ECLI:NL:RBROT:2025:2554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/10/682637 / JE RK 24-1547, C/10/687082 / JE RK 24-2166 en C/10/690604 / JE RK 24-2614 en C/10/692974 / JE RK 25-134
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en wijziging omgangsregeling voor minderjarige in jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 27 januari 2025, is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] verlengd tot 8 oktober 2025. Tevens is de omgangsregeling tussen de ouders en [voornaam minderjarige] gewijzigd. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. C.P. Timmers, hebben verzocht om de uithuisplaatsing te beëindigen en de omgang te vergroten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de huidige situatie, waarin [voornaam minderjarige] al bijna vier jaar in een pleeggezin verblijft, in haar belang is. De ouders zijn vrijgesproken van de beschuldigingen van kindermishandeling, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds een verdenking bestaat over het toebrengen van letsel aan [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft de belangen van [voornaam minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat de omgangsregeling moet worden beperkt tot 1 keer per maand gedurende 2 uren, omdat de huidige regeling te belastend is voor het kind. De bijzondere curatoren, mr. G.E. van der Pols en drs. A. van Teijlingen-Pover, zijn herbenoemd voor de duur van de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/682637 / JE RK 24-1547, C/10/687082 / JE RK 24-2166,
C/10/690604 / JE RK 24-2614 en C/10/692974 / JE RK 25-134
Datum uitspraak: 27 januari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en een wijziging van de omgangsregeling en een herbenoeming van de bijzondere curatoren
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.P. Timmers, kantoorhoudende in Middelharnis,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.P. Timmers, kantoorhoudende in Middelharnis,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de pleegouders van [voornaam minderjarige],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
mr. G.E. VAN DER POLS,
hierna te noemen de bijzondere curator,
kantoorhoudende in Rotterdam,
drs. A. VAN-TEIJLINGEN-POVER,
kantoorhoudende in Sassenheim,
hierna te noemen de bijzondere curator.
In de adviserende taak is betrokken inzake C/10/682637 / JE RK 24-1547:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad.
De rechtbank merkt
de GIen
de oudersals belanghebbende(n) aan voor zover het niet hun eigen verzoekschrift betreft.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 oktober 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift van mr. C.P. Timmers namens de ouders van 3 oktober 2024, ingekomen bij de rechtbank op 3 oktober 2024;
  • een ongedateerd bericht/verzoek van mr. C.P. Timmers, ingekomen bij de rechtbank op 7 oktober 2024;
  • de brief van mr. G.E. van der Pols van 9 oktober 2024, ingekomen bij de rechtbank op 9 oktober 2024;
  • de brief van mr. G.E. van der Pols met bijlagen van 3 december 2024, ingekomen bij de rechtbank op 3 december 2024;
  • het verzoekschrift van mr. C.P. Timmers namens de ouders van 5 december 2024, ingekomen bij de rechtbank op 5 december 2024;
  • de ongedateerde briefrapportage met bijlagen van de GI, ingekomen bij de rechtbank op 5 december 2024;
  • de aanvullende rapportage van mr. G.E. van der Pols van 16 december 2024, ingekomen bij de rechtbank op 16 december 2024;
  • het gezinsplan van de GI van 15 januari 2025, ingekomen bij de rechtbank op
  • de briefrapportage van de GI met een aanvulling van 19 januari 2025, ingekomen bij de rechtbank op 21 januari 2025;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 21 januari 2025, ingekomen bij de rechtbank op 21 januari 2025;
  • een ongedateerde brief met bijlagen van mr. C.P. Timmers, ingekomen bij de rechtbank op 24 januari 2025.
