ECLI:NL:RBROT:2025:2655

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693523 / KG ZA 25-78
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetten zorg- en dienstverleningsovereenkomst en tegenvordering tot meewerken aan overplaatsing naar andere zorginstelling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen de curatoren van [persoon A] dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [naam instelling] wordt voortgezet. De curatoren, [curator 1] en [curator 2], zijn van mening dat de opzegging van de overeenkomst door [naam instelling] onterecht is. De overeenkomst was gesloten na een ernstig ongeval van [persoon A], dat zorg vereiste. [naam instelling] heeft de overeenkomst opgezegd, wat de curatoren niet accepteren. Ze eisen dat [naam instelling] haar verplichtingen nakomt tot de overeenkomst rechtens eindigt en dat beperkende maatregelen worden opgeheven. [naam instelling] daarentegen stelt dat de opzegging op goede gronden is gebeurd en vordert dat de curatoren meewerken aan de overplaatsing van [persoon A] naar een andere zorginstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter op basis van artikel 22 lid 1 Rv bevolen dat [naam instelling] bepaalde geanonimiseerde stukken, de zogenaamde MIM's (Melding Incidenten Medewerker), in het geding moet brengen. Deze MIM's zijn cruciaal voor de beoordeling van de zaak, omdat ze de redenen onderbouwen voor de opzegging van de overeenkomst. [naam instelling] heeft geweigerd deze stukken aan de curatoren te overhandigen, met als argument dat dit inbreuk zou maken op de privacy van de medewerkers die de MIM's hebben ingediend. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van deze stukken niet gerechtvaardigd is, gezien de kwetsbare situatie van [persoon A] en het recht van de curatoren om zich te verweren tegen de inhoud van de MIM's.

De voorzieningenrechter heeft [naam instelling] de gelegenheid gegeven om aan te geven of zij volhardt in de beperking van de kennisneming. Indien [naam instelling] dit doet, zal de zaak worden verwezen naar een andere voorzieningenrechter voor verdere behandeling. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/693523 / KG ZA 25-78
Vonnis in kort geding van 26 februari 2025
in de zaak van

1.[curator 1] ,

woonplaats: Amsterdam
2. [curator 2],
woonplaats: Zeist,
in hun hoedanigheid van curatoren van de heer [persoon A],
eisers in conventie, verweersters in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. Y.A.E. Vlassenroot te Haarlem,
tegen
[naam instelling],
statutaire vestigingsplaats: Dordrecht,
gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaten mrs. J.F.T.A. van den Eijnden en D. van der Wal te Rotterdam.
De partijen worden hierna [curator 1] , [curator 2] en [naam instelling] genoemd. [curator 1] en [curator 2] worden hierna samen de curatoren genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[curator 1] en [curator 2] zijn curatoren van [persoon A] ( [voornaam persoon A] ). [curator 1] is de moeder van [voornaam persoon A] . [voornaam persoon A] heeft op 31 juli 2023 een ernstig ongeval gehad, als gevolg waarvan hij zorg nodig had en heeft. De curatoren (destijds mentoren van [voornaam persoon A] ) hebben met ingang van 19 maart 2024 een zorg- en dienstverleningsovereenkomst (de Overeenkomst) met [naam instelling] gesloten. [naam instelling] heeft de Overeenkomst – na een aantal gesprekken met, en waarschuwingen en het opleggen van een bezoekregeling aan, de curatoren – op 3 september 2024 opgezegd tegen, uiteindelijk, 15 februari 2025. De curatoren zijn het niet eens met de opzegging van de Overeenkomst. Daarom vorderen zij in deze zaak – kort gezegd – dat het [naam instelling] onder druk van een dwangsom wordt bevolen om haar verplichtingen uit de Overeenkomst na te komen tot het moment dat de Overeenkomst rechtens en onherroepelijk eindigt en om alle beperkende maatregelen die aan de curatoren zijn opgelegd ongedaan te maken. [naam instelling] is het niet eens met de vorderingen van de curatoren. Volgens [naam instelling] heeft zij op goede gronden besloten om de Overeenkomst op te zeggen en moeten de curatoren meewerken aan de overplaatsing van [voornaam persoon A] naar een andere zorginstelling. [naam instelling] heeft daartoe strekkende tegenvorderingen onder druk van een dwangsom ingesteld. Voor het geval dat de vorderingen van de curatoren (gedeeltelijk) worden toegewezen, vordert [naam instelling] om de curatoren onder druk van een dwangsom te gebieden om de aan hen opgelegde bezoekregeling na te komen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 januari 2025, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • de aanvullende bijlagen 11 tot en met 23 van de curatoren;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met bijlagen 1 tot en met 17;
  • de mondelinge behandeling op 21 februari 2025;
  • de pleitaantekeningen van mr. Vlassenroot;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van den Eijnden.

