ECLI:NL:RBROT:2025:2533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691134 / JE RK 24-2678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met risicovol gedrag

Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De minderjarige vertoont risicovol gedrag, waaronder het weglopen van huis en het zich aanbieden voor seksuele diensten. De ouders hebben het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder en de veiligheid van de minderjarige. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog niet in staat is om thuis te wonen en dat er een risico bestaat op herhaling van risicovol gedrag. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is vastgesteld tot 10 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 21 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691134 / JE RK 24-2678
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam- Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Atceken-Ata, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A. Oosterveen, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 16 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van B. el Manouzi, tolk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
1.5.
Er is bijzondere toegang verleend aan een stagiair van de advocaat van de moeder.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een groep in Hoenderloo.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 oktober 2024 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 21 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 oktober 2024 de machtiging verlengd [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 21 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De zorgen over [voornaam minderjarige] zijn nog altijd aanwezig. Een thuisplaatsing brengt het risico met zich mee dat [voornaam minderjarige] opnieuw slachtoffer wordt van seksueel misbruik en jeugdprostitutie. Ook bestaan er zorgen over de opvoedcapaciteiten en weerbaarheid van de moeder. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] een passende behandeling krijgt, er systemische hulpverlening wordt ingezet en er gewerkt wordt aan de ouder-kind relatie. [voornaam minderjarige] dient te leren hoe zij met bepaalde vrijheden omgaat, zodat zij niet dezelfde foute keuzes maakt. Begrenzing en ondersteuning in de thuissituatie is noodzakelijk om de veiligheidsrisico’s te beperken.
4.2.
De GI schaart zich achter het verzoek van de Raad. Het verblijf op de open groep verloopt positief en [voornaam minderjarige] houdt zich aan de gemaakte afspraken. Er bestaan echter nog grote zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is in het verleden regelmatig weggelopen en meerdere keren gesignaleerd op de Maasboulevard. Een thuisplaatsing zonder geschikte hulpverlening zorgt ervoor dat [voornaam minderjarige] terugvalt in oude patronen en haar veiligheid in gevaar komt. Tevens bestaan er zorgen over het functioneren van de moeder. De moeder is vaak negatief over de betrokken instanties, en beïnvloedt [voornaam minderjarige] hiermee. De omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] is daarom geminimaliseerd tot één keer per week. Het perspectief van de [voornaam minderjarige] ligt bij de vader en voordat [voornaam minderjarige] naar huis terugkeert is het belangrijk dat er Multisysteem Therapie (MST) wordt ingezet. De MST-hulpverlening zorgt ervoor dat de vader leert hoe hij [voornaam minderjarige] in de thuissituatie kan begrenzen en kan ondersteunen. Doordat de wachtlijst voor de MST-hulpverlening zeventien weken is, is het belangrijk dat er voldoende tijd is om de hulpverlening op een goede manier vorm te geven.
4.3.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er wordt verzocht om het verzoek ten aanzien van de uithuisplaatsing af te wijzen. [voornaam minderjarige] is in het verleden slachtoffer geweest van manipulatie en heeft toentertijd verkeerde keuzes gemaakt. De afgelopen periode heeft [voornaam minderjarige] hard gewerkt, zich goed aan de regels gehouden en haar lesje geleerd. [voornaam minderjarige] zal niet naar de Maasboulevard gaan en [voornaam minderjarige] verdient het om vrijheid te krijgen. Tevens hebben de ouders meegewerkt met de hulpverlening en kunnen zij de veiligheid van [voornaam minderjarige] voldoende waarborgen. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk thuis wordt geplaatst, zij naar school gaat en er ambulante hulpverlening wordt ingezet. Doordat de wachttijd van de MST- hulpverlening zeventien weken is, moet [voornaam minderjarige] voor de start van de hulpverlening al bij de vader te worden geplaatst, anders duurt het veel te lang. De moeder staat open voor hulpverlening en heeft geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling.
4.4.
Door en namens de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er wordt verzocht om het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. [voornaam minderjarige] is in het verleden met een verkeerde vriendin omgegaan, die haar manipuleerde, en door wie zij foute keuzes heeft gemaakt. De vader is zich bewust van de veiligheidsrisico’s maar heeft het vertrouwen in [voornaam minderjarige] dat zij zich aan de regels houdt en niet opnieuw de fout in zal gaan. Tevens staat de vader open voor hulpverlening. Sinds de plaatsing op de groep in Hoenderloo is er weinig vooruitgang geboekt en de wachttijd van de MST-hulpverlening is lang. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] de kans krijgt om thuis te wonen, zodat zij naar school kan gaan en haar leven opnieuw kan opbouwen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is in het verleden regelmatig van huis weggelopen en op onveilige plekken gesignaleerd, die erom bekend staan dat daar prostitutie plaatsvindt. Ook online zijn er aanwijzingen gevonden dat [voornaam minderjarige] zichzelf aanbood voor het verrichten van seksuele diensten tegen betaling. Daarnaast is er sprake van een verstoorde ouder-kind relatie, waarbij de benodigde begrenzing in de thuissituatie ontbreekt. Op basis van deze zorgen is [voornaam minderjarige] op 21 oktober 2024 op een open groep in Hoenderloo geplaatst. De afgelopen periode is het verblijf op de groep in Hoenderloo goed verlopen en [voornaam minderjarige] houdt zich aan de regels. De benodigde hulpverlening is echter nog niet van de grond gekomen en het contact tussen de moeder en de instanties verloopt moeizaam. Zowel [voornaam minderjarige] als de ouders ontkennen de zorgen en het lijkt erop dat zij de veiligheidsrisico’s onvoldoende inzien. Voor de komende periode is het daarom van belang dat de GI betrokken blijft, zodat [voornaam minderjarige] en de ouders passende begeleiding krijgen en uiteindelijk de MST-hulpverlening kan worden ingezet. De kinderrechter acht de ondertoezichtstelling dan ook in het belang van [voornaam minderjarige] en zal deze verlenen voor de duur van een jaar.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] Het is voor [voornaam minderjarige] nog niet mogelijk om thuis te wonen. Tot op heden wordt door de ouders ontkend dat [voornaam minderjarige] zichzelf in onveilige situatie brengt, risicovol gedrag vertoont en waarschijnlijk tegen betaling seksueel contact heeft gehad met (meerderjarige) mannen. Doordat alle betrokkenen dit ontkennen komt het gesprek daarover en over wat er aan die keuzes van [voornaam minderjarige] ten grondslag ligt niet tot stand. Zolang de ouders en [voornaam minderjarige] een en ander niet onder ogen willen zien, is het zeer ingewikkeld om op een verantwoorde wijze richting een thuisplaatsing te werken. Op dit moment brengt een thuisplaatsing in ieder geval nog te veel risico’s met zich. Ondanks de lange wachttijd is het van belang dat voordat [voornaam minderjarige] naar huis terugkeert, de MST-hulpverlening wordt ingezet en de veiligheidsrisico’s afnemen. De kinderrechter hoopt dat het gesprek tussen de instanties, de ouders en [voornaam minderjarige] de komende periode op gang komt en naar een thuisplaatsing kan worden toegewerkt. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor de verzochte duur toewijzen.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 10 januari 2025 tot 10 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 21 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van R.J.S. Mulder als griffier, en op schrift gesteld op 21 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.