ECLI:NL:RBROT:2025:2445

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10-320006-24; 10-081204-24 (vordering TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die op 6 oktober 2024 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning te [plaats]. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en is preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand een uitslaande woningbrand was die levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor omwonenden met zich meebracht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een forensische kliniek en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische stoornissen en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de voorwaardelijke straf, en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van een eerdere veroordeling gelast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-320006-24
Parketnummer vordering TUL: 10-081204-24
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. J. van der Stel, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-081204-24.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Immers, uit het dossier blijkt niet of in de direct aan de woning van de verdachte grenzende woningen bewoners aanwezig waren ten tijde van de brand. Ook kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld waar het adres [adres 2] precies gelegen is en of deze woning grenst aan de woning van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat de verdachte op 6 oktober 2024 brand heeft gesticht in zijn woning, gelegen aan de [adres 1] te [plaats] . Naar aanleiding van deze brand is er forensisch onderzoek verricht aan de woning van de verdachte. Uit dit onderzoek volgt onder meer dat de woning een portiekwoning betreft, dat er sprake was van een uitslaande woningbrand die zich zonder ingrijpen van de brandweer verder had kunnen uitbreiden, dat er bij de brand giftige hete rookgassen ontstonden die zich hadden kunnen verspreiden naar de belendende woningen en dat de overige bewoners zouden zijn geëvacueerd. Daarnaast volgt uit het door de politie verrichte buurtonderzoek dat de bewoonster van de [adres 2] ten tijde van de brand in haar woning aanwezig was. Zij hoorde haar brandalarm afgaan en zag, toen zij haar voordeur opende, rook uit de woning van de verdachte komen. De verdachte heeft daarover op de terechtzitting verklaard dat de bewoonster van [adres 2] zijn directe buurvrouw is op de bovenste etage. Haar voordeur zit volgens de verdachte tegenover zijn voordeur in de portiek. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er door de door de verdachte aangestoken brand ook levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel te duchten was.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 oktober 2024 te [plaats]
opzettelijk
brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres 1] ,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een zak en vervolgens die brandende zak bij/onder/tegen een deken en een matras gehouden,
ten gevolge waarvan een deken en een matras (gedeeltelijk) zijn verbrand en de woning voor een groot gedeelte is uitgebrand terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor zich in die woning en belendende woningen bevindende goederen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de belendende woningen aanwezige personen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft brand gesticht in zijn eigen woning om, naar eigen zeggen, de aandacht van de autoriteiten te trekken voor de benarde situatie waarin hij zich bevindt. De verdachte heeft hierbij niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen hetgeen de rechtbank zorgelijk en kwalijk acht. Door zijn handelen is voor de bewoners van zijn portiek namelijk een levensgevaarlijke situatie ontstaan. De brand is uitslaand geweest en had zich zonder ingrijpen van de brandweer verder kunnen uitbreiden. Daarnaast zijn er bij de brand giftige hete rookgassen ontstaan die zich hadden kunnen verspreiden naar de overige woningen. Bovendien is er veel schade aan de (huur)woning van de verdachte ontstaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psychiater [psychiater] , gedateerd 1 januari 2025, en het rapport van Reclassering Nederland, gedateerd 9 januari 2025. De rapporten houden onder meer het volgende in.
Pro Justitia rapport psychiater
De verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, stoornissen in het gebruik van cannabis en alcohol en waarschijnlijk ook aan een cluster B persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken. Van deze problematiek was ook ten tijde van de aan de verdachte ten laste gelegde brandstichting sprake. Het ten laste gelegde kan worden beschouwd als deels voortgekomen uit affectieve en gedragsmatige labiliteit, impulsiviteit en een neiging tot zelfdestructief gedrag als gevolg van de posttraumatische stressstoornis en cluster B persoonlijkheidstrekken (dan wel een cluster B persoonlijkheidsstoornis), versterkt door misbruik van cannabis, alcohol en mogelijk ook andere psychoactieve middelen. Geadviseerd wordt daarom de verdachte de hem ten laste gelegde brandstichting in een verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als matig verhoogd tot hoog ingeschat vanwege de ongunstige leefomstandigheden met een gebrek aan vaste bezigheden en persoonlijke steun, geringe belastbaarheid, inadequate coping en mogelijk ook dakloosheid. Geadviseerd wordt het recidiverisico te beperken door klinische psychiatrische en psychologische behandeling van de posttraumatische stressstoornis en de stoornissen in het gebruik van middelen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of Forensisch Psychiatrische Kliniek, met ambulante nazorg door een forensische polikliniek of forensisch FACT en eventueel toeleiding naar begeleid wonen, onder toezicht van de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Rapport Reclassering Nederland
Bij de verdachte is met uitzondering van de financiën op alle leefgebieden sprake van risicofactoren. De verdachte is er niet in geslaagd om vanuit zijn zelfstandige huurwoning zijn integratie vorm te geven. Hij stond er alleen voor en heeft zijn gedragsproblemen niet onder controle gekregen. Hij leed onder het gemis van zijn familie en zijn onvermogen om met hen in Nederland verenigd te worden. Hij gebruikte als coping middelen en raakte in een negatieve spiraal waarin integratiedoelen uit beeld raakten en hij uiteindelijk brand heeft gesticht. De verdachte is bereid om met het door de psychiater geadviseerde forensische zorgtraject mee te werken. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van dagbesteding en een verplichting om mee te werken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, gaat de rechtbank er vanuit dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een psychische stoornis bestond in verband waarmee het bewezen verklaarde feit de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert en de rechtbank dit noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 maart 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan een gedeelte groot zeven dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 maart 2024.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat de voorwaardelijke veroordeling niet op een soortgelijk feit zag en dat tenuitvoerlegging onder de gegeven omstandigheden niet opportuun is.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het hierboven bewezen verklaarde feit na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd is gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich aansluitend aan detentie meldt in de forensische kliniek van plaatsing bij de regionale SVG-reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat opnemen in een forensische kliniek of een andere zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. zich laat behandelen door een klinisch te indiceren forensische polikliniek of een andere zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. verblijft in een klinisch te indiceren vorm van huisvesting met woonbegeleiding of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door NIFP/IFZ of de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 7 (zeven) dagen, van de bij vonnis van 11 maart 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats]
opzettelijk
brand heeft gesticht in/aan een woning (gelegen aan de [adres 1] ),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, althans een brandend voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een zak en/of een kleed en/of een deken en/of een matras, althans een of meer goederen (met brandbare stoffen) en (vervolgens) die (brandende) zak bij/onder/tegen een deken en/of een matras gehouden,
ten gevolge waarvan een kleed en/of een deken en/of een matras (gedeeltelijk), althans een of meer goederen, zijn verbrand en/of de woning voor een groot gedeelte is uitgebrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor zich in die woning en/of belendende woningen bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de belendende woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.