ECLI:NL:RBROT:2025:2320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
83-248109-23; 83-078553-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veehouderij voor het niet behoorlijk voorzien in de essentiële behoeften van vee

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veehouderij, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het niet voldoen aan de essentiële behoeften van vee. De rechtbank oordeelde dat de dieren onvoldoende hygiënische ligplekken hadden en niet adequaat werden gevoed. Tijdens inspecties door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 13 en 21 februari 2023 en 21 september 2021 werden verschillende tekortkomingen vastgesteld, waaronder een laag mest in de hokken en vervuild voer. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 10.000, waarvan € 5.000 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen en sancties, niet adequaat had gehandeld om de leefomstandigheden van de dieren te verbeteren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wel bewezen, waaronder het niet bieden van voldoende bescherming tegen gezondheidsrisico's en het niet zorgen voor geschikte behuizing en voer. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van veehouders voor het welzijn van hun dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 83-248109-23; 83-078553-23 (gev. ttz).
Datum uitspraak: 25 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
statutaire plaats van vestiging [adres] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ,
raadsman mr. J.L. Baar, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot betaling van een geldboete ter hoogte van € 10.000 en een voorwaardelijke stillegging van de maatschap voor de duur van 6 maanden met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering / geldigheid dagvaarding
4.1.1.
Standpunt verdediging
Feiten 83-248109-23
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Voor beide feiten geldt dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen. Specifiek kan met betrekking tot feit 1 niet worden vastgesteld dat sprake is van een ontoereikende behuizing of het ontbreken van passende (medische) verzorging van de dieren. Met betrekking tot feit 2 geldt dat niet kan worden vastgesteld dat de losliggende materialen onderdeel uitmaken van de stalinrichting. De aanwezigheid daarvan kan daarom geen overtreding opleveren van artikel 1.8 lid 2 van het Besluit houders van dieren (hierna: Bhd).
Wat feit 3 betreft dient primair nietigheid van de dagvaarding te volgen gelet op de onduidelijkheid van de tenlastelegging; niet duidelijk is op welke dieren dit verwijt ziet. Subsidiair dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken nu geen sprake was van een overtreding zoals in de tenlastelegging wordt beschreven.
Feiten 83-078553-23
Met betrekking tot het eerste onderdeel van feit 1 dient de tenlastelegging nietig te worden verklaard. Niet duidelijk is op welke dieren het verwijt ziet. Bovendien is de omschrijving in de tenlastelegging onvoldoende verfeitelijkt, zodat de exacte strekking van het verwijt, ook in combinatie met het dossier, niet duidelijk is. Subsidiair dient de verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken aangezien, anders dan wordt verweten, de dieren wel degelijk een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden hadden. De verdachte dient ook te worden vrijgesproken met betrekking tot de onderdelen van dit feit die zien op het aanbieden van ontoereikend voer en water. Ten aanzien van het voer en de watervoorziening van de pinken, runderen en kalveren wordt verwezen naar eerdere vrijspraken van deze verdachte door het Hof Den Haag met betrekking tot exact dezelfde verwijten en feitelijke omstandigheden.
De verdachte dient ook te worden vrijgesproken van de feiten 2 en 3. Met betrekking tot feit 2 geldt dat de genoemde voorwerpen geen onderdeel uitmaken van de stalinrichting en de aanwezigheid daarvan daarom geen overtreding kan opleveren van artikel 1.8 lid 2 Bhd. Met betrekking tot feit 3 geldt voornamelijk dat het enkele gegeven dat er losse voorwerpen liggen, niet automatisch betekent dat dieren zich daaraan kunnen verwonden.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte is de [naam verdachte] . De maten zijn broers en drijven al geruime tijd een melkveehouderij in [plaatsnaam] . In het kader van de algemene inspectie bezoeken ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) samen met een toezichthoudend dierenarts periodiek de melkveehouderij van de maatschap ter controle. De ten laste gelegde feiten zijn gebaseerd op de bevindingen van deze ambtenaren en dierenartsen tijdens controles die plaatsvonden op 13 en 21 februari 2023 (83-248109-23) en op 21 september 2021 (83-078553-23). Tijdens deze controles constateerden de rapporteurs telkens in grote lijnen dezelfde vermeende tekortkomingen in de bedrijfsvoering van de maatschap. De maatschap is door het gerechtshof Den Haag in februari 2023 deels veroordeeld en deels vrijgesproken ter zake van soortgelijke tekortkomingen in de bedrijfsvoering, die waren geconstateerd tijdens controles tussen 2015 en 2020.
