ECLI:NL:RBROT:2025:2330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
10/235556-24 en 10/241723-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren door ex-vriend

Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van zijn ex-vriendin en bedreiging van politieambtenaren. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast wordt een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd. De verdachte heeft op 21 juli 2024 zijn ex-vriendin met een mes verwond, wat resulteerde in blijvend letsel. Tevens heeft hij op 21 september 2023 politieambtenaren bedreigd en beledigd. De rechtbank oordeelt dat de verdachte een groot gevaar voor herhaling vormt en dat de opgelegde straffen en maatregelen noodzakelijk zijn voor de bescherming van de maatschappij. De vorderingen van de benadeelde partijen worden deels toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/235556-24 en 10/241723-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 3 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht en oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering in de zaak met parketnummer 10-241723-23
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en de raadsman heeft zich gerefereerd. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/241723-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewijswaardering in de zaak met parketnummer 10/235556-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat niet is gebleken dat er geen uitzicht is op volkomen genezing. De blijvendheid van het letsel van aangeefster blijkt niet uit het dossier. De forensisch arts heeft vastgesteld dat er een kans is op blijvende littekens, maar niet blijkt hoe groot die kans is. Verder is geen sprake van voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Gelet hierop voldoet het letsel van aangeefster niet aan de eisen van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht voor kwalificatie als zwaar lichamelijk letsel.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 21 juli 2024 bevonden de verdachte en aangeefster, tevens ex-vriendin van de verdachte, zich in het Hotel NH Atlanta te Rotterdam. Eerst zijn zij uiteten geweest en vervolgens zijn zij teruggekeerd naar het hotel voor een overnachting. De sfeer was gezellig. Op enig moment kregen de verdachte en aangeefster ruzie. Tijdens deze ruzie werd de verdachte boos. Hij heeft vervolgens een aardappelschilmes uit zijn rugzak gehaald en daarmee uitgehaald in de richting van het gezicht van aangeefster. Aangeefster heeft geprobeerd zich met haar arm af te weren en werd in haar linker onderarm en in het gezicht geraakt.
De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of de verdachte door op deze wijze te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van aangeefster. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Uit de forensisch medische letselrapportage van aangeefster blijkt dat zij een snijwond van circa 6 cm lengte in haar gezicht heeft opgelopen, die loopt van de rechter mondhoek tot aan de wang, en een snijwond van circa 5 cm in haar linker onderarm. Beide wonden moesten worden gehecht. Dit betekent dat medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest. Verder blijkt uit de letselrapportage dat de genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop werd geschat op circa 2 weken en dat er kans is op blijvende littekens. Uit het proces-verbaal van 16 oktober 2024 en de bijbehorende foto’s, blijkt dat aangeefster nog grote zichtbare littekens heeft in haar gezicht en op haar arm. De littekens doen nog steeds pijn en de wond op haar arm is nog niet helemaal geheeld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de littekens van aangeefster naar alle waarschijnlijkheid blijvend zullen zijn. In ieder geval bestaat er grote onzekerheid over het uitzicht op (volledig) herstel. Deze littekens, met name het litteken in de wang, zullen ook ontsierend en cosmetisch beperkend zijn. Het litteken op het gezicht beslaat een groot deel van de wang en is dus steeds voor iedereen zichtbaar.
Gezien de emoties waaruit de verdachte naar eigen zeggen handelde, zijn verklaring dat hij veel had gedronken, de ernst van de dubbele verwonding en de kennelijke kracht en doeltreffendheid waarmee deze is toegebracht, gaat de rechtbank uit van (vol) opzet van de verdachte op het toebrengen daarvan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/235556-24 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/241723-23
1
hij op 21 september 2023 te Rotterdam,
ambtenaren, te weten
- [ambtenaar 1] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en
- [ambtenaar 2] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en
- [ambtenaar 3] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] en [ambtenaar 3] dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik maak jullie kanker dood. Ik ga jullie kankermoeder neuken. Ik ga jullie kanker
dochters verkrachten. Ik ben aka van de straat. Ik weet waar jullie vandaan komen.
Ik verkracht jullie kanker dochters. Ik weet waar jullie vandaan komen. ik maak
jullie kanker dood".
2
hij op 21 september 2023 te Rotterdam,
opzettelijk ambtenaren, te weten
- [ambtenaar 1] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en
- [ambtenaar 2] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en
- [ambtenaar 3] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van
hunbediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: 'Kanker politie. Ik neuk jullie kanker
moeders. Ik neuk jou bitch. Ik verkracht jou. Ik spuug op jullie. Ik verkracht jullie
kanker dochters.
