In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door een verzoeker met meerdere schuldeisers. De verzoeker had op 9 oktober 2024 een verzoek ingediend om één van zijn schuldeisers, Elbuco B.V., te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat de verzoeker 6,68% van zijn totale schuldenlast van € 15.988,93 zou betalen, gefinancierd door een saneringskrediet. De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de tien schuldeisers instemden met de regeling, maar Elbuco weigerde. Tijdens de zitting op 29 januari 2025 was Elbuco, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De rechtbank heeft de belangen van Elbuco, die een vordering van € 1.490,97 op de verzoeker had, afgewogen tegen die van de verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat het aanbod van de verzoeker niet het maximaal haalbare was, gezien zijn huidige en toekomstige verdiencapaciteit na het afstuderen in augustus 2025. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Elbuco zwaarder wogen dan die van de verzoeker, en heeft het verzoek om Elbuco te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.