Feiten 83-248109-23
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat de maatschap geen zorg heeft gedragen voor het verschaffen van toereikeinde en voldoende hygiënische behuizing voor de runderen zoals beschreven in
onderdeel Bvan dit tenlastegelegde feit. Uit het rapport van de controle op 13 februari 2023 en de daarbij behorende fotorapportage blijkt duidelijk dat op de vloeren van de genoemde hokken, waaronder de verhoogde ligplaatsen, zonder uitzondering een laag (natte) mest lag. Hierdoor waren er in geen van de in de tenlastelegging benoemde hokken voldoende hygiënische ligplaatsen voor de runderen. Voor zover er in deze hokken stro lag, was dit niet voldoende om voor de in die hokken aanwezige runderen hygiënische ligplaatsen te creëren. Dat de runderen hierdoor geforceerd werden om in de mest te liggen, blijkt ook uit het rapport van de controleurs en de bijbehorende fotorapportage. Op de foto’s is te zien dat mest was opgedroogd aan de vacht en staarten van de runderen.
De rechtbank acht bewezen dat de maatschap, zoals verweten in
onderdeel C, geen zorg heeft gedragen voor het verschaffen van geschikt voer. Uit de bevindingen van de controleurs blijkt niet alleen dat er een risico was dat het voer bevuild zou raken door de uitwerpselen van de kippen en kalveren die door het voer liepen, maar ook dat er daadwerkelijk kippen- en kalvermest op het voer lag. Het spreekt voor zich dat voer vermengd met de uitwerpselen van kippen en kalveren niet geschikt of gezond is voor de runderen die dit voer eten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de maatschap er geen zorg voor heeft gedragen dat een rund en een kalf tijdig gezien werden door een dierenarts, zoals omschreven in
onderdeel A. Uit het dossier blijkt niet dat de bij deze dieren geconstateerde verschijnselen een onmiddellijk inschakelen van een dierenarts vereisten.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de maatschap geen zorg heeft gedragen voor het verschaffen van toereikend drinkwater voor de runderen, zoals omschreven in
onderdeel D. Uit het dossier blijkt dat de runderen in ieder afzonderlijk hok en in het weiland in ieder geval toegang hadden tot een vorm van (voldoende schoon) drinkwater. Met betrekking tot het verwijt dat de (volgens de controleurs voor de runderen moeilijk te bedienen) klepelbakken een overtreding zouden opleveren van art. 1.7 onder f van het Bhd, geldt dat het gerechtshof Den Haag de maatschap van dit verwijt op 9 februari 2023 heeft vrijgesproken. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
De rechtbank zal de verdachte dus vrijspreken van de onder A en D tenlastegelegde verwijten. Feit 1 kan worden bewezen wat de onder B en C genoemde verwijten betreft.
Feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat de voorwerpen in de stal en in het weiland geen onderdeel vormen van de ‘behuizing’ of de ‘inrichting voor de beschutting’ zoals bedoeld in artikel 1.8 lid 2 Bhd. Vast staat dat de begrippen ‘behuizing’ en ‘inrichting voor de beschutting’ niet zijn gedefinieerd in de Wet dieren en het Bhd. Uitgaande van een taalkundige uitleg van deze woorden gaat de rechtbank er van uit dat deze bepaling ziet op het gebouw waarin de dieren verblijven en dus niet op een weiland. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat de gezondheidsbelangen van dieren die niet in een gebouw worden gehouden tot op zekere hoogte worden beschermd door een ander artikel van het Bhd, te weten artikel 1.6 lid 3. Eén en ander doet de rechtbank concluderen dat de aanwezigheid van (al dan niet scherpe) voorwerpen in het weiland geen overtreding van artikel 1.8 lid 2 Bhd oplevert. De verdachte zal voor dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bovenstaande uitleg brengt mee dat ook scherpe voorwerpen die zich in de stal bevinden maar geen onlosmakelijk deel vormen van het gebouw of de stal zelf (zoals het geval is met de voorwerpen beschreven in de tenlastelegging) wel gezien moeten worden als onderdeel van de behuizing, met name wanneer zij hier langdurig blijven staan of liggen. Gelet op de aard van de materialen die in de stallen zijn aangetroffen en die zijn beschreven door de rapporteurs en opgenomen in de tenlastelegging, kan er geen twijfel over bestaan dat de dieren zich hieraan hadden kunnen verwonden. Dat dit risico op verwonding van de dieren bestaat is voldoende. Het risico hoeft zich niet kenbaar te hebben verwezenlijkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat de norm die met dit artikel wordt beschermd (het voorkomen dat vee zich binnen gebouwen kan bezeren aan scherpe voorwerpen) niet via een andere bepaling wordt beschermd.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van dit feit voor zover het de scherpe voorwerpen in de stal betreft.
