ECLI:NL:RBROT:2025:260
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van de NOW-4 tegemoetkoming door de Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderneming uit [plaatsnaam], en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om de definitieve tegemoetkoming op grond van de Vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-4) vast te stellen op nihil en het eerder uitbetaalde voorschot van € 13.029 terug te vorderen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 juli 2024, waarbij de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid de tegemoetkoming op nihil heeft kunnen vaststellen, omdat eiseres niet tijdig de loonaangifte had gedaan, zoals vereist door de NOW-4. Eiseres voerde aan dat de vertraging in de aangifte buiten haar schuld om was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om af te wijken van de strikte regels van de NOW-regeling. De rechtbank benadrukte dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor een tijdige loonaangifte, ook als zij gebruik maakt van een accountant. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de terugvordering onredelijk maakten en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de NOW-regeling.