, binnen gekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het wijzigingsverzoek van de Raad van 6 januari 2025;
  • de bereidverklaring van de GI van 11 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. S. Ben Ahmed, namens de moeder, waarnemend voor mr. S. Pershad;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3] ;
- de oma vaderszijde.
1.3.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma vaderszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 september 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 september 2024 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 22 maart 2025, waarbij het verzoek voor het overige tot
1 februari 2025 pro forma is aangehouden.

3.De (aangehouden) verzoeken

Ten aanzien van C/10/684427 / JE RK 24-1820 verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Van dit verzoek resteert nog de periode tot 22 september 2025.
Ten aanzien van C/10/692322 / FA RK 25/169 beëindiging gezag
3.2.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige] woont al jaren bij zijn oma en het is fijn dat hij daar tot zijn meerderjarigheid kan blijven. De moeder is onmachtig, het is heel verdrietig maar het is buiten haar schuld dat zij nu in deze positie is beland. Er is geen zicht op een terugplaatsing bij de moeder. De oma wil ook dat de voogdij bij de GI komt te liggen, zij heeft goed contact met de GI. Er is geen contact met de vader en ook niet met zijn verdere familie.
4.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. Er is geen grip op de moeder. Ondanks dat blijft de GI proberen een warm contact met haar te krijgen. Jeugdbeschermer [naam 2] is blij dat zij betrokken kan blijven bij het gezin. [minderjarige] heeft een coach van YES. De groepstherapie van de KOPP groep is nu niet passend voor [minderjarige] .
4.3.
Mr. Ben Ahmed heeft naar voren gebracht dat het haar niet gelukt is om in contact te komen met de moeder. Het standpunt van de moeder is haar niet bekend.
4.4.
De oma vaderszijde heeft aangegeven dat zij instemt met het verzoek van de Raad. Zij is blij dat belangrijke beslissingen voortaan in samenspraak met de GI genomen kunnen worden en [minderjarige] niet langer afhankelijk zal zijn van toestemming van de moeder.

5.De beoordeling

Ten aanzien van C/10/692322 / FA RK 25/169 beëindiging gezag
5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan. Ook vindt de rechtbank dat het gezag van de moeder dient te worden beëindigd. De rechtbank wijst het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toe. De rechtbank legt hierna uit waarom.
5.3.
Sinds 22 september 2020 staat [minderjarige] onder toezicht en hij woont sinds februari 2020 bij de oma vaderszijde. Er is geen contact tussen [minderjarige] en zijn vader, hij is nooit actief betrokken geweest bij de opvoeding. De moeder zat destijds in detentie. De moeder is een tijd gemotiveerd geweest voor het krijgen van een eigen woning en het organiseren van een thuisplaatsing van [minderjarige] . Ondanks de zorgen werd de omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] met stapjes uitgebreid. De moeder woonde vervolgens begeleid bij Stichting Elckerlyc en hier groeiden de zorgen. De moeder kwam verward en onvoorspelbaar over, waardoor de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder is stopgezet.
5.4.
Op dit moment is nog de grootste zorg de psychische gesteldheid van de moeder en de impact hiervan op [minderjarige] . De moeder is zorgmijdend en zij lijkt geen inzicht te hebben in haar problematiek. De moeder is psychisch in de war en zij weigert hulpverlening om de zorgen hierover te verminderen. De moeder neemt op dit moment beslissingen die niet in het belang zijn van [minderjarige] en die belastend zijn voor hem. Zo staat de moeder geregeld onaangekondigd bij oma voor de deur op zoek naar [minderjarige] , wat voor [minderjarige] heel vervelend is. Daarnaast wordt bij Elckerlyc (waar de moeder nog in een opvangwoning woont) gezien dat zij elke vorm van ondersteuning weigert en in toenemende mate verward gedrag vertoont.
5.5.
De oma vaderszijde loopt er al tijden tegenaan dat zij bij elke beslissing of aanvraag die [minderjarige] betreft, de toestemming van de moeder nodig heeft. De moeder is wisselend in het geven van toestemming en zij is slecht bereikbaar voor de oma en voor de hulpverlening. Zo heeft de oma geen bankrekening kunnen openen voor [minderjarige] en heeft het lang geduurd voordat oma de toestemming van de moeder had om een reis met [minderjarige] te kunnen maken. [minderjarige] woont al vijf jaar bij zijn oma en hier ligt zijn perspectief. Een gezag beëindigende maatregel is dan ook op zijn plaats.
5.6.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de voogdij wordt belegd bij een neutrale partij, namelijk de GI. De GI kan dan belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen. Ook kan de GI de regie houden ten aanzien van de in te zetten hulpverlening voor [minderjarige] en de moeder begeleiden bij het invullen van haar rol van moeder op afstand. Daarnaast kan de GI het herstel van het contact tussen de moeder en de oma vaderszijde en tussen de moeder en [minderjarige] op een passende wijze vormgeven en begeleiden. De rechtbank verwacht dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] door [minderjarige] met de onderhavige beslissing als minder belastend zal worden ervaren. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
5.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
5.8.
Op grond van artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de moeder, als ouder van wie het gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in het bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [minderjarige] .
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van C/10/684427 / JE RK 24-1820 verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.10.
Omdat het verzoek van de Raad zal worden toegewezen, is er geen aanleiding meer om de gronden van het aangehouden verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing te onderzoeken. Dit verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam moeder], geboren op [geboortedatum 2] 1991 in [geboorteplaats 2] , over [minderjarige] ;
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
6.3.
veroordeelt de moeder aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [minderjarige] te doen;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van J.A. van Soest als griffier, en op schrift gesteld op 3 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.