Feit 3
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewoordingen van de tenlastelegging, bezien in samenhang met de stukken in het dossier (waaronder de rapporten en de bijbehorende fotobijlages) voldoende duidelijk is op welke dieren het verwijt ziet. De rechtbank verwerpt het nietigheidsverweer.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 13 februari 2023 de runderen die niet in de stal werden gehouden, onvoldoende bescherming heeft geboden tegen een deel van de gezondheidsrisico’s die in de tenlastelegging zijn genoemde. Uit de bevindingen van de rapporteurs en de bijbehorende fotobijlages blijkt dat de weide rondom de uitloop zeer modderig was, waardoor de runderen tot diep in de modder wegzakten als ze daar doorheen liepen. De runderen moesten noodzakelijkerwijs door dit moeilijk begaanbare deel van de weide om naar het niet-modderige deel van het weiland te komen. Daardoor liepen zij een gezondheidsrisico: zij liepen het gevaar dat zij vast bleven zitten in de modder. De verdachte heeft niet de nodige bescherming geboden tegen dit gezondheidsrisico. De verdachte zal worden vrijgesproken voor de overige onderdelen van het onder 3 ten laste gelegde feit nu deze onderdelen op basis van het dossier niet kunnen worden vastgesteld.
Feiten 83-078553-23
Feit 1
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewoordingen van de tenlastelegging, bezien in samenhang met het dossier (waaronder de rapporten van de NVWA, de plattegrond van de stal en de bijbehorende fotobijlage) voldoende duidelijk blijkt op welke dieren het eerste onderdeel van dit tenlastegelegde feit ziet. Uit het onderzoek ter terechtzitting is ook niet gebleken dat het voor de verdachte onduidelijk was over welke dieren in de tenlastelegging gesproken wordt. Bovendien is er, anders dan is betoogd door de verdediging, wel voldoende verfeitelijking in die zin dat wordt gesproken over een laagje natte mest op de roosters van de ligboxenstal. De rechtbank verwerpt het nietigheidsverweer.
Uit het rapport en de bijbehorende fotorapportage blijkt weliswaar dat op de roosters van een deel van de ligboxenstal een laagje natte mest lag, maar dit leidt – nu het (ook volgens de tenlastelegging) hier alleen ging om de roostervloer en niet om de ligboxen - niet tot het oordeel dat de verdachte geen zorg heeft gedragen voor het verschaffen van een toereikende en voldoende hygiënische behuizing. In zoverre volgt dus vrijspraak.
Met betrekking tot het tweede onderdeel van dit feit geldt dat is bewezen dat de verdachte geen zorg heeft gedragen voor het verschaffen van adequaat voer voor de runderen. Uit het rapport en de fotobijlage blijkt dat er weliswaar eetbaar voer voor de runderen aanwezig was, maar dat dit was vermengd met oud en verrot voer. Te zien is dat een groot deel van het aanwezige voer inmiddels al vergaan of aan het ontbinden was. Het is niet, zoals de verdachte heeft aangevoerd, voldoende dat de runderen zelf de eetbare delen er tussen uit kunnen zoeken. Het is namelijk aan de verdachte om het geschikte voer te scheiden van het verrotte voer.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het bezoedelen van het voer door de kippen en kalveren, nu de rapporteurs in deze zaak alleen hebben vastgesteld dat deze dieren door het voer liepen en niet dat de uitwerpselen van deze dieren zich daadwerkelijk met het voer hadden vermengd.
