ECLI:NL:RBROT:2025:2278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691492 / KG ZA 24-1226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake echtscheidingsprocedure met vorderingen tot inzage in schulden en geldvordering voor kindgebonden budget

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, hebben partijen, de vrouw en de man, elkaar in een kort geding aangeklaagd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Özates, vordert inzage in de schulden van de man en de afgifte van relevante documenten, waaronder belastingaanslagen en aanmaningen van schuldeisers. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. Kloppenburg, heeft de vordering betwist en stelt dat de schulden enkel op zijn naam staan. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 februari 2025, waarna partijen enige tijd de gelegenheid kregen om tot een schikking te komen, wat deels is gelukt. De vrouw heeft haar vorderingen deels ingetrokken, maar de vorderingen tot inzage in de schulden en een geldvordering voor het kindgebonden budget zijn blijven staan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw recht heeft op inzage in de schulden, gezien haar belang in de echtscheidingsprocedure en haar wens om deel te nemen aan de schuldsanering. De man is veroordeeld om een overzicht van de schulden te verstrekken, maar de vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen. Daarnaast is de man veroordeeld om € 750 aan de vrouw te betalen, ter zake van het kindgebonden budget, dat bedoeld is voor de kinderen die bij de vrouw verblijven. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door mr. A.F.L. Geerdes en openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 25 februari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/691492 / KG ZA 24-1226
Vonnis in kort geding van 25 februari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. Özates,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schiedam ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.Waar gaat de zaak over?

Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Partijen stellen in dit kort geding over en weer vorderingen in.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken::
  • de dagvaarding, met 5 producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met 3 producties.
De mondelinge behandeling was op 3 februari 2025. Na de mondelinge behandeling is de zaak enige tijd aangehouden om te kijken of partijen er (deels) niet samen uit konden komen. Dat is deels gelukt, waarna een aantal vorderingen is ingetrokken.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Partijen zijn buiten gemeenschap van goederen getrouwd. Inmiddels heeft de vrouw een echtscheidingsverzoek ingediend. Stand van zaken in die procedure is: er is een
beschikking voorlopige voorzieningengegeven. Die beschikking gaat niet over de (financiële) kwesties die in dit kort geding aan de orde zijn. De vrouw is met de kinderen vertrokken uit de echtelijke woning en de man woont daar nog.
in conventie
3.2.
De vrouw heeft na de zitting haar vorderingen onder I, II en V ingetrokken. Die vorderingen hoeven dus geen bespreking meer. Wat resteert zijn haar vorderingen III, IV en VI.
vordering III opgave schulden en afgifte van bescheiden
3.3.
De vrouw vordert: de man te veroordelen om opgave te doen van alle schulden en tevens alle daarbij behorende bescheiden aan de vrouw af te geven waaronder de administratie van de onderneming [bedrijf] , belastingaanslagen en overige aanmaningen en brieven van schuldeisers op straffe van verbeurte van een dwangsom van€ 500,- per dag of dagdeel dat gedaagde in gebreke blijft bij nakoming van deze veroordeling met een maximum van € 10.000,- , althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
De vrouw stelt daartoe, samengevat: de man heeft alle contracten en de onderneming op naam van de vrouw gezet maar de vrouw weet zelf van (bijna) niets. De vrouw wil toetreden tot schuldhulpverlening. De man rijdt, of reed tot voor kort, in een lease auto op naam van de vrouw en de vrouw krijgt de verkeersboetes binnen van het CJIB. Een auto waarin een broer van de man rijdt, staat ook op naam van de vrouw. De vrouw wil gaan deelnemen aan de schuldsanering.
3.4.
Het standpunt van de man is:
  • er is inderdaad sprake van schulden maar die staan op naam van alleen de man. De man schat in dat zijn totale schuld circa € 40.000 bedraagt. Deze schulden bestaan in ieder geval uit: een schuld aan de bank wegens een lening, aangegaan ter bekostiging van het huwelijk, een schuld aan de belastingdienst van circa € 10.000 en een schuld van circa € 20.000 aan het UWV wegens teveel ontvangen toeslag (voor het eerste en tweede kind was, ten onrechte, opgegeven dat het om een alleenstaande oudergezin gaat).
  • de vrouw kan zelf bij de belastingdienst nagaan hoeveel zij schuld zij daar heeft.
  • de onderneming wordt gedreven door de vrouw, niet door de man. De man is wel behulpzaam geweest in de onderneming maar hij is niet in staat om de onderneming zelf te runnen, anders zou hij dat wel doen. De schulden van de onderneming zijn te vinden op een website maar daarop kan niet meer worden ingelogd want de facturen voor de website zijn niet betaald.
  • ter zitting heeft de man een stapel papieren afgegeven aan de vrouw, waarin een aantal schulden staan beschreven.
3.5.
