In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoekster die een opleiding volgt. De verzoekster had op 16 oktober 2024 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers, waaronder de Gemeente Rotterdam, te dwingen in te stemmen met haar aangeboden schuldregeling. De aangeboden regeling hield in dat de verzoekster 0% zou betalen aan haar concurrente schuldeisers, die in totaal € 57.227,57 van haar te vorderen hadden. Tien van de elf schuldeisers stemden in met de regeling, maar Prokino, die een vordering van € 4.488,18 had, weigerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat Prokino, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen om haar standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of Prokino in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat het aanbod van de verzoekster niet het uiterste was waartoe zij in staat moest worden geacht, en dat de belangen van Prokino zwaarder wegen dan die van de verzoekster. Daarom werd het verzoek om Prokino te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling beslissen.