ECLI:NL:RBROT:2025:2590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
11354734 CV EXPL 24-25774
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot onderhoudswerkzaamheden in de tuin van een gehuurde woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een huurovereenkomst waarbij Woonbron de huurder heeft aangesproken op achterstallig onderhoud van de tuin. Woonbron vorderde een machtiging om onderhoudswerkzaamheden in de tuin uit te voeren, alsook een tijdelijke ontruiming van de tuin om deze werkzaamheden te kunnen verrichten. De huurder heeft aangegeven bereid te zijn om enkele werkzaamheden zelf uit te voeren, maar heeft ook aangegeven dat hij momenteel niet in staat is om de kosten van de gevorderde werkzaamheden te betalen.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron gedeeltelijk toegewezen. De machtiging voor het uitvoeren van bepaalde onderhoudswerkzaamheden in de tuin is goedgekeurd, maar de machtiging voor toekomstige werkzaamheden is afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonbron onvoldoende belang heeft bij de vordering om de tuin periodiek te controleren en dat de huurder niet verplicht is om de heg op een bepaalde hoogte te houden, omdat Woonbron dit niet voldoende heeft onderbouwd.

Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de kosten van de werkzaamheden tot een maximum van € 1.500,00 en is hij verantwoordelijk voor de proceskosten, die zijn begroot op € 1.014,99. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonbron de uitspraak onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de huurder in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11354734 CV EXPL 24-25774
datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Piepers-Westermeijer,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord ter zitting;
  • de mail van Woonbron van 21 januari 2025, met bijlagen.
1.2.
Op 24 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam 1], [naam 2] en [naam 3] namens Woonbron bijgestaan door de gemachtigde van Woonbron. Daarnaast is [gedaagde] ongeveer vijftig minuten na aanvang van de zitting alsnog verschenen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 18 juni 2004 een woning van Woonbron. Sinds 2018 heeft Woonbron [gedaagde] meerdere keren aangesproken op het achterstallige onderhoud van zijn tuin. In 2022 heeft Woonbron daarover een procedure gevoerd tegen [gedaagde]. Die procedure is geëindigd in een schikking, waarbij partijen afspraken hebben gemaakt over de werkzaamheden die [gedaagde] aan zijn tuin zou uitvoeren. [gedaagde] heeft die werkzaamheden ook uitgevoerd.
2.2.
Vervolgens is er volgens Woonbron weer achterstallig onderhoud ontstaan en heeft Woonbron [gedaagde] opnieuw meermaals gesommeerd om de tuin te onderhouden. Woonbron stelt dat [gedaagde] niet aan die sommaties heeft voldaan. Woonbron vordert in deze procedure een machtiging om verschillende (concrete) onderhoudswerkzaamheden in de tuin uit te voeren en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze werkzaamheden en deze procedure. Daarnaast vordert Woonbron een tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming om de werkzaamheden uit te voeren. Tot slot vordert zij een machtiging om in de toekomst de tuin op kosten van [gedaagde] in goede staat te houden en dit periodiek te controleren.
2.3.
[gedaagde] geeft aan dat hij bereid is om de bomen te verwijderen en dat hij op het moment te druk is door persoonlijke omstandigheden. Hij geeft aan dat hij de onderhoudskosten waarvan Woonbron vergoeding vordert niet zou kunnen betalen.
2.4.
De kantonrechter wijst de machtiging om de tuin te onderhouden gedeeltelijk toe. De machtigingen die zien op eventuele werkzaamheden in de toekomst worden afgewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Machtiging voor het tuinonderhoud wordt gedeeltelijk toegewezen
2.5.
De kantonrechter wijst de machtiging om werkzaamheden in de tuin uit te laten voeren gedeeltelijk toe, voor zover [gedaagde] de werkzaamheden nog niet zelf heeft uitgevoerd.
2.6.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij een gedeelte van de werkzaamheden waarvoor machtiging wordt gevraagd al heeft uitgevoerd. Partijen zijn het over eens dat de drie loofbomen al door [gedaagde] zijn verwijderd tot het maaiveld. De machtiging voor het verwijderen van de loofbomen gelijk met het maaiveld wordt dus afgewezen.
2.7.
Partijen zijn het erover eens dat de werkzaamheden die in ieder geval nog moeten gebeuren, de volgende zijn:
  • het versnipperen en afvoeren van snoeiafval;
  • het kortzagen en afvoeren van stamhout;
  • het wegfrezen van de stronken.
[gedaagde] heeft aangegeven dat hij deze werkzaamheden zelf zal gaan uitvoeren. De vordering van Woonbron tot het verlenen van machtiging tot het uitvoeren van deze werkzaamheden wordt toegewezen, voor zover [gedaagde] deze werkzaamheden nog niet heeft uitgevoerd op het moment van tenuitvoerlegging van dit vonnis.
2.8.
