In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over een geldlening. De eiseres, woonachtig in Hilversum en vertegenwoordigd door Juristu Incasso Juristen B.V., vorderde een bedrag van € 5.500,00 van de gedaagde, woonachtig in Barendrecht, die werd vertegenwoordigd door een persoon A. De gedaagde erkende slechts een bedrag van € 2.500,00 te hebben geleend en stelde dat het resterende bedrag van € 3.000,00 was bestemd voor doorstorting naar anderen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, verminderd met de al terugbetaalde bedragen, en oordeelde dat de gedaagde € 4.000,00 moest terugbetalen aan de eiseres. De kantonrechter wees de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de eiseres niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het versturen van een aanmaning. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 12 februari 2024, omdat de lening uiterlijk op 11 februari 2024 terugbetaald moest zijn. De proceskosten werden begroot op € 1.062,39, die voor rekening van de gedaagde kwamen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kon worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep ging.