ECLI:NL:RBROT:2025:2496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/10/690774 / HA ZA 24-1101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale expeditiezaak met verstek en betalingsvordering door Nederlandse expediteur

In deze internationale expeditiezaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2025 vonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap SEA AND SHORE SERVICES B.V., eiseres, en een buitenlandse rechtspersoon, gedaagde, die niet is verschenen. Eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen die verband hielden met door haar verleende expediteursdiensten aan gedaagde. De rechtbank diende te beoordelen of zij internationaal bevoegd was en welk recht van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van de artikelen 6 en 6a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de expeditiediensten in Nederland waren uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft de vordering toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 210.335,22, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De proceskosten werden begroot op € 12.347,21. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/690774 / HA ZA 24-1101
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEA AND SHORE SERVICES B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Groen te Leiden,
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
[gedaagde],
gevestigd te Lancashire, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2024, met producties;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat de gedaagde buiten Nederland haar woonplaats heeft. De rechtbank is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of zij internationaal bevoegd is en, zo ja, welk recht toepasselijk is.
2.2.
Of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak kan niet beoordeeld worden aan de hand van voor Nederland geldende internationale regelingen, die namelijk alle toepassing missen. Die vraag dient daarom beoordeeld te worden aan de hand van de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde regels van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht, de artikelen 1-13 Rv.
2.3.
Eiseres vordert in deze zaak betaling van facturen die zij aan gedaagde heeft gestuurd in verband met door haar aan gedaagde, haar contractuele wederpartij, verleende expediteursdiensten. Het gaat hier om facturen die uiterlijk op 30 december 2024 of eerder betaald hadden moeten zijn (prod. 4 van eiseres). Volgens eiseres heeft gedaagde al deze facturen onbetaald gelaten. De hoofdsom, het totaalbedrag van deze facturen, is
€ 210.335,22. Daarnaast vordert eiseres de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW.
2.4.
De Fenexcondities houden geen bepaling in over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een internationale (expeditie)zaak. De forumkeuze van lid 1 van artikel 23 van de Fenexcondities betreft namelijk slechts de
relatievebevoegdheid van een Nederlandse rechter (
‘de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de Expediteur’).
2.5.
Aangezien gedaagde geen woonplaats heeft in Nederland, kan de Nederlandse rechter in deze zaak zijn rechtsmacht niet ontlenen aan de in artikel 2 Rv opgenomen hoofdregel van het Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht.
2.6.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van vorderingen die zijn gebaseerd op een overeenkomst is in het Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht specifiek geregeld in artikel 6, aanhef en onder a, Rv:
De Nederlandse rechter heeft eveneens rechtsmacht in zaken betreffende:
a.
verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis of het verzoek ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
De werkzaamheden van een expediteur zijn diensten. Voor dienstverleningsovereenkomsten is de in onderdeel a van artikel 6 Rv bedoelde plaats van uitvoering nader geregeld in artikel 6a Rv, aanhef en onder b, Rv.
Artikel 6a, aanhef en onder b, Rv luidt als volgt:
Voor de toepassing van artikel 6, onderdeel a, is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering in Nederland gelegen:
(…)
voor de verstrekking van diensten, indien de diensten volgens de overeenkomst in Nederland verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden.
2.7.
Voor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak is dus bepalend of volgens de door partijen gesloten overeenkomst de expeditiediensten van eiseres in Nederland verstrekt werden of in Nederland verstrekt hadden moeten worden in de zin van onderdeel b van artikel 6a Rv. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
2.8.
Expediteurswerkzaamheden betreffen het
doenvervoeren van goederen, niet het vervoeren van goederen. Dat geschiedt door het geven van opdrachten, al dan niet op eigen naam, aan een vervoerder. Het geven van opdrachten is dus de dienst die wordt verstrekt en die dienst wordt verstrekt op de plaats waar de expediteur kantoor houdt. Zoals volgt uit de stellingen van eiseres en ook blijkt uit de in het geding gebrachte stukken, houdt eiseres kantoor in Nederland. Dat eiseres desondanks haar expediteurswerkzaamheden voor gedaagde vanuit een ander land dan Nederland verricht, is gesteld noch gebleken. De plaats van uitvoering van de overeengekomen diensten is dus gelegen in Nederland, zodat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6, aanhef en onder a, Rv junctie artikel 6a, aanhef en onder b, Rv rechtsmacht heeft.
2.9.
Artikel 23 lid 1 van de Fenexcondities houdt de volgende forumkeuze in:
Onverminderd het in de vorige alinea bepaalde staat het de expediteur vrij vorderingen van opeisbare geldsommen, waarvan de verschuldigdheid niet door de wederpartij binnen vier weken is betwist, voor te leggen aan de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de expediteur.
De vestigingsplaats van eiseres, de expediteur, is gelegen in Rotterdam, derhalve in het rechtsgebied van deze rechtbank.
2.10.
Op grond van artikel 23 lid 1 van de Fenexcondities is deze rechtbank dus relatief bevoegd.
2.11.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag welk recht in deze internationale zaak van toepassing is.
2.12.
Eiseres beroept zich op de rechtskeuze voor Nederlands recht in artikel 21 lid 1 van de Fenexcondities:
Alle Overeenkomsten waarop deze Voorwaarden van toepassing zijn, zijn onderworpen aan Nederlands recht.
2.13.
Nederlands recht is dus toepasselijk op de overeenkomst.
2.14.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.15.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van eiseres worden tot aan deze uitspraak begroot op:
dagvaardingskosten € 112,37
beslagkosten € 699,84
griffierecht € 5.929,00
salaris advocaat € 5.428,00 (2 punten in liquidatietarief VI)
nakosten € 178,00(+ de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 12.347,21.
2.16.
Tegen de over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is geen apart verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen op de wijze als in de beslissing is bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 210.335,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 oktober 2024 over de facturen die op die datum betaald hadden dienen te zijn en over de overige facturen vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag van de volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten ten bedrage van € 12.347,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na deze aanschrijving tot de dag van de volledige betaling. Als gedaagde niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.
901/2459