ECLI:NL:RBROT:2025:256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/10/651879 / HA ZA 23-102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak over de sterkte van een betonvloer met toetsing aan NEN8700 na deskundigenbericht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een bouwgeschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiser 1] en [eiser 2], en Guldendrecht B.V. en Guldenberg Racing B.V. De eisers vorderden betaling van openstaande facturen en schadevergoeding als gevolg van een beslag dat door Guldendrecht was gelegd. De rechtbank moest beoordelen of de betonvloer die door de eisers was aangebracht, voldeed aan de contractuele eisen, met name of deze een draagkracht had van ten minste 2.500 kg/m2, zoals vereist volgens de NEN 8700 norm. De rechtbank benoemde een deskundige om de draagkracht van de vloer te toetsen. De deskundige concludeerde dat de vloer, hoewel niet aan de nieuwbouweisen voldeed, wel aan de eisen voor verbouw voldeed en dus veilig was voor gebruik. De rechtbank oordeelde dat de vloer voldeed aan de overeenkomst en dat Guldendrecht gehouden was de openstaande bedragen te betalen. De vorderingen van Guldendrecht c.s. werden grotendeels afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat Guldendrecht de proceskosten van de eisers moest vergoeden. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651879 / HA ZA 23-102
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te Wateringen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.G.M. van der Pas te Ulvenhout,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GULDENDRECHT B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GULDENBERG RACING B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. B. Steeghs te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser 1] en [eiser 2] (gezamenlijk [eisers]) en Guldendrecht en Guldenberg Racing (gezamenlijk Guldendrecht c.s.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 maart 2024 (hierna: het tweede tussenvonnis) en de daarin genoemde processtukken,
  • de akte uitlating bewijsopdracht van [eisers], met producties,
  • de antwoordakte bewijsopdracht van Guldendrecht c.s.,
  • de akte vermeerdering van eis van [eisers],
  • de antwoordakte van Guldendrecht c.s.,
  • het deskundigenrapport van 28 augustus 2024,
  • de akte na deskundigenbericht van [eisers],
  • de antwoordakte na deskundigenbericht van Guldendrecht c.s.
1.2.
Begrippen waaraan in een van de eerdere tussenvonnissen een betekenis is toegekend, hebben die betekenis ook in dit vonnis.

2.De verdere beoordeling

Inleiding
2.1.
In het tweede tussenvonnis is [eisers] opgedragen te bewijzen dat KD Staal de tekeningen voor de vloer in opdracht van Guldendrecht heeft gemaakt. Ook is in dat vonnis een deskundige benoemd om de draagkracht van de vloer te bepalen. Daaraan is vervolgens uitvoering gegeven. In hun akte van 8 mei 2024 hebben [eisers] hun eis vermeerderd.
2.2.
De rechtbank gaat hierna eerst in op de eiswijziging en daarna op het deskundigenrapport. De bewijsopdracht is alleen relevant als geoordeeld wordt dat de vloer niet aan de overeenkomst voldoet en dat dit komt door de tekeningen van KD Staal (zie het tweede tussenvonnis onder 2.7).
De eiswijziging
2.3.
In de akte van eiswijziging hebben [eisers] hun eis gewijzigd. Dat betreft de volgende drie punten: (i) zij willen in conventie en reconventie [naam bedrijf], waarvan zij de vennoten zijn, toevoegen als partij, (ii) zij vorderen in conventie rente op basis van hun algemene voorwaarden en (iii) zij vorderen beslagschade, nader op te maken bij staat. Zij hebben daarbij hun vorderingen als volgt opnieuw geformuleerd:

In conventie:
Het uw rechtbank behage om gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen:
1. een bedrag aan hoofdsom uit hoofde van de factuur van 1 augustus 2022 met nummer 2022017 ten bedrage van € 23.595,00;
2. primair de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is de wettelijke handelsrente subsidiair de wettelijke handelsrente over de onder 1 genoemde hoofdsom te berekenen primair vanaf de dag van het verstrijken van op de factuur vermelde termijn, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
3. een bedrag aan resterende hoofdsom uit hoofde van de factuur van 10 augustus 2022 met nummer 2022018 ten bedrage van € 38.328,02;
4. primair de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is de wettelijke handelsrente subsidiair de wettelijke handelsrente over de onder 3 genoemde hoofdsom, te berekenen primair vanaf de dag van het verstrijken van op de factuur vermelde termijn, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
5. een bedrag aan hoofdsom uit hoofde van de factuur van 10 augustus 2022 met nummer 2022019 ten bedrage van € 4.840;
6. primair de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is de wettelijke handelsrente subsidiair de wettelijke handelsrente over de onder 5 genoemde hoofdsom, te berekenen primair vanaf de dag van het verstrijken van op de factuur vermelde termijn, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding;
7. de aangezegde buitengerechtelijke incassokosten over het te betalen bedrag, berekend volgens het BIK op een bedrag van € 1.442,63
een en ander onder veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, de kosten van het gelegde beslag daaronder begrepen,
In reconventie:
Dat het uw Rechtbank moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, eisers in reconventie niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering, dan wel deze aan eisers in reconventie te ontzeggen, onder veroordeling van eiseres in reconventie tot vergoeding van de door gedaagden in reconventie gemaakte kosten en geleden schade in verband met de beslaglegging, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet alsmede onder veroordeling van eisers in reconventie primair tot vergoeding van de gedaagden in reconventie gemaakte werkelijke kosten van de procedure in reconventie, genoemde kosten op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet subsidiair in de kosten van de procedure in reconventie.”
