ECLI:NL:RBROT:2025:2656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/692619 / KG ZA 25-29
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering van woning in kort geding tussen ex-partners

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man vordert dat de vrouw haar medewerking verleent aan de levering van hun gezamenlijke woning aan hem, terwijl de vrouw een tegenvordering heeft ingediend om de woning aan een derde te verkopen. De man stelt dat hij heeft voldaan aan de voorwaarden die door het Gerechtshof zijn gesteld voor de toebedeling van de woning aan hem. De vrouw betwist dit en stelt dat de man niet aan de voorwaarden heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man grotendeels toegewezen en de tegenvorderingen van de vrouw afgewezen. De vrouw is veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning aan de man, onder de voorwaarde dat zij ten tijde van de levering wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldschuld. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, gezien de lange periode sinds de echtscheiding en het feit dat hij al geruime tijd in de woning woont. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/692619 / KG ZA 25-29
Vonnis in kort geding van 3 maart 2025
in de zaak van
[naam man],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.M.H. Vriesde te Rotterdam,
tegen
[naam vrouw],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam.
De partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
De man en de vrouw waren getrouwd. Zij zijn op dit moment nog samen eigenaar van de woning aan het adres [adres 1] ( [postcode 1] ) in Rotterdam. De man woont in de woning en voldoet alle lasten. In een beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 24 juli 2024 is de woning onder een voorwaarde aan de man toegedeeld. Volgens de man heeft hij aan die voorwaarde voldaan, maar werkt de vrouw desondanks niet mee aan de levering van de woning aan de man. Daarom vordert de man (na wijzigingen) in deze zaak – kort gezegd – dat de vrouw wordt veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de man en dat wordt bepaald dat dit vonnis eventueel in de plaats van de medewerking van de vrouw treedt.
De vrouw is het niet eens met de vorderingen van de man. Volgens de vrouw heeft de man niet aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarde voldaan, en moet de woning daarom nu aan een derde worden verkocht. Dit vordert de vrouw daarom – kort gezegd – als tegenvordering. Verder is de vrouw van mening dat de man alleen verrekenposten benoemt die in zijn voordeel zijn en dat hij nalaat verrekenposten te benoemen die in haar voordeel zijn.
De voorzieningenrechter wijst de (gewijzigde) vorderingen van de man grotendeels toe en wijst de tegenvorderingen van de vrouw af. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 januari 2025, met bijlagen 1 tot en met 23;
  • de aanvullende bijlagen 24 tot en met 26 van de man;
  • de conclusie van antwoord houdende eis in reconventie (tegenvordering), met bijlagen 1 en 2;
  • de aanvullende bijlage 3 van de vrouw;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermeerdering/wijziging van eis;
  • de akte wijziging van eis van de man;
  • de mondelinge behandeling op 10 februari 2025;
  • de pleitaantekeningen van mr. Vriesde.
2.2.
De zaak is na afloop van de mondelinge behandeling op verzoek van partijen één week aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen te proberen de zaak in onderling overleg op te lossen. De advocaat van de man heeft de voorzieningenrechter op 17 februari 2025 bericht dat de man verzoekt om vonnis te wijzen. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat de partijen er niet in zijn geslaagd om de zaak samen op te lossen. Daarom wordt nu dit vonnis gewezen.
2.3.
De advocaat van de man heeft bij haar bericht van 17 februari 2025 nog een bijlage gevoegd. De voorzieningenrechter voegt die bijlage toe aan het procesdossier. De bijlage betreft een verklaring van een medewerkster van het notariskantoor [naam notariskantoor] waarin wordt onderschreven dat de notaris, zoals de advocaat van de man tijdens de mondelinge behandeling al stelde, de akte van verdeling kan opmaken na toewijzing van de vorderingen van de man onder I., II. en III. subsidiair (zie hierna in 3.1.) en de beschikkingen van deze rechtbank en het Gerechtshof, zonder rekening te houden met de verrekenposten. Deze stelling is tijdens de mondelinge behandeling door (de advocaat van) de vrouw niet betwist. Daarom wordt de vrouw niet in haar recht op wederhoor geschaad door haar geen gelegenheid meer te bieden zich over de bijlage uit te laten.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.
De man vordert – na wijziging van zijn vorderingen – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van haar aandeel (van 50%) in de eigendom van de woning aan het adres [adres 1] ( [postcode 1] ) in Rotterdam aan de man;
II. te bepalen dat aan de man vervangende toestemming wordt verleend indien de vrouw niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking verleent en dat dit vonnis dezelfde kracht heeft en in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de vrouw ter zake de door de notaris op te stellen akte van verdeling/levering met betrekking tot de woning;
III.
primairte bepalen dat de helft van de overwaarde van de woning inclusief de helft van het saldo van de levensverzekering bij Waard-verzekering per peildatum (overdracht van de woning) aan de vrouw toekomt, met de bepaling dat dit bedrag wordt verrekend met de vorderingen van de man op de vrouw, ad € 13.614,94 minus de helft van het bedrag aan gemeentelijke heffingen (WOZ-aanslagen en rioolheffingen 2021) en SVHW 2021 van de huurwoning aan het adres [adres 2] ( [postcode 2] ) in Rotterdam, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter juist acht, en
subsidiairte bepalen dat de helft van de overwaarde van de woning inclusief de helft van het saldo van de levensverzekering bij Waard-verzekering per peildatum (overdracht van de woning) aan de vrouw toekomt;
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten (met rente).
3.2.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de woning aan het adres [adres 1] ( [postcode 1] ) in Rotterdam aan een derde verkocht moet worden en dat de man zijn medewerking daaraan moet verlenen;
te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van enige van de man benodigde handeling om te komen tot het te koop zetten van de woning aan het adres [adres 1] ( [postcode 1] ) in Rotterdam en het uiteindelijke notariële transport, althans een zodanige formulering als de voorzieningenrechter geraden acht;
met veroordeling van de man in de proceskosten.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