10/235556-24
hij op 21 juli 2024 te Rotterdam
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] , opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond op de wang,
(waarschijnlijk resulterend in een blijvend ontsierend litteken in het gezicht) en
een snijwond in de arm van die [slachtoffer]
heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes te snijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/241723-23
1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
in de zaak met parketnummer 10/235556-24
zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door zijn ex-vriendin met een mes in haar gezicht en arm te snijden. Hij heeft een snijwond in het gezicht van aangeefster veroorzaakt die loopt van de rechter mondhoek tot aan de wang, met een ontsierend en cosmetisch beperkend litteken tot gevolg. Omdat aangeefster probeerde haar gezicht te beschermen heeft hij ook een forse snijwond in haar arm veroorzaakt. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden, met mogelijk langdurige psychische gevolgen. Het slachtoffer zal iedere keer als zij in de spiegel kijkt worden geconfronteerd met de gevolgen van dit feit. Uit de vordering van de benadeelde partij en de toelichting daarop blijkt dat het handelen van de verdachte grote impact op het slachtoffer heeft gehad. Zij heeft last van nachtmerries en angstaanvallen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van politieambtenaren. Hiermee heeft de verdachte het respect en het gezag ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten ondermijnd. Deze personen moeten hun werk op een veilige manier kunnen doen, zonder te worden geconfronteerd met verbaal agressieve personen, zoals de verdachte, die hen angst aanjagen dan wel beledigen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft ook gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 september 2024 van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2021 is veroordeeld voor huiselijk geweld (partnermishandeling) gepleegd in 2019.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 januari 2025 en aangevuld op 15 januari 2025. Dit rapport houdt samengevat en voorzover hier van belang het volgende in.
Het risico op recidive van partnergeweld wordt ingeschat als hoog. De houding van de heer Nanhoe baart de reclassering zorgen. De verdachte heeft een doelbewuste keuze gemaakt tot het gebruiken van geweld omdat hij zich in zijn eer aangetast voelde door zijn (ex-)partner. Onderhavige verdenking bevat een toename in ernst van partnergeweld ten aanzien van het gebruikte geweld in 2019. De verdachte heeft ditmaal ervoor gekozen zijn (ex-)partner (blijvend) zichtbaar letsel toe te brengen in het gezicht waarmee zij gedurende haar leven geconfronteerd zal worden. Ten aanzien van dit feit toont de verdachte weinig
berouw en legt hij de verantwoordelijkheid voornamelijk neer bij zijn (ex-)partner.
Gezien het ontbreken van informatie omtrent het psychosociaal functioneren en het ontbreken van inzicht in zijn middelengebruik, alsmede de weigering van de verdachte om mee te werken aan gedragskundig onderzoek, is het voor de reclassering niet mogelijk een plan van aanpak op te stellen. De verdachte vindt zelf een behandeling ook niet nodig. De reclassering ziet hierdoor geen mogelijkheden om middels interventies het risico op recidive te verminderen. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel ziet de reclassering aanleiding voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
De rechtbank heeft het rapport van de reclassering betrokken bij haar oordeel.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor zware mishandeling. Nu de verdachte weigert zich te laten behandelen zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit het reclasseringsrapport van 3 januari 2025 blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. Om de veiligheid van anderen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bovendien wordt ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 4 jaren opgelegd (38v Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1999 te [geboorteplaats 2] . Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in de zaak met parketnummer 10/235556-24 [benadeelde partij 1] gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade. In de zaak met parketnummer 10/241723-23 heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de in die zaak ten laste gelegde feiten. Hij vordert een vergoeding van €350,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleitte vrijspraak, verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit in de zaak met parketnummer 10/235556-24, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade worden toegewezen.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit in de zaak met parketnummer 10/235556-24, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht (artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek). Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 6.000,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nader te onderbouwen schade
De nader te onderbouwen schade betreft mogelijk toekomstige schade, gevorderd voor een eventuele hoger beroep procedure. De vordering mist echter elke vorm van onderbouwing en concretisering en gelet daarop zal de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard en zal worden bepaald dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 juli 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten in de zaak met parketnummer 10/235556-24, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 350,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van € 6.385,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van € 350,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 266, 267, 269 lid 2 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte in de zaak met parketnummer 10/241723-23 de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en in de zaak met parketnummer 10/235556-24 het ten laste gelegde feit, een en ander zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 4 (vier) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1999 te [geboorteplaats 2], gedurende
4 (vier) jarenna heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaar is;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van
€ 6.385,- (zegge: zesduizend driehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer gevorderde dan is toegewezen ten aanzien van de immateriële schade;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 6.385,- (hoofdsom, zegge: zesduizend driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 6.385,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
66 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van
€ 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 350,-(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 350,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 februari 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
10/241723-23
1
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Rotterdam,
een of meerdere ambtenaren, te weten
- [ambtenaar 1] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of
- [ambtenaar 2] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of
- [ambtenaar 3] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2] en/of [ambtenaar 3] dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik maak jullie kanker dood. Ik ga jullie kankermoeder neuken. Ik ga jullie kanker
dochters verkrachten. Ik ben aka van de straat. Ik weet waar jullie vandaan komen.
Ik verkracht jullie kanker dochters. Ik weet waar jullie vandaan komen. ik maak
jullie kanker dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten
- [ambtenaar 1] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of
- [ambtenaar 2] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of
- [ambtenaar 3] , hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: 'Kanker politie. Ik neuk jullie kanker
moeders. Ik neuk jou bitch. Ik verkracht jou. Ik spuug op jullie. Ik verkracht jullie
kanker dochters, althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
10/235556-24
hij op of omstreeks 21 juli 2024 te Rotterdam
aan zijn levensgezel, [slachtoffer] , opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond op de wang, althans in het gezicht,
(waarschijnlijk resulterend in een blijvend ontsierend litteken in het gezicht) en/of
een snijwond in de arm van die [slachtoffer]
heeft toegebracht door die [slachtoffer] (meermaals) met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, te steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht )