ECLI:NL:RBROT:2025:2326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
71/303684-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van cocaïne en voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van cocaïne en voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1974 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden en een geldboete van €20.000. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk ongeveer 1300 gram cocaïne had voorhanden gehad en zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. De rechtbank verklaarde de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekentenis van de verdachte en de chatgesprekken die hij had gevoerd over de handel in cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 209 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werden enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidiverisico en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/303684-24
Datum uitspraak: 17 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1974,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [vreemdelingencentrum] ,
raadsvrouw mr. A.T.C. Castermans, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede een geldboete ter hoogte van € 20.000, te vervangen door 200 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 22 oktober 2024 te 's-Gravenhage,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1300 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij in de periode van 14 april 2024 tot en met 22 oktober 2024 te
's-Gravenhage
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk verkopen, afleveren,
verstrekken en/of
vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit
te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen te
verschaffen,
- een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft
getracht te verschaffen
door:
via chatapplicaties met derden te chatten en daarbij foto 's van blokken cocaïne te
delen en informatie te verschaffen over de herkomst, kwaliteit en prijs.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft meer dan een kilo cocaïne in zijn woning bewaard en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen. Gelet op de aard en inhoud van de aangetroffen chatgesprekken die de verdachte met anderen voerde, hadden deze gesprekken onmiskenbaar betrekking op de handel in cocaïne. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen een schakel is geweest in de grootschalige drugshandel en dat hij daaraan en aan de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met drugshandel een bijdrage heeft geleverd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2025. Dit rapport houdt onder andere het volgende in. Er worden momenteel geen beschermende factoren gezien. De financiën van de verdachte zijn direct delictgerelateerd. Zijn sociaal netwerk en zijn houding zijn indirect delictgerelateerd. Het delict is gepleegd vanuit de schuldendruk die de verdachte ervaarde, wat hem – via oude criminele connecties – ertoe heeft geleid de delicten te plegen. Zijn pro-criminele houding speelt hierbij een prominente rol. Daarnaast ziet de reclassering de huisvesting en dagbesteding van de verdachte als risicoverhogende factoren. De verdachte staat niet ingeschreven in het BRP en er bestaat onduidelijkheid over de vraag waar de verdachte gaat wonen na detentie. Daarbij heeft de verdachte al jaren geen legaal werk gedaan of op andere wijze in dagbesteding voorzien. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, dagbesteding, inzicht geven in financiën en een inspanningsverplichting voor het behouden van een stabiele situatie betreffende praktische zaken, zoals huisvesting, dagbesteding en vast inkomen. De verdachte heeft aangegeven aan deze voorwaarden te willen meewerken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest, gelet op de proceshouding van de verdachte en de mogelijkheden die de reclassering ziet om de verdachte te begeleiden om zijn leven te stabiliseren. De rechtbank vindt het van belang dat de verdachte zo spoedig mogelijk hiermee van start kan gaan om het jarenlange patroon van delictgedrag te doorbreken. In plaats van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt daarom een forse taakstraf opgelegd van de maximale duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering nodig vindt. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast deze straffen ook een geldboete op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • mobiele telefoon, van het merk Samsung S10 plus;
  • mobiele telefoon, van het merk Xiaomi Redmi 12C;
  • geldbedrag van in totaal € 425,-;
  • geldbedrag van in totaal € 2.680,-.
8.1.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoons en het geldbedrag van € 425,- zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Het geldbedrag is door middel van de strafbare feiten verkregen. Daarnaast is het onder 2 bewezen feit met behulp van de mobiele telefoons begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 2.680,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan een ander zijnde deze degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 209 (tweehonderdnegen) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur;
de veroordeelde geeft de toezichthouder inzicht in zijn financiën. Indien nodig werkt de veroordeelde mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
de veroordeelde spant zich in voor het behouden van een stabiele situatie betreffende de praktische zaken, zoals: huisvesting, dagbesteding en een vast inkomen. Indien de reclassering dit nodig acht, werkt hij mee aan doorverwijzing naar een hulpverlenende instantie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
mobiele telefoon, van het merk Samsung S10 plus;
mobiele telefoon, van het merk Xiaomi Redmi 12C;
geldbedrag van in totaal € 425,-;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
geldbedrag van in totaal € 2.680,-;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks de periode van 22 oktober 2024 te 's-Gravenhage,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1300 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2024 tot en met 22 oktober 2024 te
's-Gravenhage, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/ofte bevorderen, te weten:
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of
vervoeren, en/of
van een grote hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit
te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft
getracht te verschaffen
door:
via chatapplicaties met derden te chatten en daarbij foto 's van blokken cocaïne te
delen en informatie te verschaffen over de herkomst, kwaliteit en prijs
en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van dat feit, te weten:
een cryptotelefoon en/of één of meerdere verpakkingsmaterialen en/of onderdelen
van een cocaïnepers