2.4.
De rechtbank gaat voorbij aan de eiswijziging voor zover die erop ziet dat [naam bedrijf] als partij wordt toegevoegd. Dat kan niet met een eiswijziging. [1] Met een eiswijziging in conventie kan al helemaal niet bereikt worden dat de VOF in reconventie als een medeverweerder heeft te gelden. Over de door [eisers] gewenste vergoeding van beslagschade merkt de rechtbank op dat [eisers] dit hebben verwoord als een eis in reconventie om een veroordeling uit te spreken ten laste van Guldendrecht c.s. De rechtbank zal dit onderdeel van de eiswijzigingen opvatten als een vordering in conventie, niet als een eis in reconventie (Guldendrecht c.s. zijn de eisers in reconventie).
Het deskundigenrapport
2.5.
De rechtbank heeft de volgende vragen aan de deskundige voorgelegd:
1. Heeft de door [eisers] aangebrachte betonvloer een draagkracht van ten minste 2.500 kg/m2?
2. Als het antwoord op vraag 1 ontkennend is, waardoor komt dit?
3. Zijn er overigens nog zaken die van belang kunnen zijn met betrekking tot de hiervoor gestelde vragen of die de deskundige anderszins relevant acht voor de door de rechtbank te nemen beslissingen?
2.6.
De beantwoording door de deskundige laat zich als volgt samenvatten. De vraag naar de draagkracht kan worden opgevat als een vraag of de vloer moet worden goed- of afgekeurd. Dat kan beantwoord worden aan de hand van verschillende veiligheidsniveau’s, te weten veiligheidsniveau nieuwbouw, verbouw en afkeur. Voor nieuwbouw geldt de Eurocode nieuwbouw, voor verbouw- en afkeur de NEN8700. Als de vloer wordt getoetst aan het veiligheidsniveau nieuwbouw, dan heeft de vloer niet de gewenste gebruiksbelasting van 2500 kg/m2. Dat komt door het gebruik van een te smalle supportligger in combinatie met een ongunstige oriëntering en in combinatie met wellicht een te dunne betonlaag (waarbij de supportligger heeft meest maatgevend is). Als de vloer wordt getoetst aan het veiligheidsniveau verbouw kan de betonvloer de gewenste gebruiksbelasting wel aan. Daarbij is de deskundige in zijn berekeningen er op basis van de bevindingen van Nebest vanuit gegaan dat de vloer een dikte heeft van 210 mm. De conclusie van de deskundige is dat de vloer niet afgekeurd hoeft te worden en nog veilig genoeg zou moeten zijn om te gebruiken. De kosten om de vloer aan de nieuwbouweisen te laten voldoen, zijn ook disproportioneel. Normtechnisch zou het wel noodzakelijk zijn de vloer opnieuw goed te laten keuren op het veiligheidsniveau verbouw. Daarvoor is goedkeuring nodig vanuit het bevoegde gezag.
2.7.