De verdachte zal worden vrijgesproken met betrekking tot het derde onderdeel van dit feit, dat ziet op de drinkwatervoorzieningen voor de runderen. Uit stukken in het dossier blijkt dat alle runderen zowel in de stal als in het weiland toegang hadden tot een vorm van (voldoende schoon) drinkwater. Ook in de totaliteit bezien is niet gebleken van onvoldoende drinkwatervoorzieningen voor de runderen. Wat de bereikbaarheid van de klepelbakken betreft sluit de rechtbank hier wederom aan bij het arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2023.
De verdachte wordt vrijgesproken van dit feit voor zover het ziet op de leefomstandigheden van de kippen, nu deze kippen niet het eigendom van de verdachte waren en het daarom niet de verantwoordelijkheid van de verdachte was om hiervoor te zorgen.
Feit 2
De rechtbank verwijst kortheidshalve naar hetgeen overwogen is bij de bespreking van feit 2 van parketnummer 83-248109-23 ten aanzien van de uitleg en strekking van artikel 1.8 lid 2 Bhd. Uit het dossier blijkt dat de voorwerpen in de stal onderdeel zijn van de behuizing, dat deze scherp zijn, en dat de dieren zich hieraan hadden kunnen verwonden. De metalen plaat in de uitloop bevond zich in de weide. Dit valt dus niet onder de behuizing en de aanwezigheid hiervan kan daarom geen overtreding van het tenlastegelegde artikel opleveren. Van dat onderdeel wordt de verdachte vrijgesproken.
Feit 3
De tenlastelegging van dit feit ziet op artikel 1.6 lid 3 Bhv. Zoals eerder is overwogen, strekt dit artikel tot de bescherming van dieren die niet in een gebouw worden gehouden. De aanwezigheid van scherpe voorwerpen in een weiland waar dieren worden gehouden, kan dus een overtreding van dit artikel opleveren. Uit het rapport en de bijbehorende fotobijlagen blijkt dat de voorwerpen die in de uitloop lagen ook daadwerkelijk een gezondheidsrisico voor de dieren vormden, nu zij zich hieraan konden verwonden. Door deze voorwerpen hier te laten liggen heeft de verdachte nagelaten om bescherming te bieden tegen de tenlastegelegde gezondheidsrisico’s. Dat de runderen ten tijde van de controle geen verwondingen hadden die het gevolg waren van scherpe en uitstekende delen, zoals door de verdediging is gesteld, maakt dit niet anders. De overtreding ziet namelijk niet op het daadwerkelijk verwonden van de runderen, maar op de aanwezigheid van materialen met scherpe en uitstekende delen waaraan runderen zich kunnen verwonden.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de voorwerpen die zich in de stal bevonden. Wat de metalen plaat betreft zal de rechtbank aansluiten bij het voornoemde arrest van het gerechtshof Den Haag en de verdachte in zoverre vrijspreken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
83-248109-23
1
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam] , ,
als houder van runderen en schapen,
opzettelijk,
er geen zorg voor heeft gedragen dat
B.
- 1 rund in hok A over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende
hygiënische omstandigheden, aangezien dat rund niet de beschikking had over een
droge en schone en hygiënische ligplaats, immers was het hok (sterk) bevuild
met natte mest, en was het rund bevuild met verse en/of oude aangekoekte mest,
en/of
- 14 runderen, , in hok C, over een
toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge
en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers waren de runderen
aan de vacht, en/of staarten bevuild met natte en/of opgedroogde mest, en/of lag er
een (dikke) laag mest op de roostervloeren, en/of
- 36 runderen, in Hok D, over een
toereikende behuizing beschikte
(n
)onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge
en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers waren de runderen
aan de vacht, en/of staarten bevuild met natte en/of opgedroogde mest, en/of lag er
een (dikke) laag mest op de roostervloeren, en/of
- 65 runderen, in Hok E, over een toereikende
behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien
die runderen niet de beschikking hadden over een droge en/of schone en/of
hygiënische ligplaats, immers lagen in de hoeken en randen in het hok
opgestapelde droge en/of natte mest- en/of voerresten, en/of
C.
