ECLI:NL:RBROT:2025:2652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693798 / HA RK 25-109
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

Op 20 februari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter T.M. Riemens, ingediend door de advocaat van verzoeker, mr. R.F. Nelisse. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling in een strafzaak tegen verzoeker, waarbij de rechter vragen had gesteld over de proceskosten en de rol van de benadeelde partij. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was of de schijn van partijdigheid had gewekt door zijn opmerkingen tijdens de zitting.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking op 5 februari 2025 was ingediend en dat de rechter tijdens de behandeling van de strafzaak een grote vrijheid heeft in de manier waarop de zaak wordt behandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de vragen van de rechter niet getuigen van vooringenomenheid en dat de advocaat van verzoeker voldoende gelegenheid had om zijn verweer te voeren. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan en wees het verzoek tot wraking af.

De beslissing van de wrakingskamer werd direct na de mondelinge behandeling bekendgemaakt, en het proces-verbaal van deze uitspraak is opgemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het gebouw van de Rechtbank Rotterdam, waar de zitting plaatsvond met aanwezigheid van de rechters en de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingkamer
zaak- en rekestnummer: C/10/693798 / HA RK 25-109
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 februari 2025
op het verzoek van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. R.F. Nelisse.
strekkende tot de wraking van
mr. T.M. RIEMENS,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank, locatie Rotterdam.
Aanwezig zijn mr. J. van den Bos, voorzitter, en mr. F. Aukema-Hartog en mr. F.P.J. Schoonen, rechters, en mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de advocaat van verzoeker;
  • de rechter.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Aansluitend op de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer – na een onderbreking voor beraad – direct mondeling uitspraak gedaan, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.

1.Beoordeling

1.1.
Verzoeker heeft op 5 februari 2025 een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de strafzaak tegen verzoeker. Deze strafzaak heeft het parketnummer 10.165856.24. Het dossier van deze strafzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of – kort gezegd – de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2025 partijdig was of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De wrakingskamer is van oordeel dat geen sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan.
1.3.
De wrakingskamer constateert dat de advocaat van verzoeker heeft gesteld dat het wrakingsverzoek is beperkt tot wat in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de strafzaak staat. In dat proces-verbaal staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
De raadsmanvraagt of de benadeelde partij in aanmerking komt voor een toevoeging.
De gemachtigde van de benadeelde partijmerkt op dat dit inderdaad het geval is.
De raadsmanvraagt op welke rechtsgrond de proceskosten dan gevorderd worden.
De gemachtigde van de benadeelde partijlegt uit dat de toevoeging uiteindelijk omgezet kan worden naar een betalende client.
De politierechtermerkt op: volgens mij werkt het zo dat op het moment dat een
proceskostenveroordeling wordt uitgesproken, de vergoeding door de Raad voor
Rechtsbijstand wordt afgetrokken van de uitgekeerde toevoegingsgelden en dat de
gemachtigde van de benadeelde partij deze moet verhalen op de verdachte.
De raadsmanmerkt op dat het makkelijker is om de proceskosten niet te vorderen, omdat dat makkelijker zou zijn voor de gemachtigde van de benadeelde partij. omdat hij dan geen kosten hoeft te verhalen, en dat bovendien de verdachte dan niets hoeft te betalen.
De politierechtermerkt op: is dat dan niet een beetje oneigenlijk? Want dan betaalt de belastingbetaler de proceskosten.
De raadsmanmerkt op: ik vroeg enkel op welke rechtsgrond de vordering van de
proceskosten gebaseerd zou zijn en nu geeft u, politierechter, al duidelijk te kennen hoe u erover denkt.
De politierechtermerkt op: ik legde naar aanleiding van uw vraag alleen de gang van zaken uit, hoe dat verloopt bij de Raad voor Rechtsbijstand. Ik vroeg slechts aan u of het niet een beetje oneigenlijk is als de belastingbetaler deze kosten moet dragen als er geen vergoeding van proceskosten wordt gevorderd.
De raadsmanvraagt schorsing om te overleggen met zijn client.
De politierechterschorst de behandeling van de zaak.
Na korte tijd hervat
de politierechterde zitting.
De raadsmandeelt mede: Mijn cliënt had gehoopt vandaag de zaak af te sluiten, maar ik vroeg iets over de proceskosten zonder stelling in te nemen en toen zei u: Als meneer niet betaalt dan betaalt de belastingbetaler en u gaf hiermee te kennen dat u het onredelijk vindt dat de belastingbetaler dan opdraait voor de kosten. Ik had nog geen verweer gevoerd en u gaf al te kennen hoe u zou oordelen, dus ik dien een wrakingsverzoek in.
De politierechtervraagt op welke gronden het wrakingsverzoek berust.
De raadsmandeelt mede: Ik was van plan om een verweer te voeren met betrekking tot de proceskosten. Dit is beter voor de gemachtigde van de benadeelde partij, die dan niet hoeft aan te kloppen bij de benadeelde partij voor zijn geld en als tweede is het beter voor mijn cliënt die dan minder kosten heeft. Ik wilde dit verweer voeren en u heeft al laten weten hoe u hierover denkt. (…)”
(Vet in origineel)
1.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter een grote vrijheid heeft in de manier waarop de strafzaak wordt behandeld. De rechter bepaalt welke vragen er worden gesteld en die vragen mogen ook kritisch of prikkelend zijn. De rechter heeft gevraagd of het niet een beetje oneigenlijk is als de benadeelde partij de proceskosten niet zou vorderen, zodat verzoeker dan geen proceskosten hoeft te betalen en in feite de belastingbetaler wel. Verzoeker en de rechter verschillen van mening of dit een reële vraag of een retorische vraag is. De wrakingskamer laat die vraag onbeantwoord want zelfs als het een retorische vraag was, is de wrakingskamer nog van oordeel dat de rechter door het stellen van deze vraag niet vooruit is gelopen op een te nemen beslissing. Bovendien had de advocaat van verzoeker nog alle gelegenheid om het woord te voeren en verweer te voeren tegen de door de benadeelde partij gevorderde proceskostenveroordeling. De vraag van de rechter getuigt niet van vooringenomenheid tegenover verzoeker en die vraag heeft ook niet de geobjectiveerde schijn gewekt dat de rechter vooringenomen is tegenover verzoeker.
1.5.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Waarvan proces-verbaal,
de voorzitter