ECLI:NL:RBROT:2025:2493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11512140 VV EXPL 25-54
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding na burgemeestersluiting van een woning vanwege drugslab en de gevolgen voor de huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Hef Wonen en Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. De zaak betreft de ontruiming van een woning die door de burgemeester is gesloten vanwege de ontdekking van een drugslab. De huurder, [persoon A], stond onder bewind en had de woning gehuurd sinds 1 juni 2023. De burgemeester had op 25 november 2024 besloten de woning te sluiten, wat op 2 december 2024 is uitgevoerd. Hef Wonen heeft de huurovereenkomst op 16 december 2024 buitengerechtelijk ontbonden en verzocht om ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding.

De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, omdat de huurder op de hoogte had moeten zijn van de druggerelateerde activiteiten in de woning. De kantonrechter wees de ontruiming toe, ondanks het verweer van de huurder dat hij niet op de hoogte was van het drugslab. De rechter concludeerde dat de omstandigheden en de ernst van de situatie de ontruiming rechtvaardigden. Van den Bosse werd ook veroordeeld tot betaling van een maandelijkse vergoeding aan Hef Wonen en de proceskosten, omdat zij grotendeels ongelijk kregen in deze procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11512140 VV EXPL 25-54
datum uitspraak: 27 februari 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. L. Şimşek,
tegen
Van den Bosse Bewindvoeringen B.V.(als bewindvoerder van [persoon A] ),
vestigingsplaats: Middelburg,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Verheij.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 februari 2025, met bijlagen;
  • de producties 1 tot en met 3 van Van den Bosse;
  • de pleitnotities van Van den Bosse.
1.2.
Op 24 februari 2025 is de zaak tijdens een zitting op de rechtbank in Dordrecht besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [persoon B] namens Hef Wonen met mr. Şimşek;
  • mevrouw [persoon C] namens Van den Bosse met mr. J. Pearson.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[persoon A] huurt sinds 1 juni 2023 een woning van Hef Wonen. Hij staat sinds 18 september 2020 onder bewind bij Van den Bosse. Op 12 september 2024 is in de woning van [persoon A] een ‘drugslab’ aangetroffen. De burgemeester heeft in een beschikking van 25 november 2025 aangekondigd de woning hierom te gaan sluiten. Dat is op 2 december 2024 daadwerkelijk gebeurd. Vervolgens heeft Hef Wonen de huurovereenkomst op 16 december 2024 buitengerechtelijk ontbonden. Hef Wonen verzoekt de kantonrechter de bewindvoerder te veroordelen om de woning te ontruimen en een gebruiksvergoeding te betalen tot aan de datum van de ontruiming. [persoon A] voert hiertegen verweer. De kantonrechter oordeelt dat Van den Bosse de woning moet ontruimen en de gebruiksvergoeding moet betalen tot het moment dat is ontruimd. Hierna wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel is gekomen.
Beoordelingskader kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Hef Wonen heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Van den Bosse als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Buitengerechtelijke ontbinding rechtsgeldig
2.3.
[persoon A] heeft weliswaar bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester, maar de kantonrechter acht het niet aannemelijk dat dat besluit wordt herroepen of wordt vernietigd. De politie heeft blijkens de rapportage van 17 september 2024 in de woning namelijk een grote hoeveelheid chemicaliën, versnijdingsmiddelen en goederen die worden gebruikt om drugs mee te bewerken, verpakken en verwerken aangetroffen, zoals gasmaskers, ventilatoren, pannen, lege jerrycans (waar zo’n 660 liter aceton in heeft gezeten), tonnen, een centrifuge, rollen crêpepapier, elektrische verwarmingsspiralen en veiligheidsbrillen. De burgemeester schrijft in haar besluit van 25 november 2024 over een ernstig geval en acht de situatie in de woning een gevaar voor de openbare orde en bedreiging van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning. Zij vindt de maatregel noodzakelijk ondanks haar bekendheid met het voornemen van Hef Wonen de huurovereenkomst op te zeggen.
2.4.
Hef Wonen heeft voldaan aan alle eisen om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te mogen ontbinden (artikel 7:231 lid 2 BW). De burgemeester heeft de woning gesloten op grond van de genoemde artikelen in de Opiumwet en Hef Wonen heeft de huurovereenkomst schriftelijk opgezegd tijdens de sluiting. De opzegging heeft de bewindvoerder bereikt. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Hef Wonen gezien alle omstandigheden van haar ontbindingsbevoegdheid gebruik kunnen en mogen maken, ook al betekent dit dat [persoon A] daardoor zijn woning kwijt raakt met het risico van dakloosheid en andere financiële nadelen. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat [persoon A] , zo hij er al niet zelf bij betrokken was, wist dat er een drugslab in zijn woning was, zoals hierna onder 2.5. toegelicht. Verder overweegt de kantonrechter dat partijen in de huurovereenkomst en daarbij behorende algemene voorwaarden duidelijk zijn overeengekomen dat druggerelateerde activiteiten in en rondom de woning verboden zijn, dat Hef Wonen wat drugs betreft een ‘zero-tolerance beleid’ voert, dat er blijkens klachten aan Hef Wonen overlast is ervaren door omwonenden en [persoon A] in 2023 en 2024 blijkens de politiesystemen vaak met de politie in aanraking is geweest met betrekking tot drugsoverlast.