- runderen in de hokken, een toereikende hoeveelheid gezond en
voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die
past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers liepen er kalveren en
kippen rond in de voergang die het aangeboden voer vervuilden,
D.
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
2
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam] , ,
als houder van runderen en schapen,
opzettelijk,
er geen zorg voor heeft gedragen dat,
de runderen en/of schapen toegang hadden tot behuizingen,
waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en/of inrichtingen voor de
beschutting voor een dier die op zodanige wijze zijn ontworpen en/of gebouwd
en/of onderhouden dat bij de dieren geen letsel en/of pijn wordt veroorzaakt en/of
geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan
verwonden, immers
- bevonden zich in de hokken een metalen bak en een langwerpige cilinder
en een buis en een kapotte badkuip en houten kapotte pallets met scherpe
randen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
3
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam] , opzettelijk,
runderen, die niet werden gehouden in een gebouw,
geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico's, immers was de weide modderig en zakten de dieren tot hun voorknieën in de modder met het risico op verwondingen
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
83-078553-23
1
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam] , , op een bedrijf gelegen aan [adres] , ,
in strijd met artikel 1.7 onder d, een van het "Besluit houders van dieren" als
houder van een aantal kalveren en pinken en runderen er geen
zorg voor heeft gedragen dat:
die kalveren, en/of pinken, en/of runderen, een voor die dieren
toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen
toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van die dieren,
immers was het toegediende voer aanwezig in de voergoot vermengd met
oude bedorven voerresten en vertoonde dit voer rottingsverschijnselen,
zulks terwijl voornoemde overtreding plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3,tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam] , op een bedrijf gelegen aan [adres] , opzettelijk,
in strijd met artikel 1.8 lid 2 van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal kalveren en pinken en runderen, er geen zorg voor heeft
gedragen dat:
deze kalveren en/of pinken en/of runderen toegang hadden tot behuizingen,
waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en/of inrichtingen voor de
beschutting voor een dier die op zodanige wijze zijn ontworpen en/of gebouwd
en/of onderhouden dat bij de dieren geen letsel en/of pijn wordt veroorzaakt en/of
geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan
verwonden,
immers bevonden zich in de behuizingen in de voergang een omgevallen
kruiwagen en gereedschappen en in hok 4 één of meerdere afgebroken
beugels van de ligboxen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam] , op een bedrijf gelegen aan [adres] , opzettelijk,
in strijd met artikel 1.6 lid 3 van het "Besluit houders van dieren" als houder van een
aantal kalveren en/of pinken en/of runderen, die niet werden gehouden in een
gebouw,
geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico's, immers bevonden
zich in de uitloop een
houten lat met uitstekende spijkers en beschadigde afrastering van
prikkeldraad en een lus prikkeldraad eneen mestmixer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
83-248109-23
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder c van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
83-078553-23
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder c van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, kort gezegd, niet behoorlijk voorzien in de essentiële behoeften van haar vee. In de kern komt het er op neer dat (een deel van) de stallen waarin de dieren verbleven onvoldoende hygiënische ligplekken hadden, dat er niet voldoende aandacht is geweest voor het verschaffen van adequaat voer aan de dieren en dat zich in de behuizing en in het weiland verschillende objecten bevonden waaraan de dieren zich konden verwonden.
Deze strafzaak is ontstaan op basis van de rapporten van controleurs van de NVWA, waarmee de maatschap al jaren een moeizame relatie heeft. De rechtbank ziet dat de maten het beste lijken te willen voor hun dieren, maar dat zij - wanneer de rapporteurs van de NVWA hen wijzen op tekortkomingen - niet willen toegeven dat zij op bepaalde gebieden tekort schieten in hun bedrijfsvoering en verzorging van de dieren. De maten volharden in de manier waarop zij voor hun dieren zorgen, ondanks – of misschien juist vanwege - de herhaalde rapportages en daarop volgende sancties. De verstoorde relatie met de NVWA biedt wel een mogelijke verklaring voor het (gebrek aan) handelen van de maten, maar geen rechtvaardiging. De dieren zijn voor hun leefomstandigheden, waaronder een schone, opgeruimde stal en weide en gezond voer, volledig van hen afhankelijk. De rechtbank rekent het de maatschap dan ook aan dat zij in de zorg hiervoor tekort is geschoten.
