ECLI:NL:RBROT:2025:2387

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10/337343-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van straatroof in vereniging met geweld tegen een slachtoffer te Rotterdam

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van straatroof in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander op 29 september 2023 te Rotterdam een straatroof heeft gepleegd. De aangever, een fietser, werd met geweld beroofd van zijn iPhone 12 Pro, airpods en een portemonnee met contant geld. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het bewijs, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, wees in zijn richting. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inconsistent en ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van € 835,20 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/337343-23
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de overval. De verdachte ontkent dat hij de straatroof heeft gepleegd en dat hij in de auto zat op het moment van de achtervolging van de politie. Zelfs als komt vast te staan dat de verdachte in de auto zat op het moment dat de auto wegreed van de politie, kan hieruit niet worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de overval heeft gepleegd.
4.1.2.
Beoordeling
Op 29 september 2023 vond een overval plaats op [slachtoffer] (hierna: de aangever). De aangever is rond 01:05 uur door twee personen met bivakmutsen met geweld van onder meer zijn telefoon, airpods, een geldbedrag van € 70,00 en portemonnee met pasjes beroofd. Aan de hand van de app ‘find my iPhone’ gingen verbalisanten (in een herkenbaar politievoertuig) om 01:45 uur naar de plaats waar de iPhone van de aangever het laatst aanstraalde. Daar zagen zij een Seat Ibiza staan met twee inzittenden. Verder waren er geen personen te zien. Toen de verbalisanten de Seat naderden, reed deze gelijk weg. Tijdens de achtervolging stopte de Seat en rende de bijrijder weg, waarna de Seat weer doorreed. Op de vluchtroute van de bijrijder werden de telefoon (in aluminiumfolie) en het rijbewijs van de aangever gevonden. Iets later stopte de Seat opnieuw en vluchtte ook de bestuurder. In de Seat werden onder meer de airpods van de aangever, een geldbedrag van € 70,00 in dezelfde coupures als opgegeven door de aangever en een rol aluminiumfolie gevonden. De rechtbank is op grond van het tijdverloop van ongeveer een half uur tussen de overval en het aantreffen van de personen in de auto in combinatie met het aantreffen van de gestolen goederen in de auto en op de vluchtroute van de bijrijder, van oordeel dat de personen in de Seat betrokken waren bij de overval op de aangever.
De vraag die voorligt is of de verdachte één van die personen was. Uit onderzoek blijkt dat de Seat op naam stond van de moeder van de verdachte en dat de verdachte deze auto op 28 september 2023 rond 22:00/23:00 uur van haar had geleend. In de Seat (op de bijrijdersstoel en in de middenconsole) zijn de telefoons van de medeverdachte en de verdachte gevonden. Daarnaast is het DNA van de medeverdachte [medeverdachte] , met wie de verdachte erkent dat hij – nadat hij de auto had geleend – had afgesproken, aangetroffen op het aluminiumfolie dat om de telefoon van de aangever zat na het terugvinden daarvan op de vluchtroute van de bijrijder en is het DNA van de verdachte gevonden op de binnenzijde van een bivakmuts en handschoenen die in de Seat lagen (respectievelijk op de bijrijdersstoel en op de achterbank). Deze bewijsmiddelen wijzen in de richting van de verdachte als een van de daders van de overval en vragen om een verklaring van hem.
De verdachte verklaarde dat hij die avond, nadat hij de auto had geleend, met de medeverdachte [medeverdachte] had afgesproken. Daarna is hij naar zijn/een vriendin gegaan, waar hij de auto zou hebben geparkeerd en zou hij er rond 3:00/3:30 uur achter zijn gekomen dat de auto was gestolen.
