Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
7 januari 2025;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 7 januari 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 14 februari 2025 een zitting gehouden, waarbij verzoekster en verweerster niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster tijdig haar huur heeft betaald en dat er sinds 10 februari 2025 beschermingsbewind is uitgesproken. Dit biedt voldoende waarborg dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, aangezien er een ontruimingsvonnis van 9 oktober 2024 was. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster en heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.