  • een ongedateerde brief met bijlagen van mr. C.P. Timmers, ingekomen bij de rechtbank op 26 januari 2025;
  • een bericht van mr. C.P. Timmers inhoudende een screenshot van een brief van de Raad aan de ouders betreffende melding onderzoek aan ouders van 13 januari 2025, ingekomen bij de rechtbank op 27 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders en hun advocaat;
  • de pleegouders;
  • de bijzondere curatoren;
- een drietal vertegenwoordigers van de GI, te weten [persoon A] ,
mr. S. Schuijs en [persoon B] ;
  • een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [persoon C]
  • een tweetal pleegzorgwerkers, te weten [persoon D] en [persoon E] , aan hen is bijzondere toegang verleend.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 22 december 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de bij beschikking van 12 oktober 2022 door het gerechtshof Den Haag vastgestelde regeling voor de duur van vijf maanden gewijzigd en deze als volgt bepaald: de ouders hebben 1 keer per maand gedurende 3 uur omgang met [voornaam minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 28 mei 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de regeling zoals die door de rechtbank op 22 december 2023 is gewijzigd, gehandhaafd, te weten: de ouders hebben 1 keer per maand gedurende 3 uur omgang met [voornaam minderjarige] , zijn tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige] benoemd mr. G.E. van der Pols en
drs. A. van Teijlingen-Pover en is bepaald dat de benoemingen tot bijzondere curatoren gelden voor de duur van de ondertoezichtstelling.
2.5.
Bij beschikking van 7 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 8 oktober 2025, de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 8 februari 2025 en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.
2.6.
Bij beschikking van 27 november 2024 heeft het gerechtshof Den Haag de bestreden beschikkingen van de rechtbank van 22 december 2023 en 28 mei 2024 bekrachtigd.

3.De (aangehouden) verzoeken

ten aanzien van C/10/682637 / JE RK 24-1547

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er dient nog te worden beslist over de resterende duur van acht maanden.
ten aanzien van C/10/687082 / JE RK 24-2166
3.2.
De ouders verzoeken een uitbreiding van de omgang met [voornaam minderjarige] .
ten aanzien van C/10/690604 / JE RK 24-2614
3.3.
De ouders verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen.
ten aanzien van C/10/692974 / JE RK 25-134
3.4.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang te wijzigen in die zin dat de GI verzoekt een begeleide omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de ouders van een maal in de maand van 2 uur en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting de (aangehouden) verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. [voornaam minderjarige] is als baby van vijf weken met ernstig toegebracht letsel uit huis geplaatst. Inmiddels verblijft [voornaam minderjarige] bijna vier jaren in het huidige pleeggezin.
Op 20 november 2024 heeft de rechtbank in de strafzaken tegen de ouders uitspraak gedaan, waarbij, ondanks de vrijspraak, de betrokkenheid bij het toegebrachte letsel bij [voornaam minderjarige] door een of beide ouders voor de rechtbank vaststaat. Mede daarom is de GI van mening dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders dient te worden vastgesteld. Gelet op het vonnis van de rechtbank acht de GI de stukken die de advocaat van de ouders op 24 januari 2025 heeft ingediend niet relevant. In een civiele procedure is de zoektocht van de ouders naar het ontstaan van het letsel van [voornaam minderjarige] niet van belang en veroorzaakt deze opnieuw vertraging. Bovendien zijn de stukken namens de ouders fors te laat ingediend. Het is nu tijd om in het belang van [voornaam minderjarige] beslissingen te nemen. De GI heeft de Raad opnieuw verzocht om onderzoek te doen naar een gezagsbeëindiging. [voornaam minderjarige] en de pleegouders verdienen duidelijkheid over het perspectief van [voornaam minderjarige] .
Al jaren veroorzaken de bezoeken met de ouders toenemende spanning bij [voornaam minderjarige] . Voor en na de bezoeken laat [voornaam minderjarige] ontregeld gedrag zien. [voornaam minderjarige] heeft een lange periode nodig om na het bezoek te herstellen. Zij heeft veel voorspelbaarheid nodig om goed te functioneren. De omgang dient te worden bepaald met [voornaam minderjarige] als uitgangspunt.
Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de bijzondere curatoren worden herbenoemd.
4.2.
Namens de ouders heeft hun advocaat ter zitting verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te beëindigen en [voornaam minderjarige] bij de ouders terug te plaatsen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft de ouders vrijgesproken. Het vonnis van de rechtbank is in kracht van gewijsde.
Gelet op de rapportage van [persoon F] zijn er duidelijke aanwijzingen dat het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) op een verkeerd spoor heeft gezeten en dat het letsel bij [voornaam minderjarige] een andere oorzaak heeft. Er is geen sprake geweest van kindermishandeling. De ouders zijn onschuldig. Een terugplaatsing blijft wat ouders betreft het uitgangspunt. Zij blijven strijden voor het belang van [voornaam minderjarige] , namelijk dat zij bij de ouders hoort te zijn.