Een punt van geschil tussen partijen is de toegestane hoogte van de heg. Woonbron stelt dat de heg maximaal 120 centimeter hoog mag zijn en vordert ook een machtiging om deze werkzaamheden uit te voeren. [gedaagde] wil zijn heg niet inkorten. Hij betwist dat er een verplichting bestaat om de heg op maximaal 120 centimeter hoogte te houden en hij geeft aan dat er bij andere woningen in de buurt die ook door Woonbron verhuurd worden heggen zijn die net zo hoog zijn als de zijne.
2.9.
De kantonrechter wijst de gevraagde machtiging voor het laten snoeien van de heg tot maximaal 120 centimeter hoogte af. [gedaagde] heeft betwist dat er een maximumhoogte is. Het ligt dan op de weg van Woonbron om haar stelling, dat er op [gedaagde] een verplichting rust om de heg op maximaal 120 centimeter hoogte te houden, te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan en het is ook niet anderszins gebleken dat een dergelijke verplichting zou bestaan. Het enkele feit dat de heg hoger is dan 120 centimeter wordt ook niet gezien als achterstallig onderhoud dat [gedaagde] zou moeten herstellen.
2.10.
Om Woonbron de gelegenheid te geven de werkzaamheden waarvoor machtiging wordt verleend te (doen) verrichten moet de tuin gedeeltelijk en tijdelijk worden ontruimd. De vordering op dit punt wordt daarom in zoverre toegewezen. Ter zitting is besproken dat het niet nodig is dat Woonbron daarvoor de woning betreedt en dat het dus niet nodig is dat [gedaagde] de sleutels afgeeft. Dit deel van de veroordeling wordt dan ook afgewezen.
2.11.
De gevorderde machtiging om de ontruiming desnoods met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Immers, op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van [gedaagde] komen.
De kosten van de werkzaamheden worden gemaximeerd tot € 1.500,00
2.12.
De kantonrechter maximeert de veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de kosten van de werkzaamheden in de tuin tot een bedrag van € 1.500,00. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] een deel van de werkzaamheden die in de offerte zijn opgenomen al zelf heeft uitgevoerd. Ter zitting heeft Woonbron uitgelegd dat de werkzaamheden voor het onderhoud in de tuin die nog niet zijn uitgevoerd maximaal € 1.500,00 zouden kosten. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld de kosten voor het onderhoud van de tuin te betalen op vertoon van de factuur die Woonbron ontvangt van het door haar in te schakelen hoveniersbedrijf, tot een maximum van € 1.500,00.
Machtiging voor toekomstige werkzaamheden wordt afgewezen
2.13.
De veroordeling om de tuin onaangekondigd periodiek te controleren, wordt afgewezen. Ter zitting en uit de bijlagen bij de processtukken is voldoende gebleken dat Woonbron de staat van de tuin kan beoordelen zonder de tuin te betreden. De veroordeling om toegang te verlenen tot de tuin om deze onaangekondigd te controleren, wordt bij gebrek aan voldoende belang afgewezen.
2.14.
Woonbron vordert ook een machtiging om de nodige werkzaamheden te (laten) verrichten als [gedaagde] in de toekomst niet zou voldoen aan zijn verplichting om de tuin in verzorgde staat te houden, waaronder het verwijderen van onkruid, snoeien van bomen en struiken elke maand en rommel verwijderen. Deze vordering wordt ook afgewezen. [gedaagde] heeft aangegeven het onderhoud van de tuin in de toekomst bij te gaan houden. De mogelijkheid dat hij daar niet aan zal voldoen, is op dit moment dan ook hypothetisch. Bovendien kan op dit moment niet vastgesteld worden om welke werkzaamheden het precies zou gaan en welke kosten daaraan verbonden zouden zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Woonbron onvoldoende belang heeft bij deze vordering. Mocht zich in de toekomst weer een situatie voordoen waarin [gedaagde] tekortschiet in zijn verplichtingen om de tuin te onderhouden, dan kan Woonbron zich zo nodig opnieuw tot de rechter wenden.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonbron moet betalen op € 132,99 aan dagvaardingskosten, € 372,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.014,99. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
machtigt Woonbron om conform de offerte van Hoveniersbedrijf 123boomzorg de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren in de tuin van het gehuurde aan [adres], voor zover dit op het tijdstip van tenuitvoerlegging van dit vonnis nog niet is gebeurd:
  • snoeiafval versnipperen en afvoeren;
  • stamhout kortzagen en afvoeren;
  • wegfrezen van 3 boomstobben, ongeveer 25-30cm onder maaiveld;
  • afvalcontainer 6m3 Bouw en sloopafval compleet. Los afvoeren in container;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de hiervoor genoemde werkzaamheden tot een maximum van € 1.500,00, op vertoon door Woonbron van een factuur van de door haar ingeschakelde hovenier;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van de tuin van het gehuurde voor de duur dat en voor zover dit voor Woonbron noodzakelijk is om werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.014,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
64363