ECLI:NL:RBROT:2025:2270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1812 en FT RK 24/1813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium op verzoek van de schuldenaar in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, die op 17 december 2024 een verzoekschrift indiende, vroeg om een voorlopige voorziening om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 26 november 2024 op te schorten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huur van januari 2025 te laat, maar wel betaald is, en dat de huur van februari 2025 tijdig is voldaan. Daarnaast is er een aanvraag voor beschermingsbewind gedaan, wat de rechtbank voldoende aannemelijk achtte dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald. De verweerster, een woningbouwvereniging, is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoeker, waardoor het moratorium is toegewezen voor een periode van zes maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar dat hij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.R.L.T. Peek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 12 februari 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 17 december 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 18 december 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 29 januari 2025.
Ter zitting van 29 januari 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Geldplein Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer L. Harthooren, werkzaam bij BilancioBudget B.V. (hierna: voornemend beschermingsbewindvoerder).
Woningbouwvereniging Hoek van Holland, gevestigd te Hoek van Holland (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
Op 30 januari 2025 heeft schuldhulpverlening de ter zitting gevraagde stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft inkomen uit arbeid van circa € 2.600,- netto per maand. De kale huur bedraagt € 454,77 per maand. De huur van januari 2025 is, weliswaar te laat, op 2 januari 2025 betaald. De huur van februari 2025 is tijdig op 29 januari 2025 betaald. Daarnaast is er een aanvraag beschermingsbewind gedaan, waardoor ook voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen voortaan tijdig zullen worden betaald.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 12 december 2024 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 7 januari 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 26 november 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. De huur van januari 2024 is op 2 januari 2024 (te laat) betaald. De huur van februari 2025 is op 29 januari 2025 tijdig betaald. Daarnaast is beschermingsbewind aangevraagd, waardoor ook voldoende aannemelijk is geworden dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden betaald. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 26 november 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de Prins Hendrikstraat 100 B, 3151 AN te Hoek van Holland, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
18 december 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.