Al jarenlang ligt het perspectief volgens de GI bij de pleegouders. Er is doelbewust toegewerkt naar vermindering van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de ouders op basis van een brief van het Erasmus MC. Uit het verouderde NIKA-rapport (Nederlandse Interventie Kortdurend op Atypisch opvoedgedrag) blijkt dat [voornaam minderjarige] recht heeft op een band met haar ouders. De GI probeert dit te voorkomen. Volgens de Raad moet een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] zelfs worden uitgesloten ondanks de vrijspraak van de ouders. Alles is erop gericht om [voornaam minderjarige] van haar ouders te onthechten. De bijzondere curator vindt ook dat er contact moet zijn in het belang van [voornaam minderjarige] , terwijl de omgang is afgebouwd. Uit het overgelegde bericht van de orthopedagoog blijkt dat jonge kinderen frequent contact met de ouders moeten hebben. De ouders bestrijden niet dat er voor, tijdens en na de bezoeken iets gebeurt met [voornaam minderjarige] . De betrokkenheid van nieuwe mensen en de aanstaande gezinsuitbreiding in het pleeggezin kan ook een uitwerking op [voornaam minderjarige] hebben. Volgens de GI gaan de prikkels bij [voornaam minderjarige] vooral uit van de ouders. Er vindt in bijna alle zaken video interactie onderzoek plaats. Het had op de weg van de GI gelegen om een dergelijk onderzoek ook in deze zaak in te zetten. Het is van belang dat de omgang wordt uitgebreid om te kunnen bepalen wat in het belang van [voornaam minderjarige] is. Het is zelfs een schending van de rechten van de mens om die omgang te minimaliseren. De omgang tussen de ouders en [voornaam minderjarige] is nagenoeg nihil dus er kan bijna geen impact op [voornaam minderjarige] zijn. Als de pleegvader het heeft over pijn bij [voornaam minderjarige] , is onduidelijk wat voor pijn zij dan heeft. Bij een jong kind is het toch normaal gedrag als er opeens wordt gehuild. Dit hoeft geen bijzonder gedrag te zijn.
4.3.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder ter zitting het volgende verklaard. De ouders willen een uitbreiding in de contactmomenten met [voornaam minderjarige] . Door de huidige frequentie van de omgang merken de ouders afstand bij [voornaam minderjarige] terwijl [voornaam minderjarige] bij eerdere korte momenten meer reactie heeft laten zien. De ouders erkennen dat [voornaam minderjarige] spanning ervaart. De moeder wil [voornaam minderjarige] helpen, maar kan haar niet helpen. Dat doet wat met haar moederhart.
4.4.
In aanvulling op het betoog van zijn advocaat heeft de vader ter zitting verklaard dat in de periode dat de duur van de bezoeken 2 uren was, [voornaam minderjarige] anders reageerde. De vader verwacht dat de afstand van [voornaam minderjarige] vergroot zal worden. Er wordt al vanuit gegaan dat [voornaam minderjarige] niet naar huis komt. De vader krijgt de kans niet om zich te bewijzen.
4.5.
De pleegmoeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Er was altijd al een toename van spanning bij [voornaam minderjarige] na de bezoeken met de ouders. Rond de bezoeken was [voornaam minderjarige] onrustig en wilde zij de buggy mee naar de bezoeken om zich erin terug te trekken, terwijl de buggy buiten de bezoeken om niet meer wordt gebruikt.
De afgelopen maanden zijn de zorgen over [voornaam minderjarige] toegenomen. Zij zit minder goed in haar vel. Tussen de bezoeken door is bij [voornaam minderjarige] een verhoogde spanning zichtbaar. Zij blijft korstjes op wondjes open krabben, huilt snel en is zoekende of de ouders en de pleegouders tijdens de bezoeken op een lijn zitten. Als geprobeerd wordt met [voornaam minderjarige] te verbinden dan lijkt zij uit het contact met de ouders en de pleegouders te gaan.
Voor de bezoeken geeft [voornaam minderjarige] aan dat zij niet wil, is zij verdrietig en wordt zij steeds stiller. Bij aankomst wil [voornaam minderjarige] niet uit de auto stappen en zoekt de nabijheid van de pleegmoeder. Bij een bezoek aan Plaswijk of Blijdorp kiest [voornaam minderjarige] er altijd voor om iets alleen te doen, bijvoorbeeld op de trampoline te springen, zodat zij fysiek daarbij geen mensen nodig heeft.