De vordering zal grotendeels worden toegewezen. De vrouw heeft recht op een deugdelijke beschrijving van de schulden. De vrouw heeft daarbij een voldoende belang (art. 194 lid 1 Rv, voorheen art. 843a Rv.), nu zij wil toetreden tot de schuldsanering. Dat belang is voldoende spoedeisend. Het is niet aannemelijk dat de schulden alleen op naam van de man staan. Zo reden zowel de man als zijn broer in ieder geval tot voor kort allebei in een leaseauto die op naam van de vrouw staat/stond. En de vrouw kreeg de verkeersboetes binnen van het CJIB. Afgezien daarvan kan het verkrijgen van inzage in de schulden, ook die van de man, mogelijk ook nuttig zijn in de echtscheidingsprocedure, bijvoorbeeld om te bepalen of er recht op alimentatie bestaat.
Het is voorts aannemelijk dat de man in staat is om aan de vordering te voldoen. Ter zitting bleek dat de man, uit zijn hoofd, kon beschrijven welke schulden er zoal zijn. Van de man mag verwacht worden dat hij zo goed mogelijk op papier zet welke schulden op zijn naam, welke schulden op naam van de vrouw en welke schulden op hun beider naam staan, dit zoveel mogelijk voorzien van de bijbehorende papieren. De man zal echter niet worden veroordeeld om
allepapieren af te geven, maar slecht de papieren die in zijn bezit zijn. Wat de man niet heeft kan hij niet afgeven.
Ter zitting heeft de man al een aantal papieren afgegeven aan de vrouw. In zoverre heeft hij al voldaan aan de vordering. Maar van de man mag ook verlangd worden dat hij een helder overzicht maakt van de schulden (in plaats van een spreekwoordelijke ‘schoenendoos’ met papieren af te geven).
Een dwangsom gaat op dit moment nog te ver, nu de man al een dwangsom zou verbeuren zelfs als hij per ongeluk ook maar een geringe schuld zou vergeten mee te nemen. De dwangsomvordering zal daarom, voor nu, worden afgewezen. Vooralsnog wordt aangenomen dat de man ook zonder de druk van een dwangsom aan de veroordeling zal voldoen.
IV geldvordering kindgebonden budget en kinderbijslag
3.6.
De vrouw stelt: de man heeft het kindgebonden budget over de maanden november en december 2024 en de kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2024 ontvangen. Dat geld is bedoeld voor de kinderen, die niet bij de man maar bij de vrouw verblijven. De man dient dit geld daarom te betalen/af te dragen aan de vrouw, ten behoeve van de kinderen. Ter zitting heeft de vrouw haar geldvordering beperkt tot éénmaal € 750 (één maand kindgebonden budget). Voor de toekomst is de kwestie inmiddels wel goed geregeld, aldus de vrouw.
3.7.
Het verweer van de man is: het geld is op. Dat verbaast niet want partijen hebben forse schulden. Er is geen spoedeisend belang, want de gevorderde bedragen zien op maanden die al verstreken zijn.
3.8.
De voorzieningenrechter zal aan de vrouw € 750 toewijzen. De vordering van de vrouw is voldoende aannemelijk. Niet in geschil is dat het kindgebonden budget bedoeld is voor de kinderen, die bij de vrouw verblijven en niet bij de man. Tussen partijen staat ook vast dat de man dit geld (het kindgebonden budget) zelf heeft opgemaakt voor andere doeleinden dan voor de kinderen. Het is ook aannemelijk dat de vrouw het geld nog steeds dringend voor de kinderen nodig heeft, zodat sprake is van een spoedeisend belang. In het huwelijk was kennelijk sprake van forse schulden en de vrouw zal niet voor niets willen gaan deelnemen aan de schuldsanering. Het spoedeisende belang neemt eerder toe dan af wanneer de vrouw het geld later krijgt dan in de maand waar de uitkering voor bedoeld was. Een eventueel restitutierisico (voor het geval in een bodemprocedure mocht worden geoordeeld dat de vrouw de € 750 moet terugbetalen aan de man) noopt niet tot een ander oordeel.
VI de proceskosten
3.9.
De proceskosten tussen partijen (echtelieden die in scheiding liggen) zullen worden gecompenseerd. De man zal dus niet, zoals de vrouw vordert, in de proceskosten worden veroordeeld.
in reconventie
3.10.
De man vorderde dat de vrouw een formulier zou ondertekenen waarmee de man een andere verzorger dan de vrouw kon inschakelen als zijn verzorger die betaald moet worden uit het PGB-budget van de man. De vrouw heeft ter zitting voldaan aan deze vordering. Vervolgens heeft de man zijn vordering in reconventie ingetrokken. Deze kwestie behoeft dus ook geen bespreking meer.
3.11.
De proceskosten in reconventie worden gecompenseerd om dezelfde reden als in conventie.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt de man om opgave te doen van alle schulden en tevens alle daarbij behorende bescheiden aan de vrouw af te geven waaronder de administratie van de onderneming [bedrijf] , belastingaanslagen en overige aanmaningen en brieven van schuldeisers,
4.2.
veroordeelt de man om een bedrag van € 750 ter zake van het kindgebonden budget aan de vrouw te betalen middels storting op het bankrekeningnummer van de vrouw,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.6.
verstaat dat een beslissing niet langer nodig is omdat de vordering is ingetrokken,
4.7.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 25 februari 2025.
[2517/676]