ECLI:NL:RBROT:2025:2375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10/250370-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, diefstal en geweldsdelicten in Rotterdam

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, diefstal en geweldsdelicten. De verdachte, geboren in 1974, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 augustus 2024 in Rotterdam met een hamer op het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] heeft geslagen, met de intentie om deze van het leven te beroven. Dit misdrijf werd niet voltooid. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een rugzak met waardevolle spullen van [slachtoffer 1] gestolen. Tevens heeft hij op 31 juli 2024 een geldbedrag van McDonald's/D-Palm B.V. gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen medewerkers van de fastfoodketen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft ook een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd, gezien de ernstige psychische problemen van de verdachte en het hoge recidiverisico. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/250370-24
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van [naam PI] : [adres PI] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam PI] ,
raadsvrouw mr. A.E.S. Heijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.L. van Montfoort heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden;
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2 en 3)
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, van oordeel dat uit het dossier onvoldoende volgt dat de verdachte het geweld heeft toegepast om de diefstal mogelijk te maken. De verdachte wordt partieel vrijgesproken van het geweldscomponent van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
Het onder 1 ten last gelegde is ook door de verdachte bekend. De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit voor het “slaan tegen het lichaam”. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met de hamer de schouder van het slachtoffer heeft geraakt. Dit betekent dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde “tegen het lichaam heeft geslagen”. Om deze reden heeft de rechtbank in bijlage III de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden op dit verweer.
In bijlage II heeft de rechtbank voor het overige een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 1 augustus 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met kracht met een hamer tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 1 augustus 2024 te Rotterdam
althans op de openbare weg in Rotterdam,
een (groene) rugzak met inhoud (onder meer kledingstukken en sieraden en
telefoons en opladers) en een geldbedrag dat/die aan [slachtoffer 1]
toebehoorden heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
3
hij op 31 juli 2024 te Rotterdam
een geldbedrag
dat aan MCDONALD'S/D-PALM B.V. (gevestigd aan [adres]
) toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan
envergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, door
- dreigend met een hamer in zijn, verdachtes, hand achter de toonbank/kassa's
te lopen en met die hamer op voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
af te lopen en die hamer
te tonen aan voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en- voornoemde [slachtoffer 2] tegen een muur te duwen en
- te schreeuwen/roepen: "Doe de kassa's open" en/of "maak de kassa open",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot doodslag;

2.
diefstal;
3.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van slachtoffer [slachtoffer 1] door uit het niets met een hamer op zijn hoofd te slaan. De verdachte heeft het slachtoffer gewond achtergelaten en vervolgens heeft hij de rugtas met spullen van het slachtoffer meegenomen. Een dag eerder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, door met een hamer een McDonalds binnen te lopen, een medewerkster een duw te geven, de medewerkers de kassalades open te laten maken en daar geld uit te pakken.
Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar heeft hij ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit heeft een grote en beangstigende impact gehad op slachtoffer [slachtoffer 1] . Dat bleek uit zijn toelichting op de zitting. Hij had niet verwacht op deze manier te worden aangevallen door een vriend van hem. Dergelijke misdrijven veroorzaken bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van dergelijke misdrijven hebben in psychisch opzicht vaak nog lange tijd last van de gevolgen daarvan. Beide feiten werden bovendien in het openbaar gepleegd, wat zorgt voor onveilige gevoelens in de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 4 november 2024 en 5 november 2024. Deze rapporten houden onder andere het volgende in. Bij de verdachte is sprake van invaliderende psychopathologie. Hij lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarbij sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waarbij sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig tijdens de ten laste gelegde feiten. Beide deskundigen adviseren de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Dit hangt met name samen met de acceptatie van adequate hulpverlening en het zich onthouden van middelengebruik, wat een duidelijk invloed kan hebben op het terugdringen van het recidiverisico. Gezien de complexiteit van de pathologie en het hoge recidiverisico, is het van belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen in een stevig kader. Het advies van de psycholoog en de psychiater is daarom om de behandeling binnen het kader van een TBS met voorwaarden te laten plaatsvinden, waarbij de klinische start volgens de psychiater zou kunnen plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK, beveiligingsniveau 3 - vooral ook ter bescherming van een mogelijke terugval) of forensische verslavingskliniek (FVK), waarbij expliciet aandacht is voor een geïntegreerde behandeling van de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek. Bij de klinische opname zal onder meer aandacht moeten zijn voor het versterken van de copingvaardigheden, zodat de verdachte niet meer geneigd is om spanning te dempen door het gebruik van middelen met het (verhoogde) risico op psychotische overschrijdingen. Belangrijk is een geïntegreerde behandeling van de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, omdat deze met elkaar verweven zijn. Verder is het van belang om het medicatiebeleid te monitoren en eventueel te actualiseren. De verwachting is dat deze klinische behandeling langer dan zes maanden zal duren, waarna er aandacht moet zijn voor een (langdurig) resocialisatietraject met intensieve begeleiding.