Tijdens een eerder bezoek werden op verzoek van de ouders met [voornaam minderjarige] veel filmpjes bekeken. De pleegmoeder vraagt zich af of dit nu de beste invulling is van de tijd samen. Achteraf heeft [voornaam minderjarige] aangegeven dat zij het bezoek niet leuk vond en vroeg de pleegmoeder een berichtje te sturen dat zij nooit meer komt.
De ouders doen hun best. Er moet contact zijn tussen [voornaam minderjarige] en de ouders. Dit contact moet echter bijdragen aan de band tussen hen. De ouders en de pleegouders doen hun best om tijdens de bezoeken ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] zo min mogelijk spanning ervaart. Ze zitten samen aan een tafel en er is interactie. Drie uren bezoek is echter te veel voor [voornaam minderjarige] . Zij heeft hersteltijd nodig zodat [voornaam minderjarige] zich op andere gebieden kan ontwikkelen.
[voornaam minderjarige] heeft daarnaast moeite gekregen met het nemen van afscheid van de pleegouders als zij naar school wordt gebracht. Zo gaat [voornaam minderjarige] momenteel gillen en moet de juf haar overpakken en lostrekken.
In de traumatherapie laat [voornaam minderjarige] zien dat zij van slag is. Zij moet tot rust komen.
Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de bijzondere curatoren herbenoemd worden. Dit heeft [voornaam minderjarige] nodig.
4.6.
De pleegvader heeft ter zitting het volgende verklaard. Rond de bezoeken met de ouders heeft [voornaam minderjarige] haar ongemak geuit door te spugen, huilen, gillen en wel 50 keer per dag benoemen dat zij pijn heeft. De laatste maanden is zichtbaar dat haar spanning bij de afscheidsmomenten toeneemt.
4.7.
De bijzondere curator mr. Van der Pols heeft benoemd dat een herbenoeming van de bijzondere curatoren voor [voornaam minderjarige] van belang is en heeft verder het volgende naar voren gebracht. [voornaam minderjarige] heeft moeite met de gehele situatie, namelijk het wonen bij de pleegouders en het contact met de ouders. In de strafzaak zijn de ouders weliswaar vrijgesproken, maar voor de rechtbank staat vast dat bij [voornaam minderjarige] letsel is toegebracht, waarbij niet kon worden vastgesteld of dit door de moeder en de vader of door een van hen en wie dan is gedaan. [voornaam minderjarige] heeft het meest behoefte aan duidelijkheid over haar perspectief. Zij vraagt aan de pleegouders of zij bij hen kan blijven wonen. Dit veroorzaakt veel onduidelijkheid bij [voornaam minderjarige] . De Raad moet dan ook voorrang geven aan het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel.
4.8.
De bijzondere curator drs. Van-Teijlingen-Pover heeft het volgende naar voren gebracht. [voornaam minderjarige] heeft veel meegemaakt. EMDR (een traumatherapie) is ingezet en lijkt wat te doen. [voornaam minderjarige] wordt verbaler en geeft signalen af van zich afsluiten, ook in de omgang. Dat is verdrietig. De omgang veroorzaakt spanning bij [voornaam minderjarige] . Zij heeft haar ontwikkelingstaken als kleuter, ontvangt therapie en heeft contacten met de ouders. Dit kost [voornaam minderjarige] veel energie. Het is begrijpelijk dat de therapie impact op [voornaam minderjarige] lijkt te hebben.
In een echtscheidingssituatie wordt in algemene zin aangegeven dat veel en frequent contact met de ouder belangrijk is zodat het kind goed gehecht blijft. De situatie van [voornaam minderjarige] is echter een andere. Zij heeft al vier jaren de pleegouders als hechtingsfiguren. Het is belangrijk dat het contact met de ouders niet te zwaar beladen is, omdat dit veel spanning bij [voornaam minderjarige] veroorzaakt. De voor [voornaam minderjarige] invoelbare spanningen tussen de volwassenen om haar heen en het contact met haar ouders vragen veel van [voornaam minderjarige] . Daarom hebben de bijzondere curatoren zich bij het advies van Enver aangesloten. Het is van belang dat de bezoeken met de ouders [voornaam minderjarige] zo minimaal mogelijk belasten. Met het Erasmus MC zou kunnen worden overlegd of het door de ouders gewenste video contact passend zou kunnen zijn, of dat dit juist nadelig kan uitpakken voor [voornaam minderjarige] . Een dergelijke video interactie zou dan in ieder geval op een neutrale plek moeten plaatsvinden.