3.De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

3.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of de Overeenkomst op goede gronden door [naam instelling] is opgezegd. De curatoren menen van niet en [naam instelling] meent van wel.
3.2.
Het standpunt van [naam instelling] dat zij de Overeenkomst op goede gronden heeft opgezegd, onderbouwt [naam instelling] voor een belangrijk deel met zogeheten MIM’s (Melding Incidenten Medewerker). In de conclusie van antwoord heeft [naam instelling] uitgelegd dat MIM’s meldingen van incidenten zijn die zich hebben voorgedaan binnen [naam instelling] , welke incidenten tot een schadelijk gevolg bij medewerkers hebben geleid of hadden kunnen leiden. Een MIM wordt volgens [naam instelling] gedaan op het moment dat een bepaalde gebeurtenis een grote impact heeft op een medewerker. In een MIM noteert een melder het type incident, een beschrijving van het incident en het effect dat het incident heeft op de medewerker. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam instelling] hier nog aan toegevoegd dat een MIM pas wordt gedaan als de emmer overloopt en dat de MIM’s waar [naam instelling] over beschikt dus slechts het topje van de ijsberg zijn. Kortom, [naam instelling] hecht veel waarde aan de inhoud van de MIM’s.
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het voor een goede beoordeling van deze zaak noodzakelijk is dat zij op de hoogte is van de inhoud van de MIM’s. De MIM’s liggen ten grondslag aan het grensoverschrijdend gedrag dat [naam instelling] de curatoren verwijt en de MIM’s zijn voor [naam instelling] ook aanleiding geweest om (i) gesprekken met de curatoren te voeren, (ii) de curatoren waarschuwingen te geven, (iii) een bezoekregeling aan de curatoren op te leggen en uiteindelijk (iv) de Overeenkomst op te zeggen. De MIM’s spelen in deze zaak dus een belangrijke, zo niet cruciale rol.
3.4.
De voorzieningenrechter heeft [naam instelling] tijdens de mondelinge behandeling op grond van artikel 22 lid 1 Rv mondeling bevolen om de, overigens geanonimiseerde, MIM’s, waarop ook de datum van het betreffende incident zwart gemaakt was, in het geding te brengen. [naam instelling] heeft dat als zodanig geweigerd. Volgens [naam instelling] verzetten – kort gezegd – het veiligheidsgevoel en de privacy van de medewerkers die de MIM’s hebben ingediend zich ertegen dat de curatoren van de inhoud van de MIM’s kennisnemen. [naam instelling] heeft vervolgens medegedeeld dat zij er wel mee kan instemmen dat de voorzieningenrechter en de advocaat van de curatoren, maar niet de curatoren zelf, van de inhoud van de MIM’s kennisnemen. De advocaat van de curatoren heeft laten weten daar niet mee in te stemmen.
3.5.
Het uitgangspunt is dat iedere partij van alle processtukken kennis kan nemen. Dit houdt niet alleen verband met het beginsel van hoor en wederhoor, maar ook met het beginsel van
equality of arms. Een partij moet immers weten waar hij of zij op moet reageren of zich tegen moet verweren. Artikel 22 lid 2 Rv vormt in zoverre een uitzondering op dit uitgangspunt. Dat bevat de mogelijkheid dat uitsluitend de rechter van bepaalde stukken kennis neemt. Voor de in 3.4. bedoelde wijze van beperkte kennisneming die [naam instelling] voorstaat, bevat artikel 22 Rv geen regeling.
Het is vervolgens aan de rechter om te beslissen of de beperking van de kennisneming van de stukken – alleen door de rechter – gerechtvaardigd is (artikel 22 lid 3 Rv).
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter [naam instelling] bevolen om de MIM’s, voorzien van de data van de verschillende incidenten, over te leggen, aan welk bevel [naam instelling] heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft meegedeeld dat zij zal beoordelen of de beperking van de kennisneming van de MIM’s – in die zin dat alleen de voorzieningenrechter daarvan kennisneemt – al dan niet gerechtvaardigd is, waarna ofwel [naam instelling] zich mag uitlaten in de in artikel 22 lid 4 Rv bedoelde zin dan wel de curatoren in de in artikel 22 lid 5 Rv bedoelde zin.
3.7.
Na lezing van de MIM’s is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beperking van de kennisneming daarvan niet gerechtvaardigd is. De MIM’s vormen een belangrijk, zo niet cruciaal deel van de onderbouwing van het standpunt van [naam instelling] dat zij de Overeenkomst op goede gronden heeft opgezegd. Daarmee komt de lat om te oordelen dat een beperking van de kennisneming van de MIM’s gerechtvaardigd is nog hoger te liggen dan normaal al het geval is en die hoge lat wordt in dit geval niet gehaald. De voorzieningenrechter wil aannemen dat de curatoren, een deel van, de MIM’s kunnen herleiden tot specifieke medewerkers. Voorstelbaar is dat die medewerkers zich daar niet prettig bij voelen, maar dit weegt – gelet op het gevolg van het opzeggen van de Overeenkomst door [naam instelling] en de kwetsbare situatie waarin [voornaam persoon A] zich bevindt – niet op tegen het recht van de curatoren om zich tegen de inhoud van de MIM’s te kunnen verweren.
3.8.
Gelet op het voorgaande wordt [naam instelling] in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij volhardt bij de door haar gewenste beperking van de kennisneming (door alleen de voorzieningenrechter). Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat [naam instelling] daar tot en met 3 maart 2025 de tijd voor krijgt.
3.9.
Als [naam instelling] volhardt in de gewenste beperking van de kennisneming, wordt de zaak voor de verdere behandeling verwezen naar een andere voorzieningenrechter, die – na het houden van een nieuwe mondelinge behandeling, waarvoor in dat geval verhinderdata opgevraagd worden – uit de weigering van [naam instelling] de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht (artikel 22 lid 4 Rv).
3.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
stelt [naam instelling] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten als bedoeld in 3.8. van dit vonnis, uiterlijk op 3 maart 2025;
4.2.
bepaalt – voor het geval dat [naam instelling] volhardt bij de beperking van de kennisneming – dat de zaak voor de verdere behandeling wordt verwezen naar een andere voorzieningenrechter;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
3349 / 2009