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2025. Dit rapport houdt onder andere het volgende in. Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogensfeiten, welke worden gekenmerkt als verwervingscriminaliteit. Een zorgelijke ontwikkeling is de mate van geweld die de verdachte heeft gebruikt, gezien er geen eerdere patronen zijn in het gebruik van fysiek geweld in het delictverleden. Naast de problemen op psychosociaal gebied en zijn middelenverslaving, zijn de leefgebieden van de verdachte ontwricht. Hij heeft geen stabiele huisvesting, geen dagbesteding en geen positief steunend sociaal netwerk om zich heen. Op dit moment worden er nauwelijks beschermende factoren waargenomen.
De verdachte heeft de afgelopen jaren meermaals een reclasseringstoezicht opgelegd gekregen, waarbinnen geprobeerd is de leefgebieden van de verdachte op orde te krijgen. Binnen het reclasseringstoezicht is de verdachte herhaaldelijk teruggevallen in het gebruik van middelen en delictgedrag. De reclassering is daarom ‘zeer gematigd positief’ ten
aanzien van een TBS met voorwaarden, omdat er twijfels zijn over de haalbaarheid voor de verdachte om zich aan de voorwaarden te houden. De reclassering adviseert een reeks voorwaarden zoals in het navolgende aan de orde komt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en psycholoog. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en meegewogen dat – zoals hierna wordt overwogen – de maatregel TBS met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van de verdachte en omdat de rechtbank het noodzakelijk vindt dat de verdachte snel begint met de behandeling.
TBS met voorwaarden
De rechtbank onderschrijft de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Bij de verdachte bestond blijkens de inhoud van bovenstaande rapporten tijdens het begaan van de bewezen feiten een stoornis en de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, betreffen misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. Hierbij zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden overnemen. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van al deze voorwaarden indien deze maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Mocht op enig moment de tbs met voorwaarden worden omgezet in een tbs met dwangverpleging, dan kan de totale duur van de tbs met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het door de deskundigen geconstateerde hoge risico op het plegen van een geweldsdelict bij het uitblijven van behandeling en begeleiding van de verdachte, zal de rechtbank op grond van artikel 38, zesde lid Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de rapportages blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling en dat de verdachte langdurig onder toezicht dient te staan om de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij heeft ter zitting de vordering aangepast en vordert een vergoeding van € 3.810,51 aan materiële schade, te weten € 3.470,51 in verband met kosten voor het ziekenhuis en € 340,00 in verband met het gestolen geldbedrag. Ook vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
Daarnaast heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: D-Palm B.V. (Mac Donald’s [adres] ) ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 364,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de benadeelde partij D-Palm B.V. moeten worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan het materiële deel van de vordering gedeeltelijk – te weten de gevorderde vergoeding van de ziekenhuiskosten – worden toegewezen. Het gedeelte dat ziet op het gestolen geldbedrag moet primair worden afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing. Het immateriële deel van de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij D-Palm B.V. moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering niet voldoende is onderbouwd. Uit het verzoek en het KvK-uittreksel blijkt niet dat [persoon A] gemachtigd of bevoegd is om een derde te machtigen om namens de D-Palm B.V. een verzoek tot schadevergoeding in te dienen.
8.3.
Beoordeling
[slachtoffer 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. De rechtbank schat daarbij het gestolen geldbedrag op een bedrag van € 340,00 zoals door de benadeelde partij is gesteld. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00. Daarbij merkt de rechtbank op dat het niet enkel om fysiek letsel gaat, maar ook om de mentale gevolgen die de strafbare feiten met zich mee hebben gebracht voor het slachtoffer.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 2.000,00 bestaande uit immateriële schade en het te vergoeden schadebedrag van € 340,- bestaande uit materiële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024. Ten aanzien van het overige materiële schadebedrag van € 3.470,51 zal voor de wettelijke rente de dag van de laatste behandeling worden gehanteerd, te weten 9 augustus 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
D-Palm B.V.
