ECLI:NL:RBROT:2025:2230

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691554 / JE RK 24-2747
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie met zorgen over opvoeding en huiselijk geweld

Op 3 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van de Jeugdzorg, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar. De moeder en vader van de kinderen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], terwijl de moeder alleen het gezag heeft over [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie, waaronder een incident van huiselijk geweld in september 2024, en dat de moeder en vader niet voldoende meewerken aan de hulpverlening.

Tijdens de zitting op 3 februari 2025, die achter gesloten deuren plaatsvond, was de moeder aanwezig met haar advocaat, terwijl de vader niet verscheen. De moeder ontkende dat er huiselijk geweld had plaatsgevonden en voerde aan dat het goed gaat met de kinderen. De kinderrechter oordeelde echter dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat de gesloten houding van de moeder en de moeizame samenwerking met de GI een cruciale rol spelen in de situatie. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van zes maanden, in plaats van het jaar dat was verzocht, en stelde dat de GI betrokken moet blijven bij de situatie van de kinderen.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een pro forma datum vastgesteld voor 1 juli 2025, waarbij de GI rapport moet uitbrengen over de stand van zaken. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691554 / JE RK 24-2747
Datum uitspraak: 3 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1].
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2],
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats ],
advocaat: mr. L.A. Middelkoop, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader]
hierna te noemen: de vader, wonende in Polen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 december 2024, ontvangen op diezelfde datum;
  • het bericht met bijlage van mr. Middelkoop van 17 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
1.3.
De vader is niet verschenen bij de mondelinge behandeling. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. Het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 12 augustus 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 12 augustus 2024 tot 12 februari 2025. Het overig verzochte is daarbij afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volg toe. De zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun opvoedsituatie zijn onverminderd aanwezig. SPAM is nog niet van start kunnen gaan door de ambivalente houding van de moeder. Zij heeft in eerste instantie meerdere afspraken geweigerd. Daardoor heeft de intake pas recent kunnen plaatsvinden. In september 2024 is opnieuw sprake geweest van een geweldsincident in de thuissituatie bij de moeder. Door de geslotenheid van de ouders is onduidelijk wat er precies tijdens dit incident is gebeurd en wat de kinderen daarvan hebben meegekregen. Volgens [minderjarige 2] is de politie destijds ter plaatse geweest. De moeder vertelt wisselend over het voorval. De moeder beweert nu dat zij geen telefonisch contact heeft opgenomen met de GI ten tijde van het incident. Het tijdstip van dit gesprek ligt echter vast in het systeem van de GI alsmede Whatsapp-berichten met de moeder over het voorval. Verder bieden de gesprekken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over (gewelds-)incidenten binnen het gezin onvoldoende inzicht. Door het warrige verloop van hun verhalen ontbreekt een helder tijdspad. De ouders lijken op dit moment een goede verstandhouding te hebben en de vader schijnt regelmatig bij de moeder te verblijven. Daarnaast schijnt de moeder op eigen initiatief hulp te hebben ingeschakeld voor het gezin. Echter ontbreekt ook hierop het nodige zicht. Het is positief dat de kinderen op hun plek zitten op hun nieuwe school. Ook zijn geen nieuwe meldingen bekend over middelengebruik door de ouders. Desondanks blijven de zorgen over een instabiele opvoedsituatie aanwezig door het beperkte zicht. De GI wil de komende periode proberen om middels het SPAM-traject concreet zicht te krijgen op de thuissituatie en op de relatie van de ouders onderling.
4.2.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zowel thuis als op hun nieuwe school. Het verzoek van de GI is grotendeels gebaseerd op leugens vanuit de oude school van de kinderen. Ook worden oude zorgen steeds opnieuw naar boven gehaald. Er is geen sprake van huiselijk geweld binnen het gezin. In het verleden is er eenmalig een incident geweest tussen de ouders, maar de ouders zijn daar samen uitgekomen. Hun onderlinge verstandhouding is goed. De moeder heeft geen telefonisch contact opgenomen met de GI naar aanleiding van het incident in september 2024. Dit incident heeft namelijk nooit plaatsgevonden, wat wordt bevestigd door het feit dat er geen politiemelding voor handen is. De moeder staat wel open voor hulpverlening. Zij communiceert daarbij helder over afspraken en komt deze afspraken ook na. Het is aan de GI te wijten dat er in de afgelopen periode geen enkele stap vooruit is gezet. De moeder heeft daarom op eigen initiatief hulp gezocht - middels het wijkteam en Frontline – in het belang van de kinderen. Vanwege de actieve houding van de moeder zit er geen meerwaarde in de ondertoezichtstelling en zij verzoekt het verzoek van de GI af te wijzen. Mocht opvoedondersteuning nog nodig zijn, dan kan dit traject plaatsvinden in het vrijwillig kader.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De afgelopen periode blijkt SPAM niet te zijn opgestart. De gesloten houding van de moeder en de moeizame samenwerking met de GI lijken daarin een cruciale rol te spelen. Het is positief dat de huidige school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen zorgen heeft geuit over hun ontwikkeling. Echter spelen er al jarenlang zorgen over een instabiele opvoedomgeving en huiselijk geweld. De ouders lijken deze zorgen te bagatelliseren. Ter zitting heeft de moeder ontkend dat er in september 2024 een incident (met huiselijk geweld tussen de vader, de moeder en/of de tante) is geweest. De moeder beweert dat de GI liegt terwijl de GI whatsapp gesprekken met de moeder hierover heeft en er een telefonische melding in het systeem staat geregistreerd. De moeder geeft aan dat het goed gaat met de kinderen thuis. Zij lijkt niet in te zien dat – vanwege haar gesloten houding – deze opvatting niet in voldoende mate door de GI kan worden bevestigd. Dat er door de GI onvoldoende zicht op de thuissituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden verkregen is op zichzelf al zorgelijk en maakt het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen verklaarbaar.
5.2.
Gezien alle onrust en onduidelijkheid, zoals hiervoor beschreven, acht de kinderrechter hulpverlening in het gedwongen kader nog noodzakelijk. Het is belangrijk dat de thuissituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] duidelijk in kaart wordt gebracht. Het intakegesprek bij SPAM lijkt een stap in de goede richting te zijn. De komende periode dient de GI betrokken te blijven om de ontwikkeling van de kinderen en het verloop van het SPAM-traject te volgen en te bezien of deze hulpverlening toereikend is. Dit vraagt een meewerkende houding van de ouders richting de GI en de overige hulpverlening.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter ziet wel aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere periode dan verzocht. Mochten de ouders mee werken aan vrijwillige hulpverlening en/of de zorgen mee te blijken vallen kan wellicht volstaan worden met een korte ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden [1] en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
5.4. De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee weken vóór de hierna te noemen pro forma datumde kinderrechter te rapporteren (met afschrift aan de belanghebbenden) over de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het aangehouden deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 12 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing op het overig verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI, de belanghebbenden en mr. L.A. Middelkoop op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI
uiterlijk twee weken vóór de genoemde pro forma datumde kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. L.A. Middelkoop).
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2025 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 17 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.