4.9.
De Raad heeft ter zitting het volgende meegedeeld. Een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk. De GI is al snel op de stoel van de strafrechter gaan zitten. Dit heeft mogelijkerwijs extra spanningen in de samenwerking met de ouders veroorzaakt. Besproken moet worden wat nodig is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] spanning ervaart. Zij heeft veel meegemaakt. De Raad zal op verzoek van de GI onderzoek doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. Het perspectief van [voornaam minderjarige] en de bezoekregeling tussen [voornaam minderjarige] en de ouders zal door de Raad worden onderzocht. Naar verwachting kan de Raad met dit onderzoek over ongeveer vier maanden starten en binnen acht maanden afronden.

5.De informatie van pleegzorg

5.1.
Namens pleegzorg is ter zitting het volgende meegedeeld. In de afgelopen periode hebben de ouders en de pleegouders op een positieve wijze samen gewerkt en zich ingezet om spanning bij [voornaam minderjarige] te voorkomen. Tijdens de bezoeken lijkt [voornaam minderjarige] de laatste periode uit het contact met de ouders te gaan en naar de pleegouders te trekken. De ouders en de pleegouders doen hun best om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] weer in contact kan komen met de ouders.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de ingekomen stukken
6.1.
Op 26 januari 2025 heeft de advocaat namens de ouders een ongedateerde brief met vijf bijlagen en op 27 januari 2025 een screenshot van een brief van de Raad gericht aan de ouders van 13 januari 2025 bij de rechtbank ingediend. Op grond van artikel 1.10 van het proces-reglement civiel jeugdrecht van januari 2025 worden processtukken uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend. De rechtbank heeft gelet op deze late indiening van de stukken geen gelegenheid meer gehad om van deze stukken kennis te nemen. Daarbij komt dat het in strijd is met een goede procesorde om ook van de andere procespartijen te verwachten dat zij op deze korte termijn kennis kunnen nemen van deze stukken en daarop adequaat kunnen reageren. De rechtbank zal deze stukken dan ook buiten beschouwing laten.
Ten aanzien van C/10/682637 / JE RK 24-1547 en C/10/690604 / JE RK 24-2614;de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige]
6.2.
Op grond van artikel 1:265b, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
6.3.
Op grond van artikel 1:265c, lid 2, BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling de duur telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
6.4.
Op grond van artikel 1:265d, lid 1, BW kan een uithuisplaatsing door de gecertificeerde instelling worden beëindigd indien deze niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot het verrichten van het onderzoek, bedoeld in artikel 265b, lid 1, en het belang van de minderjarige zich tegen beëindiging niet verzet.
Op grond van artikel 1:265d, lid 2, BW kan onder meer de met het gezag belaste ouder wegens gewijzigde omstandigheden de gecertificeerde instelling verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen.
Op grond van artikel 1:265d, lid 3, BW geeft de gecertificeerde instelling een schriftelijke beslissing binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.
Op grond van artikel 1:265d, lid 4, BW kan de kinderrechter op verzoek van een in het tweede lid genoemde persoon kan de kinderrechter de machtiging geheel of gedeeltelijk intrekken of de duur ervan bekorten. Artikel 264, lid 1, tweede volzin, lid 2 tot en met lid 4, alsmede artikel 265, lid 4, zijn van toepassing.
6.5.
De kinderrechter beoordeelt of er gewijzigde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de uithuisplaatsing beëindigd kan worden. Dat is het geval indien de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] en het belang van [voornaam minderjarige] zich niet tegen beëindiging verzet.
6.6.
Op basis van de stukken en de zitting is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
6.7.
De rechtbank overweegt het volgende.
6.8.