Ten aanzien van het verweer dat D-Palm B.V. bij het indienen van de vordering tot schadevergoeding niet op de juiste wijze is vertegenwoordigd, overweegt de rechtbank als volgt. Als uitgangspunt geldt dat aan een betwisting van de bevoegdheid van de persoon die een rechtspersoon in een strafprocedure vertegenwoordigt, bepaaldelijk eisen mogen worden gesteld. Als uit de stukken van het dossier blijkt van voldoende samenhang en continuïteit in handelen namens de rechtspersoon en bij de ondertekening van documenten, dient de betwisting van de bevoegdheid voldoende te zijn gesubstantieerd. Uit de stukken van het dossier blijkt over de benadeelde partij dat het voegingsformulier is getekend door [persoon A] en in het schadevergoedingsformulier is opgenomen dat [persoon A] bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Voorts blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van D-Palm B.V. dat [naam stichting] groep enig aandeelhouder en bestuurder is. Gegeven deze informatie is sprake van voldoende samenhang en continuïteit in handelen, zodat de enkele stelling dat de vordering onvoldoende is onderbouwd omdat niet kan worden vastgesteld dat deze is ingediend door een persoon die bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen, dient te worden verworpen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 juli 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 5.810,51, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Daarnaast moet de verdachte de benadeelde partij D-Palm B.V. een schadevergoeding betalen van € 364,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 57, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij
de navolgende voorwaarden betreffende het gedragvan de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
- de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per kalenderjaar.
  • de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en de controle daarop, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de terbeschikkinggestelde zich behandelen door Fivoor Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen en de controle daarop, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • aansluitend op zijn klinische behandeling verblijft de terbeschikkinggestelde in een beschermde woonvorm of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, indien de reclassering dat noodzakelijk vindt. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vinden. De terbeschikkinggestelde zet zich in voor woonbegeleiding, houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
  • de terbeschikkinggestelde spant zich in voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk of scholing;
  • de terbeschikkinggestelde heeft of zoekt op geen enkele wijze- direct of indirect- contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1958 zolang het openbaar ministerie dit nodig acht;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft aan Stichting Verslavingsreclassering GGZ opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 5.810,51
(zegge: vijfduizend achthonderdtien euro en eenenvijftig eurocent), bestaande uit € 3.810,51 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.470,51 vanaf 9 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 2.340,00 vanaf 1 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan
de verdachte de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen € 5.810,51 (hoofdsom,
zegge: vijfduizend achthonderdtien euro en eenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.470,51 vanaf 9 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en over een bedrag van € 2.340,00 vanaf 1 augustus 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van €
5.810,51niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
64 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij D-Palm B.V., te betalen een bedrag van
€ 364,00 (zegge: driehonderdvierenzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van D-Palm B.V. te betalen
€ 364,00(hoofdsom,
zegge: driehonderdvierenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 364,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(met kracht) met een hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
op/aan de Prinsenlaan, althans op/aan de openbare weg in Rotterdam,
een (groene) rugzak met inhoud (onder meer kledingstukken en /of sieraden en/of
(een) telefoon(s) en/of opladers) en/of (een) geldbedrag(en) (ter hoogte van in
totaal 494 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met
kracht) met een hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde
[slachtoffer 1] te slaan;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
(een) geldbedrag(en) (ter hoogte van in totaal 514 euro), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan MCDONALD'S/D-PALM B.V. (gevestigd aan de Zwart
Janstraat 62), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) andere medewerker(s) van
voornoemde McDonald's,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dreigend met een hamer in zijn, verdachtes, hand(en) achter de toonbank/kassa's
te lopen en/of met die hamer op voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
(een) andere medewerker(s) af te lopen en/of die hamer omhoog/op te heffen en/of
te tonen aan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) andere
medewerker(s) en/of
- ( met kracht) met die hamer op de toonbank te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) tegen een muur te duwen en/of
- te schreeuwen/roepen: "Doe de kassa's open" en/of "maak de kassa open",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)