De man heeft voldaan aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarde voor toebedeling van de woning aan hem

4.1.
Het Gerechtshof Den Haag heeft in overwegingen 5.11. en 5.12. van zijn beschikking van 24 juli 2024 (zaaknummer 200.317.687/01) – voor zover van belang – het volgende overwogen (vet aangebracht door de voorzieningenrechter):

5.11. Het hof gaat ervan uit dat door deze beschikking verdere duidelijkheid voor partijen ontstaat en zal daarom aan de man nog een bepaalde termijn geven om zijn voornemen om de woning over te nemen te realiseren. Dat houdt in dat,indien de manvoor 1 november 2024een bericht van de hypotheekadviseur aan de vrouw kan aanleveren waaruit blijkt dat hij in staat is het eigendomsdeel van de vrouw in de woning over te nemen, de woning aan hem dient te worden toebedeeld.De woning zal in dat geval aan hem worden toebedeeld tegen de reeds tussen partijen overeengekomen getaxeerde waarde van € 305.000,-op voorwaarde dat voor 1 november 2024 de financiering rond is, zodanig dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake van de hypothecaire geldlening wordt ontslagen.Partijen dienen daarbij ieder de helft van de notariskosten te voldoen en de overwaarde (taxatiewaarde minus de hypothecaire geldlening) moet bij helfte worden verdeeld, waarbij de man de polis van de levensverzekering bij Florius overneemt en aan de vrouw de helft van de waarde van de polis per datum overdracht van de woning toekomt.
5.12.
Indien de man voor voornoemde datum niet in staat blijkt de woning over te nemen, dient deze te worden verkocht aan een derde (…).”.
4.2.
De advocaat van de man heeft de toenmalige advocaat van de vrouw bij een e-mail van 25 oktober 2024 een bericht van de hypotheekadviseur van de man van 11 september 2024 gestuurd. In dat bericht van de hypotheekadviseur staat – voor zover van belang – het volgende:

