ECLI:NL:RBROT:2025:2649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/692387 / HA RK 25-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak

Op 20 februari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. S.H. Poiesz, rechter in een civiele zaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, op 11 januari 2025. De wrakingskamer moest beoordelen of de rechter tijdens een eerdere mondelinge behandeling op 8 januari 2025 partijdig was of de schijn van partijdigheid had gewekt. De wrakingskamer oordeelde dat dit niet het geval was.

De wrakingsgronden van de verzoekers waren voornamelijk gebaseerd op onvrede over de procesbeslissingen van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectieve omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar brengen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat onvrede over procesbeslissingen als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de motivering van de procesbeslissingen van de rechter niet getuigde van vooringenomenheid. De verzoekers hebben niet aangetoond dat de rechter niet onpartijdig was, en de wrakingskamer heeft de zaak op basis van de feiten en omstandigheden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter van de wrakingskamer, met de aanwezigheid van twee andere rechters en de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingkamer
zaaknummer: C/10/692387 / HA RK 25-21
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 20 februari 2025
op het verzoek van

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: [persoon A] ,
strekkende tot de wraking van
mr. S.H. POIESZ,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank, locatie Rotterdam.
Aanwezig zijn mr. J. van den Bos, voorzitter, en mr. F. Aukema-Hartog en mr. F.P.J. Schoonen, rechters, en mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnt:
- de rechter.
Verzoekers en hun gemachtigde zijn, zonder voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Aansluitend op de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer – na een onderbreking voor beraad – op grond van artikel 29a lid 5 Rv direct mondeling uitspraak gedaan, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.

1.Beoordeling

1.1.
Verzoeker heeft op 11 januari 2025 een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met zaak- en rolnummer 11216086 CV EXPL 24-17800 (‘de hoofdzaak’). De hoofdzaak betreft een geschil tussen verzoekers als eisende partij en [gedaagde] (‘ [gedaagde] ’) als gedaagde partij. Het dossier van de hoofdzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of – kort gezegd – de rechter tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2025 partijdig was of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
1.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
1.4.
De wrakingsgronden komen er in de kern op neer dat verzoekers het niet eens zijn met door de rechter genomen procesbeslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
1.5.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
1.6.
De aangevoerde gronden halen deze hoge drempel niet.
1.6.1.
De motivering van de procesbeslissingen van de rechter om (1) de gemachtigde van verzoekers niet toe te staan zijn gehele pleitnota voor te dragen, (2) die pleitnota vervolgens niet aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak te hechten, (3) geen verstek te verlenen tegen [gedaagde] en (4) de door [gedaagde] nader toegezonden stukken aan het procesdossier toe te voegen, getuigt naar het oordeel van de wrakingskamer niet van enige vooringenomenheid. Verzoekers hebben ook niet uitgelegd waarom dit wel het geval zou zijn. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak maakt de wrakingskamer op dat de pleitnota van de gemachtigde van verzoekers grotendeels bestond uit een herhaling van wat al in de dagvaarding stond, zodat het niet van vooringenomenheid tegenover verzoekers getuigt dat de rechter de gemachtigde van verzoekers niet heeft toegestaan die hele pleitnota voor te dragen. Als een pleitnota niet volledig wordt (of: mag worden) voorgedragen, kan die pleitnota ook niet aan het procesdossier worden toegevoegd.
1.6.2.
Verder maakt de wrakingskamer uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak op dat namens [gedaagde] (deurwaarder van beroep) een andere medewerker van het kantoor is verschenen. Blijkbaar was de rechter van oordeel dat voldoende was gebleken dat [gedaagde] door deze medewerker werd en kon worden vertegenwoordigd. Ook dit getuigt niet van vooringenomenheid tegenover verzoekers.
1.6.3.
Tot slot heeft de rechter de gemachtigde van verzoekers een leespauze aangeboden om de door [gedaagde] nader toegezonden stukken met verzoekers door te nemen, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt. Dat de rechter desondanks de door [gedaagde] nader toegezonden stukken wel aan het procesdossier heeft toegevoegd, getuigt ook niet van enige vooringenomenheid tegenover verzoekers.
1.7.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Waarvan proces-verbaal,
de voorzitter