Toen [voornaam minderjarige] enkele weken oud was, heeft zij ernstig letsel opgelopen. De ouders zijn daarbij ieder als verdachte aangemerkt. Uit de vonnissen van de rechtbank van
20 november 2024 in de strafzaken tegen de ouders blijkt dat zij door de rechtbank zijn vrijgesproken. In haar motivering van deze vrijspraken heeft de rechtbank overwogen dat zij ervan uitgaat dat sprake is van toegebracht letsel, waarbij de moeder, de vader of zij samen voor het ernstige letsel bij [voornaam minderjarige] verantwoordelijk zijn. Er volgt geen veroordeling omdat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen of zij dit samen hebben gedaan, of een van hen en wat het aandeel van een van hen of van ieder van hen is geweest. De rechtbank heeft beide ouders hierom vrijgesproken. Gelet op de motivering van de rechtbank betekent de vrijspraak van de ouders dan ook niet dat er geen verdenking tegen de ouders meer bestaat. De ouders zijn strafrechtelijk vrijgesproken, maar zijn niet vrijgepleit van het toebrengen van letsel bij [voornaam minderjarige] . Dat de advocaat namens de ouders nog aanvullende informatie over het mogelijke ontstaan van het letsel bij [voornaam minderjarige] heeft ingebracht, is voor onderhavige (civiele) procedure niet relevant. De rechtbank bepaalt in deze procedure uitsluitend wat momenteel in het belang van [voornaam minderjarige] is.
6.9.
Inmiddels is [voornaam minderjarige] al bijna vier jaren uit huis geplaatst en verblijft zij in een pleeggezin. [voornaam minderjarige] doet het in het pleeggezin goed. Zij hecht zich goed aan haar pleegouders door de veiligheid en de structuur die haar in dit pleeggezin wordt geboden. De ouders zijn niet in staat gebleken om de veiligheid van [voornaam minderjarige] in de thuissituatie te waarborgen. Door dat wat [voornaam minderjarige] aangeeft en uitstraalt, zijn tot op heden de omgangsmomenten niet uitgebreid, omdat dit niet in het belang van [voornaam minderjarige] was. Er heeft nauwelijks contactgroei tussen [voornaam minderjarige] en de ouders kunnen plaatsvinden, waardoor [voornaam minderjarige] nog niet gehecht is aan de ouders. Al deze omstandigheden maken dat een thuisplaatsing niet meer in het belang van [voornaam minderjarige] is. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het advies van de bijzondere curatoren dat [voornaam minderjarige] het beste kan opgroeien in het pleeggezin en dat zij gebaat is bij duidelijkheid over haar perspectief.
6.10.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het resterende deel van het verzoek van de GI ten aanzien van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toewijzen en het verzoek van de ouders tot beëindiging van de uithuisplaatsing afwijzen.
6.11.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6.12.
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de twee bijzondere curatoren voor [voornaam minderjarige] te herbenoemen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 8 oktober 2025. De opdracht aan de bijzondere curatoren luidt dat de bijzondere curatoren de opdracht krijgen om:
- [voornaam minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen;
- al het nodige te doen wat in het belang van [voornaam minderjarige] is.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curatoren om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de afloop van de ondertoezichtstelling schriftelijk verslag uit te brengen aan de rechtbank, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en de advocaat.
Ten aanzien van de omgang tussen de ouders en [voornaam minderjarige]
6.13.
Op grond van artikel 1:265g, lid 1, BW kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Op grond van artikel 1:265g, lid 2, BW kan de kinderrechter op het verzoek van onder meer een met het gezag belaste ouder de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6.14.
De rechtbank overweegt het volgende.
6.15.
Uit de stukken en de behandeling tijdens de zitting is gebleken dat omgang met de ouders heel veel van [voornaam minderjarige] vraagt. De rechtbank ziet dat de ouders hun best doen. Zo hebben zij deelgenomen aan het NIKA-traject en hiervan geleerd. De ouders komen de omgangsregeling trouw na en tijdens de omgang is zichtbaar dat de ouders na dit traject beter bij [voornaam minderjarige] aansluiten, onder andere door haar meer ruimte te bieden. Daardoor lijkt [voornaam minderjarige] beter haar grenzen en behoeften in het contact te kunnen aangeven. Ook wordt tijdens de omgangsmomenten door alle betrokkenen samengewerkt om rust te creëren en de omgang voor [voornaam minderjarige] zo ontspannen en spanningsvrij mogelijk te laten verlopen. Desondanks vraagt het veel van [voornaam minderjarige] en is onderbouwd waarom de omgang in duur moet worden teruggebracht.