De deskundige heeft zijn rapport eerst in concept voorgelegd aan partijen. [eisers] waren het met het concept eens, Guldendrecht c.s. hebben vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Guldendrecht c.s. hebben gevraagd om een nadere toelichting over de verschillende veiligheidsniveau’s. De deskundige schrijft hierover:
“De onderheide betonvloer is onderdeel van een al reeds bestaand gebouw. Het vervangen van de vloer voor een nieuw onderheide vloer kan dus gezien worden als een inpandige verbouwing van het pand. Bij verbouw kan een constructeur NEN8700 ‘Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren – Grondslagen toepassen.
Met de gestelde vraag vanuit de rechtbank of de onderheide betonvloer 2500 kg/m2 kan dragen, moet in beginsel de bestaande situatie doorgerekend worden volgens de nieuwbouwnormen. Echter als de bestaande situatie niet voldoet, kan en mag de constructeur de situatie doorrekenen op verbouwniveau en/of op afkeurniveau. In beide gevallen wordt gerekend met lagere veiligheidsniveau’s ten opzichte van de nieuwbouwnorm.
Als blijkt dat de bestaande situatie zowel voldoet aan het afkeurniveau als ook aan het verbouwniveau, dan voldoet daarmee de constructie.
Belangrijk om aan te geven is dat de gemeente Barendrecht, het bevoegd gezag in deze, de aanvraag van de omgevingsvergunning door Guldendrecht van de toen al reeds gerealiseerde betonvloer heeft bestempeld als legalisering. Dit is te lezen in het besluit omgevingsvergunning 2023-000016 d.d. 09-01-2023. Zij heeft toen ook verder haar overwegingen tot het nemen van een besluit gebaseerd op het uitgangspunt dat de legalisering valt onder het verbouwen van een bouwwerk, waarbij dus NEN8700 gehanteerd mag worden.
De rechtbank stelt de vraag of de onderheide betonvloer 2500 kg/m2 kan dragen. De rechtbank vraagt hiermee of de vloer afgekeurd moet worden. Zoals reeds in het rapport wordt gesteld, wordt aan het afkeurniveau ruimschoots voldaan, sterker ook aan het verbouwniveau wordt voldaan. De onderheide betonvloer kan dus 2500 kg/m2 dragen.”
2.8.
Guldendrecht c.s. hebben ook een opmerking gemaakt over het feit dat de deskundige uit is gegaan van een gemiddelde dikte van 210mm. Guldendrecht c.s. vinden dat dit onjuist is. Er moet uitgegaan worden van de minimumdikten zoals door Nebest zijn vastgesteld en niet de gemiddelde dikte. Er zou daarom uitgegaan moeten worden van een dikte van 200mm. Guldendrecht c.s. heeft ook gevraagd om nadere betonmetingen als de deskundige toch wil uitgaan van 210mm. Het antwoord van de deskundige daarop luidt:
“Eerder in het rapport is gesteld dat voor de toetsing van de draagkracht van een onderheide betonvloer de steunpuntsmomenten boven de palen maatgevend en kritisch zijn ten opzichte van de veldmomenten tussen de palen.
Ook is vervolgens gesteld dat voor de steunpuntsmomenten van belang is wat de hoogte tussen de onderkant van de betonvloer en de bovenwapening is.
De hoogte tussen de onderkant van de betonvloer en de bovenwapening wordt in essentie bepaald door de hoogte van de tralieligger. Op de tralieligger wordt immers de bovenwapening geplaatst. De hoogte van de betonvloer zelf is in dit geval alleen van belang voor de dekking op de bovenwapening.
De dikte van de vloer zelf is echter wel belang voor de veldmomenten, alleen daar is van gesteld dat deze niet kritisch zijn ten opzichte van de steunpuntsmomenten.
De constatering dat de vloer op twee plaatsen bij de rand lokaal een hoogte minder dan 210 mm heeft is hier dus minder kritisch. Ook is de dikte die door ons gekozen is ten opzichte van het gemiddelde al een conservatieve dikte. Het is daarmee verantwoord dat een gemiddelde dikte van 210 mm wordt aangehouden.”
2.8.1.
Guldendrecht c.s. hebben foto’s gestuurd waaruit volgens hen blijkt dat twee supportleggers zijn doorgezakt. De deskundige heeft daarvan geantwoord:
“Door Guldendrecht zijn 2 foto’s geleverd waarop de genoemde verplaatste/doorgebogen supportliggers zijn aangegeven.
De foto’s laten inderdaad zien dat lokaal hier de staalnetten dichter bij elkaar liggen. Het draagvermogen kan hier dan ook kritischer zijn. In dit onderzoek kijken we echter naar het algemene beeld van de uitvoer van de betonvloer en moeten we deze constatering op basis van de twee foto’s als lokaal incident beschouwen en is daarmee acceptabel.”