7.3.
Aanvullende omstandigheden
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2025. De justitiële documentatie biedt geen aanleiding tot strafverhoging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en zal mede om deze reden afwijken van de strafeis, in die zin dat een lagere geldboete zal worden opgelegd dan is gevorderd. Hiervan zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd. Met dit voorwaardelijk strafdeel hopt de rechtbank de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal geen (voorwaardelijke) stillegging van de maatschap opleggen. De rechtbank vindt een dergelijke zware bijkomende straf gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten niet proportioneel.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 10.000,00 waarvan € 5.000,00 voorwaardelijk, met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wet dieren en de artikelen 1.6, 1.7 en 1.8 van het Besluit houders van dieren.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro);
bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot € 5.000,00, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 februari 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
83-248109-23
1
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam] , in elk geval in Nederland,
als houder van runderen en schapen,
al dan niet opzettelijk,
er geen zorg voor heeft gedragen dat
A.
- 1 rund in hok F, waarvan de schoft, ribben en heupbeenderen zichtbaar waren en
de rug opbolde en het hoofd laag was,
- 1 kalf in hok E, dat niet reageerde en apathisch overkwam en waarvan de staart
bedekt was met dunne witgele mest (diarree),
zijnde (een) dier(en) die ziek of gewond le(e)k(en) onmiddellijk op passende wijze
werd(en) verzorgd,
immers had zij, verdachte, nagelaten om een dierenarts in te schakelen, en/of
B.
- 1 rund in hok A over een toereikende behuizing beschikte onder voldoende
hygiënische omstandigheden, aangezien dat rund niet de beschikking had over een
droge en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was het hok (sterk) bevuild
met natte mest, en/of was het rund bevuild met verse en/of oude aangekoekte mest,
en/of
- 14 runderen, althans één of meer (jonge) rund(eren), in hok C, over een
toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien dat/die (jonge) rund(eren) niet de beschikking had(den) over een droge
en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was/waren de (jonge) rund(eren)
aan de vacht, en/ of staarten bevuild met natte en/ of opgedroogde mest, en/ of lag er
een (dikke) laag mest op de roostervloeren, en/of
- 36 runderen, althans één of meer (jong) rund(eren), in Hok D, over een
toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden,
aangezien dat/die (jonge) rund(eren) niet de beschikking had(den) over een droge
en/of schone en/of hygiënische ligplaats, immers was/waren de (jonge) rund(eren)
aan de vacht, en/of staarten bevuild met natte en/of opgedroogde mest, en/of lag er
een (dikke) laag mest op de roostervloeren, en /of
- 65 runderen, althans één of meer rund(eren) in Hok E, over een toereikende
behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien
dat/die rund(eren) niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone en/of
hygiënische ligplaats, immers lagen in de hoeken en randen in het hok
opgestapelde droge en/of natte mest- en/of voerresten, en/of
C.
- één of meer rund(eren) in de hok(ken), een toereikende hoeveelheid gezond en
voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die
past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers liep(en) er kalveren en
kip(pen) rond in de voergang die het aangeboden voer vervuilde(n), en/of
D.