Ik heb je advocate net gesproken, waarbij ze aangaf dat je ex nu toch weer meer verrekend kan hebben, dat is nog steeds geen probleem. Ik heb geen rekening gehouden met jouw overbedeling in het convenant, van € 13.600,-. Dus als het convenant nog wordt aangepast, en dat bedrag zou wat omlaag gaan, dan kun jij nog steeds de hypotheek overnemen. In de hypotheek heb ik er rekening mee gehouden dat jij met de overname van de hypotheek haar de helft van de overwaarde kunt uitbetalen, het geld wat je van haar krijgt hoe daar dus niet in mindering op te worden gebracht.
Zie bijgaande opzet. Die € 70;740,- is de helft van de overwaarde.”.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man met dit bericht van zijn hypotheekadviseur op tijd aan de vrouw heeft laten blijken dat hij in staat is om haar onverdeelde eigendomsdeel in de woning over te nemen (haar uit te kopen) uitgaande van de woningwaarde van € 305.000,00. De man heeft dus aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarde voor toedeling van de woning aan hem voldaan.
4.4.
Anders dan de vrouw stelt, wordt in de opzet van de hypotheekadviseur niet alleen de helft van de overwaarde gefinancierd maar ook de huidige hypothecaire geldlening, zodat het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huidige hypothecaire schuld wordt gerealiseerd. Die schuld wordt kennelijk afgelost met de nieuwe hypothecaire lening die alleen de man aan gaat. Verder berust het standpunt van de vrouw dat de man óók voor 1 november 2024 tegenover haar had moeten aantonen dat hij de helft van de waarde van de polis van de levensverzekering bij Florius kon financieren, op een verkeerde lezing van de beschikking van het Gerechtshof. Het Gerechtshof heeft over de polis slechts overwogen dat de helft van de waarde daarvan op de datum van de overdracht van de woning aan de vrouw toekomt, en niet, dat de man voor 1 november 2024 tegenover de vrouw moet aantonen dat hij (ook) dat bedrag kan financieren als voorwaarde voor toedeling van de woning aan de man.
Dat er (destijds) geen stukken waren waaruit blijkt wat de waarde van de polis van de levensverzekering bij Florius is, maakt dat niet anders. Overigens is die waarde inmiddels niet heel groot gebleken. Uit bijlage 25 van de man blijkt dat het gaat om een oude Conservatrix polis (polisnummer [polisnummer 1] ) die nu loopt bij Waard verzekeringen met polisnummer [polisnummer 2] , waarvan de curatoren van Conservatrix aan de Belastingdienst hebben meegedeeld dat de waarde per 1 januari 2023 € 2.755,00 is. Die waarde was in maart 2022 nog € 2.925,00 (vgl. bijlage 3 van de man) en werd dus kleiner in de tussenliggende tijd. Het lijkt om een premievrij gemaakte polis te gaan.
Dat niet is gebleken dat sprake is van een onvoorwaardelijke toezegging van een hypotheekverstrekker doet evenmin af aan het oordeel dat de woning aan de man wordt toegedeeld, omdat het Gerechtshof die voorwaarde niet heeft verbonden aan toedeling van de woning aan de man.
De tegenvorderingen van de vrouw worden afgewezen
4.5.
Gelet op het hiervoor overwogene is het standpunt van de vrouw dat de woning aan een derde moet worden verkocht onjuist. Haar daarop gerichte tegenvorderingen worden dus afgewezen.
De man heeft voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering tot medewerking
4.6.
De echtscheiding van de partijen is al in een beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2022 uitgesproken en op 11 augustus 2022 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Dat is inmiddels dus ruim 2,5 jaar geleden. De man woont sindsdien in de onverdeelde woning. Vast staat dat de vrouw voorafgaand aan 1 november 2024 telkens niet heeft gereageerd op verzoeken van de man om tot levering van de woning aan hem te komen of zelfs maar tot overleg. De man heeft er daarom op dit moment voldoende spoedeisend belang bij om in deze zaak te vorderen dat de vrouw haar medewerking verleent aan de levering van de woning.
De vorderingen van de man worden grotendeels toegewezen
4.7.
De vrouw zal worden veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de man onder de voorwaarde dat de vrouw ten tijde van de levering zal zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huidige hypothecaire geldschuld.
4.8.
Verder zal worden bepaald, en dient dit in de akte van verdeling te worden opgenomen, dat de helft van de overwaarde van de woning, uitgaande van toedeling aan de man tegen een waarde van de woning van € 305.000,00, alsmede de helft van het saldo van de levensverzekering bij Waard-verzekering per datum van passeren van de akte van verdeling, aan de vrouw toekomt, zoals de man subsidiair onder III. heeft gevorderd.
Volgens de man kan de conceptakte van verdeling (die hij nodig heeft voor de financiering van de uitkoop) al daarmee, en aan de hand van de beschikkingen van deze rechtbank en het Gerechtshof, worden opgesteld, zonder dat dus rekening wordt gehouden (in dit vonnis en in die akte van verdeling) met de verrekenposten die de man in dit kort geding (bovendien) nog stelt te hebben (zie de bijlage bij het bericht van de advocaat van de man van 17 februari 2025) maar die de vrouw betwist of waartegenover zij eigen verrekenposten in stelling brengt. Bij een beslissing over die verrekenposten door de voorzieningenrechter (primair gevorderde onder III.) heeft de man dan ook onvoldoende belang.
Ook kan de voorzieningenrechter op dit moment niet vaststellen op welke bedragen beide partijen nog recht hebben, terwijl het kort geding zich er niet voor leent dienaangaande bewijslevering toe te staan.
Het ligt voor de hand dat partijen snel in overleg treden over de (extra) verrekenposten waarop zij menen nog aanspraak te kunnen maken, om een bodemprocedure over die verrekenposten te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een gezamenlijk overleg op het kantoor van één van hun advocaten, waarbij beide partijen uiterlijk een week voor het overleg een overzicht van de verrekenposten waar zij aanspraak op maken (inclusief onderbouwende stukken) aan de andere partij toesturen.
4.9.
Voor het geval de vrouw geen medewerking verleent aan het opstellen van een akte van verdeling als hiervoor aangeduid, wordt bepaald dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de vrouw ter zake de door de notaris op te stellen akte van verdeling.
De proceskosten
4.10.
In zaken tussen ex-partners is het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt. De voorzieningenrechter ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het belang van de man dat daarmee is gediend zwaarder weegt dan het tegenovergestelde belang van de vrouw.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering aan de man van (haar eigendomsaandeel in) de woning gelegen aan de [adres 1] te [postcode 1] Rotterdam, onder de voorwaarde dat de vrouw ten tijde van die levering zal zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening;
5.2.
bepaalt dat de helft van de overwaarde van de woning, uitgaande van toedeling en levering aan de man van de woning tegen een woningwaarde van € 305.000,00, en de helft van de (afkoop)waarde van de levensverzekering bij Waard-verzekering per datum levering van de woning aan de man, aan de vrouw toekomt;
5.3.
bepaalt – voor het geval de vrouw geen medewerking verleent aan het opstellen van een (concept)akte van verdeling in de hiervoor bepaalde zin en het passeren daarvan – dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de vrouw ter zake die akte;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2025.
3349 / 638