2.9.
[eisers] hebben in hun akte na deskundigenbericht geconcludeerd dat de vloer dus voldoet aan de overeenkomst. Zij vinden het terecht dat de deskundige de vraagstelling ruim heeft opgevat, omdat de deskundige beter dan wie dan ook in staat is om vast te stellen hoe het onderzoek uitgevoerd moet worden.
2.10.
Guldendrecht c.s. zijn het hier niet mee eens. Vraag 1 van de rechtbank was niet of de vloer goed- of afgekeurd moet worden. De vraag was of de draagkracht ten minste 2.500 kg/m2 was. Partijen hebben geen veiligheidsniveau’s afgesproken. Guldendrecht c.s. hebben een nieuwe vloer besteld en er moet dus aan dat niveau getoetst worden. Aan dat niveau toetsend, voldoet de vloer niet. De oorzaak is dat de vloer te dun is en de (door [eisers] eigenhandig bestelde) supportdikkers te laag zijn. Of de kosten disproportioneel zijn of niet, is niet relevant, het gaat erom of de vloer voldoet aan de overeenkomst. Verder gaat de deskundige ten onrechte eraan voorbij dat de vloer op tal van plaatsen geen 210mm dik is, maar 200mm of minder. Guldendrecht c.s. doen een expliciet bewijsaanbod om met nieuwe metingen aan te tonen dat een gehanteerde vloerdikte van 210mm bij het onderzoek veel te hoog is. Als er van een lagere vloerdikte wordt uitgegaan, dan zal de vloerbelasting geen 2.500 kg/m2 zijn. Verder is het gebruik van gemiddelden niet juist: dan is de vloer mogelijk sterk genoeg op sommige plaatsen, maar te zwak op andere plaatsen.
2.11.
De rechtbank stelt voorop dat de deskundige terecht de vraagstelling ruim heeft opgevat. Of de vloer goed- of afgekeurd moet worden, is materieel de vraag waar het om draait, uiteraard: rekening houdend met de inhoud van de overeenkomst. Uit het rapport van de deskundige blijkt overtuigend dat de vloer een draagkracht van 2.500 kg/m2 heeft wanneer getoetst wordt aan de NEN 8700. Daarmee voldoet de vloer aan de overeenkomst. De tegenwerpingen van Guldendrecht c.s. doen daaraan niet af. Het (toen toepasselijke) Bouwbesluit 2012 omschreef een verbouwing als het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. Dat is wat hier is gebeurd. Het Bouwbesluit 2012 bepaalde ook dat bij een dergelijke verbouwing de NEN 8700 van toepassing is. De deskundige heeft dus terecht getoetst aan de NEN 8700 en hij heeft uitgelegd dat en waarom de vloer, getoetst aan dat niveau, de vereiste draagkracht heeft. De deskundige heeft ook uitgelegd dat en waarom het verantwoord is om uit te gaan van een gemiddelde dikte van 210mm ondanks het feit dat uit de metingen van Nebest blijkt dat er plekken zijn waar de vloer dunner is en waarom het feit dat enkele supportliggers zijn doorgezakt, niet relevant is. De toelichting is overtuigend en de rechtbank heeft geen aanleiding om aan de deskundigheid van de deskundige te twijfelen.
2.12.
De rechtbank oordeelt daarom dat de vloer voldoet aan de overeenkomst omdat het de overeengekomen draagkracht heeft. De rechtbank gaat voorbij aan het bewijsaanbod van Guldendrecht c.s. De deskundige was nu juist benoemd om deze vragen te beantwoorden en hij vond nadere metingen van de dikte niet nodig.
2.13.
Aan de beoordeling van de bewijsopdracht wordt verder niet toegekomen (zie hiervoor onder 2.2).
Consequenties voor de vorderingen van [eisers]
Hoofdsom en rente
2.14.
De slotsom is dat Guldendrecht gehouden is het openstaande deel van de facturen van [eisers] te betalen (zie het eerste tussenvonnis onder 6.23). Dat zijn de bedragen genoemd in vordering 1, 3 en 5. [2]
2.15.
