ECLI:NL:RBROT:2025:2649
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak
Op 20 februari 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. S.H. Poiesz, rechter in een civiele zaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, op 11 januari 2025. De wrakingskamer moest beoordelen of de rechter tijdens een eerdere mondelinge behandeling op 8 januari 2025 partijdig was of de schijn van partijdigheid had gewekt. De wrakingskamer oordeelde dat dit niet het geval was.
De wrakingsgronden van de verzoekers waren voornamelijk gebaseerd op onvrede over de procesbeslissingen van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectieve omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar brengen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat onvrede over procesbeslissingen als grond voor wraking kan dienen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij de motivering van de procesbeslissingen van de rechter niet getuigde van vooringenomenheid. De verzoekers hebben niet aangetoond dat de rechter niet onpartijdig was, en de wrakingskamer heeft de zaak op basis van de feiten en omstandigheden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter van de wrakingskamer, met de aanwezigheid van twee andere rechters en de griffier.