- één of meer rund(eren) in de hok(ken) en/of in het weiland, toegang heeft/hebben
tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan/kunnen voldoen, immers was het water
moeilijk bereikbaar;
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
2
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam] , in elk geval in Nederland,
als houder van runderen en schapen,
al dan niet opzettelijk,
er geen zorg voor heeft gedragen dat,
de rund(eren) en/of scha(a)p(en) toegang had(den) tot (een) behuizing(en),
waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en/of inrichtingen voor de
beschutting voor een dier die op zodanige wijze zijn ontworpen en/of gebouwd
en/ of onderhouden dat bij de dieren geen letsel en/ of pijn wordt veroorzaakt en/ of
geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan
verwonden, immers
- bevond(en) zich in de hok(ken) een metalen bak en/of een langwerpige cilinder
en/of een buis en/of een kapotte badkuip en/of houten kapotte pallets met scherpe
randen, en/ of
- bevond(en) zich op en in het weiland twee tractoren met mestmixers, en/of een
rode aanhangwagen en/of lagen er palen met prikkeldraad met scherpe delen
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
3
zij op één of meerdere momenten omstreeks 13 februari 2023 en 21 februari 2023 te
[plaatsnaam], in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
meerdere rund(eren) en/of schapen, die niet werd(en) gehouden in een gebouw,
geen bescherming heeft geboden tegen slechte weersomstandigheden en/of
gezondheidsrisico's, immers was de weide modderig en bevroren en/of zakte(n)
(de) (het) dier(en) tot hun voorknieën in de modder met het risico op verwondingen
en/ of waren de poten en/ of benen nat en/ of aangekoekt met kluiten modder
waardoor de vacht geen voldoende bescherming bood tegen regen en/ of hitte en/ of
kou en/of bacteriën en/of infecties en/of stonden de dier(en) op losse betonnen
platen
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
83-078553-23
1
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam]
, (op een bedrijf gelegen) op/aan [adres] , tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
in strijd met artikel 1.7 onder d, een fvan het "Besluit houders van dieren" als
houder van een aantal kalveren en/of pinken en/of runderen en/of kippen er geen
zorg voor heeft gedragen dat:
die kalveren en/ of pinken en/ of runderen een toereikende behuizing hadden onder
voldoende hygiënische omstandigheden,
immers was/waren rooster(s) bij de ligboxenstal bedekt met een laagje natte mest,
en/of
die kalveren, en/of pinken, en/of runderen, en/of kippen een voor die dieren
toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen
toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van die dieren,
immers was het toegediende voer aanwezig in de voergoot van hok 4 vermengd met
oude bedorven voerresten en/of vertoonde dit voer rottingsverschijnselen en
konden kippen en/of kalveren het voer bezoedelen met uitwerpselen,
en/of
die kalveren, en/of pinken, en/of runderen, en/of kippen een voor die dieren
toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan
zijn behoefte aan water kan voldoen,
immers was er voor de kippen (tuin) geen water beschikbaar en/of was het water
voor de 18 pinken in hok 3 vervuild en/ of was het water voor 18 pinken in de sloot
van de uitloop van hok 3 slecht bereikbaar en/of was het water voor de 8 kalveren
en/of pinken in hok 2 moeilijk bereikbaar,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3,tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam]
, (op een bedrijf gelegen) op/aan [adres] , tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
in strijd met artikel 1.8 lid 2 van het "Besluit houders van dieren" als houder van een
aantal van een aantal kalveren en/ of pinken en/ of runderen, er geen zorg voor heeft
gedragen dat:
deze kalveren en/of pinken en/of runderen toegang hadden tot behuizingen,
waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en/of inrichtingen voor de
beschutting voor een dier die op zodanige wijze zijn ontworpen en/of gebouwd
en/ of onderhouden dat bij de dieren geen letsel en/ of pijn wordt veroorzaakt en/ of
geen scherpe randen en/of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan
verwonden,
immers bevond(en) zich in de behuizing(en) in de voergang een omgevallen
kruiwagen en/of gereedschappen en/of in hok 4 één of meerdere afgebroken
beugels van de ligboxen en/of in (de uitloop van) hok 3 een metalen plaat met langs een gaat scherpe randen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3
zij op of omstreeks 21 september 2021 te [plaatsnaam]
, (op een bedrijf gelegen) op/aan [adres] , tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
in strijd met artikel 1.6 lid 3 van het "Besluit houders van dieren" als houder van een
aantal kalveren en/of pinken en/of runderen, die niet werd(en) gehouden in een
gebouw,
geen bescherming heeft geboden tegen gezondheidsrisico's, immers bevond(en)
zich
in de uitloop van hok 3 (meerdere) een metalen plaat met scherpe randen en/of een
houten lat met uitstekende spijker(s) en/of beschadigde afrastering van
prikkeldraad en/ of een lus prikkeldraad en/ of een buis met scherpe randen en/ of
een afgebroken (oude) badkuip met scherpe randen en/of een los stuk ijzerdraad
en/of een houten balk en/of meerdere stukken pijp en/of in de uitloop van hok 4
een mestmixer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een
bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren
aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;