[eisers] vorderen over de openstaande bedragen betaling van rente op basis van hun algemene voorwaarden. Guldendrecht c.s. betwisten dat er algemene voorwaarden overeengekomen zijn en stellen dat het op de weg van [eisers] had gelegen om dit te bewijzen en deze als productie in het geding te brengen. Dit verweer slaagt niet. De offerte bepaalt dat de algemene voorwaarden van [eisers] van toepassing zijn en dat deze zijn overhandigd (zie de dagvaarding waarin de offerte is geciteerd). De algemene voorwaarden zijn als productie overgelegd bij de conclusie van antwoord in reconventie. In die voorwaarden staat dat voor niet-consumenten dat de rente 1% per maand is tenzij de wettelijke rente hoger is, in welk geval de wettelijke rente geldt. De primair gevorderde rente is dus toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.16.
Vordering 7 betreft de buitengerechtelijke incassokosten. Deze wordt afgewezen. Er is onvoldoende gesteld dat de werkzaamheden voorafgaand aan deze procedure meeromvattend zijn dan de werkzaamheden waarvoor de in artikel 247 Rv bedoelde proceskostenveroordeling is bedoeld.
Beslagschade
2.17.
[eisers] stellen inkomsten te hebben misgelopen doordat zij niet op een normale manier konden beschikken over hun banktegoeden en over de verkoopopbrengst van hun huis. Ook hebben zij een andere woning niet kunnen financieren door het beslag en hebben zij door het beslag genoegen moeten nemen met een lagere koopprijs voor hun woning, zijnde een verlies van € 25.000,-. Verder hebben zij kosten gemaakt voor het opstellen van een depotakte en administratiekosten van de notaris (€ 683,65 + € 75,- per maand). Guldendrecht c.s. hebben aangevoerd dat [eisers] hun vordering niet hebben onderbouwd.
2.18.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Guldendrecht heeft beslag gelegd. Deze vordering wordt dus in ieder geval afgewezen voor zover het Guldenberg Racing betreft.
Het beslag is onrechtmatig gelegd. Immers, zoals hierna nog wordt toegelicht, worden de vorderingen van Guldendrecht waarvoor beslag is gelegd, afgewezen. Guldendrecht als beslaglegger moet dus de schade vergoeden die [eisers] daardoor lijden.
Guldendrecht moet de kosten van de depotakte en de administratiekosten vergoeden. Uit de overgelegde overeenkomst blijkt dat partijen naar aanleiding van het beslag die akte hebben ondertekend en uit de overgelegde overeenkomst en factuur blijken de kosten van het depot. Voor de administratiekosten gaat de rechtbank uit van een periode van 12 maanden (de depotakte is uit januari 2024). Dit is dus € 1.583,65.
De overige posten worden afgewezen en daarvoor wordt (dus) ook niet verwezen naar de schadestaatprocedure. Weliswaar is voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is, maar [eisers] doen niet meer dan enkele niet onderbouwde stellingen over die schade poneren. Dat is niet genoeg.
Proceskosten
2.19.
Guldendrecht wordt grotendeels in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten van [eisers] vergoeden. Deze worden begroot op:
Toelichting op de begroting van het salaris advocaat:
  • er is steeds 1 punt toegewezen voor het beslagverlof, de dagvaarding en ieder van de twee mondelinge behandelingen. Er is 1 punt toegekend voor alle akten gezamenlijk,
  • gelet op het financiële belang is per punt een bedrag van € 1.214,- toegekend (tarief IV in het zogeheten liquidatietarief).
2.20.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in de verhouding tussen [eisers] en Guldenberg Racing. Guldendrecht c.s. zijn aan elkaar gelieerd en hebben gezamenlijke processtukken ingediend die op een enkel detail na geen onderscheid maken tussen de beide gedaagden.
De verdere beoordeling in reconventie
2.21.
De rechtbank verwijst naar overweging 4.4. van het eerste tussenvonnis voor een samenvatting van de vorderingen van Guldendrecht c.s. Alle vorderingen die als basis hebben dat [eisers] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomst door een vloer te realiseren die niet voldoende sterkte heeft, worden afgewezen. Dat betreft de vorderingen A, B en C. In het verlengde hiervan worden ook de vorderingen D, F en G afgewezen.
2.22.
Over vordering E wordt nog het volgende overwogen. Guldendrecht c.s. vorderen dat [eisers] hen de volgende stukken zal verstrekken:
  • de rapporten van de heiwerkzaamheden met inheidiepte en kalenderingen;
  • certificaat van de vloeistofdichtheid van het beton;
  • certificaat van de sterkteklasse van het beton.