2.5.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer dat [persoon A] niet op de hoogte was van het drugslab in zijn woning. [persoon A] voert aan dat hij slechts een paar dagen niet thuis was en dat hij de sleutel van zijn woning aan een kennis had gegeven die enkele dagen onderdak nodig had. Toen [persoon A] weer thuis kwam, is hij in de woonkamer op de bank gaan zitten en in slaap gevallen zonder iets op te merken. Vervolgens zou hij wakker zijn geworden van het aankloppen door de politie. Dit relaas is ongeloofwaardig omdat zelfs in de woonkamer een niet te missen hoeveelheid dozen, opgestapeld tot aan het plafond, stond met druggerelateerd materiaal. De aangetroffen situatie in de andere vertrekken van de woning wekte, blijkens de bestuurlijke rapportage, bovendien de indruk dat de druggerelateerde materialen daar langer dan enkele dagen voor de ontdekking aanwezig waren en uitvoerig en langdurig zijn gebruikt.
Bovendien vermeldt de melding die is gedaan bij Meld Misdaad Anoniem het vermoeden dat er al een half jaar een drugslab in de woning is. Al een half jaar wordt een acetongeur waargenomen, zijn de ramen afgeplakt, is het een komen en gaan van mensen vooral in de nacht, lijkt de woning niet bewoond en worden er in de nacht goederen binnengebracht.
Afgezien van het voorgaande is [persoon A] als huurder van de woning verantwoordelijk voor wat er in de woning gebeurt.
Ontruiming
2.6.
Nu [persoon A] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter door de rechtsgeldige ontbinding van de huurovereenkomst geen recht heeft op verblijf in de woning, dient hij de woning te ontruimen. De bewindvoerder heeft aangegeven dat [persoon A] de woning niet vrijwillig zal ontruimen. Zij heeft, naar zij op zitting heeft verklaard, voor het laatst op 2 december 2024 telefonisch contact met [persoon A] gehad. De gemachtigde heeft evenmin contact met [persoon A] en ook het Leger des Heils lijkt hem uit het oog verloren. Hef Wonen heeft belang bij een spoedige ontruiming om de woning overeenkomstig haar doelstelling als woningcorporatie verder te kunnen verhuren en om bij te dragen aan de leefbaarheid van de wijk. De stelling namens [persoon A] , dat door een ontruiming het schuldhulpverleningstraject van [persoon A] mogelijk wordt verstoord, weegt daar niet tegen op. Tegen de achtergrond van al het voorgaande wijst de kantonrechter de ontruiming zoals gevorderd toe. Deze maatregel is gezien alle omstandigheden evenredig in de zin van artikel 8 EVRM en niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Van den Bosse moet vanaf februari 2025 tot het moment dat is ontruimd een vergoeding ter hoogte van de huur aan Hef Wonen betalen
2.7.
Van den Bosse moet een vergoeding van € 757,34 per maand betalen tot en met de dag dat [persoon A] de woning met al zijn spullen heeft verlaten (artikel 6:74 BW en artikel 7:225 BW). Hef Wonen heeft niet uitgelegd waarom Van den Bosse een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Weliswaar kan [persoon A] de woning op dit moment niet ‘gebruiken’, maar dat komt voor zijn rekening en risico. Hef Wonen heeft tijdens de zitting verklaard dat de huur tot en met de maand januari 2025 door de bewindvoerder is betaald. Daarom wordt de schade toegewezen vanaf februari.
Van den Bosse moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van Van den Bosse, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Van den Bosse aan Hef Wonen moet betalen op € 123,16 aan dagvaardingskosten, € 340,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.412,16. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hef Wonen dat eist en Van den Bosse daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. Bij dit oordeel is de aard en ernst van het geval in aanmerking genomen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Van den Bosse om de woning aan de Kruisnetlaan 213 in Hoogvliet Rotterdam binnen veertien dagen na het opheffen van de sluiting van die woning of, als de burgemeester de ontruiming eerder toestaat, binnen veertien dagen nadat de burgemeester de ontruiming toestaat, te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [persoon A] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Hef Wonen te stellen;
3.2.
veroordeelt Van den Bosse om vanaf 1 februari 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Hef Wonen te betalen € 757,34 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.3.
veroordeelt Van den Bosse in de proceskosten, die aan de kant van Hef Wonen worden begroot op € 1.412,16 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
703