Volgens de GI en Enver pleegzorg is de huidige regeling van 1 keer per maand gedurende drie uur voor [voornaam minderjarige] te lang. Voor de bezoeken ervaart [voornaam minderjarige] nog steeds spanning. Zij geeft vaak aan dat zij niet naar het bezoek met de ouders wil gaan en dat zij lichamelijke klachten ervaart, zoals buikpijn. Tijdens de omgang geeft [voornaam minderjarige] vaak aan moe te zijn en zij trekt zich in de buggy terug terwijl zij buiten de bezoeken om geen buggy meer gebruikt. Tot twee weken na de omgang is [voornaam minderjarige] snel uit balans. Zij laat na de bezoeken nog steeds heftig gedrag zien. [voornaam minderjarige] is dan geheel ontregeld, zij herhaalt alles wat zij ziet en waar zij aan denkt en zij geeft vaak aan dat zij pijn heeft. Daarnaast is ook gesteld en voldoende onderbouwd dat de duur van het omgangsmoment voor [voornaam minderjarige] te lang is. Het laatste uur is moeizaam in te vullen en [voornaam minderjarige] laat zien dat ze vermoeid is. Volgens Enver heeft [voornaam minderjarige] geen behoefte aan een uitbreiding van de frequentie van de omgang, maar aan een vermindering van de duur van de omgang. In hun aanvullende verslag van 16 december 2024 hebben de bijzondere curatoren geadviseerd om de omgang eens per 4 weken gedurende 2 uren te laten plaatsvinden.
6.16.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de omgang in het belang van [voornaam minderjarige] in duur beperken in die zin dat de begeleide omgang tussen [voornaam minderjarige] en de ouders 1 keer in de maand 2 uren zal zijn. Uitbreiding van de frequentie van de bezoeken, zoals ouders willen, is daarbij niet in het belang van [voornaam minderjarige] , omdat de bezoeken – zoals hiervoor beschreven – veel van [voornaam minderjarige] vragen, zowel voor, tijdens als na afloop daarvan. Met deze beslissing wordt beoogd om draagvlak bij [voornaam minderjarige] te houden voor de omgangsmomenten met de ouders en het contact met hen in stand te houden, om zodoende op termijn mogelijkerwijs weer meer te kunnen investeren in dit contact. Het is immers juist de bedoeling om de ouders in het leven van [voornaam minderjarige] te houden. De rechtbank heeft rekening gehouden met het bepaalde in artikel 3 van het IVRK (Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind), welke bepaling voorschrijft dat ook bij rechterlijke beslissingen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
6.17.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de GI tot vermindering van de omgang toewijzen en het verzoek van de ouders tot uitbreiding van de omgang afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
ten aanzien van C/10/682637 / JE RK 24-1547
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 oktober 2025;
ten aanzien van C/10/692974 / JE RK 25-134
7.2.
wijzigt de omgangsregeling en bepaalt deze als volgt:
de ouders hebben met [voornaam minderjarige] begeleide omgang 1 keer per maand gedurende 2 uren;
7.3.
benoemt tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige] :
- mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende te Schiedamsedijk 69 a, 3011 EK te Rotterdam;
- drs. A. van Teijlingen-Pover, kantoorhoudende te H. Knoopstraat 1, 2171 PW Sassenheim;
7.4.
verzoekt de bijzondere curatoren al datgene te doen wat in het belang van [voornaam minderjarige] is en haar daartoe in en buiten rechte te vertegenwoordigen, zoals opgenomen onder rechtsoverweging 6.12;
7.5.
bepaalt dat de benoemingen tot bijzondere curatoren gelden voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 8 oktober 2025;
7.6.
verzoekt de bijzondere curatoren uiterlijk twee weken voor afloop van de ondertoezichtstelling, te weten uiterlijk op 23 september 2025, de rechtbank (met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en de advocaat) de verzochte rapportage te doen toekomen;
7.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
ten aanzien van C/10/687082 / JE RK 24-2166 en C/10/690604 / JE RK 24-2614
7.8.
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025 door
mr. A. Verweij, mr. A.J. van Dijk en mr. A. Wolthuis, kinderrechters, in aanwezigheid van
D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 11 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.