2.23.
Deze vordering wordt toegewezen ten gunste van Guldendrecht (niet Guldenberg Racing, nu zij niet de opdrachtgever is), met de bepaling dat de stukken pas af overhandigd hoeven te worden nadat is voldaan aan de veroordeling in conventie. [eisers] erkennen immers dat de afspraak tussen partijen is dat deze stukken worden overhandigd als er betaald is. Tot het moment dat is voldaan aan alle veroordelingen in conventie hebben [eisers] een opschortingsrecht. Of deze stukken nog nodig zijn voor enige vergunningverlening, zoals tussen partijen in geschil is, kan verder in het midden blijven: Guldendrecht heeft immers op grond van de gemaakte afspraken al recht op deze stukken. De rechtbank zal hier een gelimiteerde dwangsom aan verbinden.
2.24.
De slotsom is dat alle vorderingen van Guldendrecht c.s. worden afgewezen, met uitzondering van vordering E.
2.25.
Guldendrecht c.s. worden grotendeels in het ongelijk gesteld. Zij moet daarom de proceskosten van [eisers] vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding in de daadwerkelijke proceskosten, zoals door [eisers] gevraagd. Daarvoor is misbruik van recht vereist en die situatie doet zich niet voor.
Deze kosten worden begroot op:
Toelichting
  • er is uitgegaan van twee punten (het beslagexploit telt in reconventie niet als een proceshandeling, de overige proceshandelingen worden gewaardeerd op de helft van het aantal punten in conventie vanwege de samenhang tussen conventie en reconventie),
  • er is uitgegaan van € 1.929,- per punt (tarief V), dit vanwege het financiële belang van het geschil in reconventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.26.
Alle veroordelingen in dit vonnis worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
a. wijst de vorderingen op Guldenberg Racing af en bepaalt dat in de verhouding tussen [eisers] en Guldenberg Racing ieder de eigen proceskosten moet dragen,
veroordeelt Guldendrecht tot betaling van € 23.595,00, vermeerderd met de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is dan 1% per maand, de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de vervaldatum van de factuur van 1 augustus 2022 met nummer 2022017,
veroordeelt Guldendrecht tot betaling van € 38.328,02, vermeerderd met de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is dan 1% per maand, de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de vervaldatum van de factuur van 10 augustus 2022 met nummer 2022018,
veroordeelt Guldendrecht tot betaling van € 4.840,-, vermeerderd met de contractuele rente van 1 % per maand of over de periode dat de wettelijke handelsrente hoger is dan 1% per maand, de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de vervaldatum van de factuur van 10 augustus 2022 met nummer 2022019,
veroordeelt Guldendrecht tot betaling van € 1.583,65 vanwege beslagschade,
veroordeelt Guldendrecht in de proceskosten van [eisers], begroot op € 9.861,16, te vermeerderen, indien dit vonnis wordt betekend, met € 92,- en de betekeningskosten,
in reconventie
gelast [eisers] om binnen 30 dagen nadat Guldendrecht heeft voldaan aan de veroordelingen in conventie, aan Guldendrecht de volgende stukken te verstrekken:
  • de rapporten van de heiwerkzaamheden met inheidiepte en kalenderingen;
  • certificaat van de vloeistofdichtheid van het beton;
  • certificaat van de sterkteklasse van het beton,
bepaalt dat [eisers] een dwangsom verbeuren van € 500,- per week dat zij, na het verstrijken van genoemde 30 dagen termijn en na betekening van dit vonnis, nalaten om de onder g bedoelde stukken geheel of gedeeltelijk te verstrekken, met een maximum van € 5.000,-,
i. veroordeelt Guldendrecht c.s. in de proceskosten van [eisers], begroot op € 3.858,00,
in conventie en reconventie
wijst dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
1876/3266

Voetnoten

1.Op de eerste mondelinge behandeling is besproken of [eisers] de partij zijn of dat ook hun VOF partij is. Zij hebben toen aangegeven dat zij beoogd hebben dat alleen zijzelf partij zijn en niet de VOF (zie het eerste tussenvonnis onder 6.3). Daarop kunnen zij niet terugkomen.
2.Guldenberg Racing is geen contractspartij, zoals in het eerste tussenvonnis onder 6.4 is overwogen. De vorderingen op haar worden afgewezen.