ECLI:NL:RBROT:2025:2306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.P. van Eeden-van Harskamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling voor een verzoekster met een nul aanbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoekster die een opleiding volgt. De verzoekster had op 16 oktober 2024 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers, waaronder de Gemeente Rotterdam, te dwingen in te stemmen met haar aangeboden schuldregeling. De aangeboden regeling hield in dat de verzoekster 0% zou betalen aan haar concurrente schuldeisers, die in totaal € 57.227,57 van haar te vorderen hadden. Tien van de elf schuldeisers stemden in met de regeling, maar Prokino, die een vordering van € 4.488,18 had, weigerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat Prokino, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen om haar standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of Prokino in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat het aanbod van de verzoekster niet het uiterste was waartoe zij in staat moest worden geacht, en dat de belangen van Prokino zwaarder wegen dan die van de verzoekster. Daarom werd het verzoek om Prokino te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 20 februari 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 16 oktober 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • Stichting Prokino , in behandeling bij De Best & Partners (hierna: Prokino );
  • Gemeente Belastingen Rotterdam (hierna: Gemeente Rotterdam);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Gemeente Rotterdam heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mailbericht van 23 januari 2025, aan de rechtbank bericht alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Gemeente Rotterdam wordt dan ook als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van 14 februari 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Geldplein Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij het Leger des Heils (hierna: begeleidster).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 57.227,57 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 21 juni 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 0% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van de studiefinanciering en de toeslagen die zij ontvangt. Verzoekster heeft geen startkwalificatie. Zij werkt niet en volgt een opleiding die – in ieder geval – nog twee en een halfjaar zal duren. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger zal kunnen uitvallen. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Prokino stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 4.488,18 op verzoekster.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Prokino geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Prokino bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Prokino in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Prokino een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 7,8%.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Het aanbod is gebaseerd op ongewijzigde voorzetting van de huidige inkomsten van verzoekster, bestaande uit studiefinanciering en toeslagen. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoekster niet in staat zou zijn om 36 uur per week te werken. Dat verzoekster een opleiding volgt is een goede ontwikkeling met het oog op de toekomst, maar dient naar het oordeel van de rechtbank geen nadelige gevolgen voor de schuldeisers te hebben. De rechtbank kan niet zonder meer vaststellen dat verzoekster zich maximaal inspant om het uiterste aan haar schuldeisers aan te bieden in het kader van een minnelijke regeling.
Als dit aanbod vergeleken wordt met de situatie dat verzoekster zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan geldt dat dit aanbod niet gunstiger is voor de schuldeisers, omdat dit een nulaanbod is. Zoals de rechtbank echter heden bij afzonderlijke uitspraak zal beslissen, voldoet verzoekster niet aan de vereisten voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hiervan uitgaande, dient het aanbod vergeleken te worden met de situatie dat geen sprake is van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die vergelijking leidt tot de vaststelling dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moeten worden geacht. Immers, verzoekster kan geacht worden in staat te zijn om ook na 18 maanden en na afronding van haar opleiding nog aflossingen te doen aan haar schuldeisers.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Prokino als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om Prokino te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. van Eeden-van Harskamp, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025. [1]