De rechtbank acht dit laatste deel van de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Hij heeft wisselend verklaard over waar hij de nacht van 29 september 2023 met de Seat is geweest. Zo verklaarde hij eerst dat hij bij zijn vriendin was, maar veranderde hij zijn verklaring nadat zij verklaarde dat de verdachte die nacht niet bij haar is geweest. De verdachte verklaarde daarna dat hij met de auto naar een andere vriendin is geweest. Over waar dat dan wel was en waar hij de auto zou hebben geparkeerd, heeft de verdachte geen concrete informatie willen verschaffen. De reden die hij daarvoor heeft gegeven – hij wil zijn andere vriendin niet bij de zaak betrekken – overtuigt de rechtbank niet, nu de verdachte geacht kan worden belang te hebben bij een overtuigend alibi gelet op de ernst van de beschuldiging en de mogelijke strafrechtelijke gevolgen voor hemzelf. Dat de bivakmuts en handschoenen in de auto lagen omdat de verdachte deze gebruikte voor zijn werk als bezorger op zijn scooter ligt niet voor de hand, temeer waar de bivakmuts op de bijrijdersstoel is gevonden – ondanks dat een ander (een van de beweerdelijke autodieven respectievelijk een van de overvallers) in dit scenario van de verdachte daar gedurende enige uren (sinds de autodiefstal) en ook tijdens de achtervolging door de politie zou hebben gezeten. In dit kader weegt de rechtbank voorts mee dat de verdachte in eerste instantie verklaarde dat de bivakmuts en handschoenen niet van hem waren en pas toen hij werd geconfronteerd met de onderzoeksresultaten met deze verklaring kwam.
De conclusie moet dan ook luiden dat de verklaringen van de verdachte over de diefstal van de auto en de achtergrond van de in de auto aangetroffen voorwerpen van hemzelf en een metgezel leugenachtig zijn en bedoeld om de waarheid te verhullen, te weten dat de verdachte een van de overvallers was en de bestuurder van het voertuig bij de achtervolging door de politie. Andere informatie die in strijd is met deze bevindingen, dan wel daar een ander licht op werpt is niet gesteld of gebleken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met een ander de aangever met geweld heeft beroofd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
een iPhone 12 Pro, airpods en een portemonnee (met pasjes en €70 contant geld), die aan [slachtoffer] , toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer] te doen stoppen met fietsen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geen stomme dingen moest doen en al
zijn spullen moest afgeven,
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te stompen,
- die [slachtoffer] naar de grond te werken en
- spullen uit de broekzakken van die [slachtoffer] te pakken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft – samen met de mededader –’s nachts op straat het slachtoffer beroofd. Ze hebben het slachtoffer gedwongen te stoppen, hem gemaand zijn spullen af te staan en, toen het slachtoffer dit niet deed, hem meerdere keren in zijn gezicht gestompt. Toen het slachtoffer probeerde weg te rennen, hebben de verdachte en zijn mededader hem van achteren naar de grond gewerkt en waardevolle spullen van het slachtoffer afgenomen. Deze gebeurtenis moet voor het slachtoffer beangstigend zijn geweest. De verdachte heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daarnaast maken straatroven als deze dat burgers zich minder veilig voelen op straat en hebben daarmee een impact op de gehele samenleving. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 september 2024. Gelet op de proceshouding van de verdachte kan de reclassering het herhalingsgevaar niet goed inschatten. De reclassering heeft geen risicofactoren ontdekt die direct de aandacht behoeven ter voorkoming van mogelijke herhaling van het delictgedrag. Er lijkt stabiliteit te zijn op de verschillende leefgebieden. De verdachte woont bij zijn ouders, is bezig op het gebied van onderwijs en werk en heeft toekomstplannen. De verdachte komt vaardig over, maar lijkt (bij een bewezenverklaring) onvoldoende nagedacht te hebben over de eventuele consequenties van zijn handelen en lijkt een op de korte termijn gerichte (financiële) keuze te hebben gemaakt. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en gelet op de ernst van feit en de leeftijd van de verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In de jonge leeftijd van de verdachte, zijn nagenoeg blanco strafblad en het opgestelde reclasseringsrapport, waaruit volgt dat de verdachte werkt en bezig is met het volgen van onderwijs en dat sprake is van toekomstperspectief, ziet de rechtbank aanleiding om deze gevangenisstraf als stok achter de deur geheel voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast wordt een taakstraf van maximale duur opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, maar biedt de verdachte ook een kans om in het vervolg andere keuzes te maken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 85,20 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 835,20, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig)uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 835,20 (zegge: achthonderdvijfendertig euro en twintig eurocent), bestaande uit € 85,20 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 835,20(hoofdsom,
zegge: achthonderdvijfendertig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 835,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een iPhone 12 Pro, airpods en een portemonnee (met pasjes en €70 contant geld), in
elk geval goederen,
die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/ of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] te doen stoppen met fietsen,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geen stomme dingen moest doen en/of al
zijn spullen moest afgeven,
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht te stompen,
- die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of
- spullen uit de broekzakken van die [slachtoffer] te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)