ECLI:NL:RBROT:2025:2224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
ROT 24/4783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving tegen misleidende informatie door Wooncompagnie over aardgasgebruik

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De eiser had de ACM verzocht om handhavend op te treden tegen Stichting Wooncompagnie, omdat hij meende dat deze stichting huurders verkeerde informatie had verschaft over het niet meer kunnen koken op aardgas in hun woning. De eiser stelde dat deze informatie misleidend was en in strijd met de regels omtrent oneerlijke handelspraktijken, zoals vastgelegd in artikel 6:193a e.v. van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank oordeelde dat de eiser geen belanghebbende was bij het handhavingsverzoek, omdat hij niet had aangetoond dat zijn belang zich onderscheidde van dat van andere huurders die dezelfde informatie van Wooncompagnie hadden ontvangen. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin werd gesteld dat een persoon alleen belanghebbende is als hij een voldoende objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij de beslissing op het verzoek.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de ACM, verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalde dat de ACM het griffierecht van € 187 aan de eiser moest vergoeden. Tevens werd de ACM veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 49. De uitspraak werd vastgesteld door rechter A.C. Rop, met mr. R. Stijnen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4783

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 februari 2025 in de zaak tussen

[Naam], uit [Plaats], eiser

en

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

(gemachtigde: mr. drs. J.J. Boertjens),
Als derde partij heeft deelgenomen:
Stichting Wooncompagnie, te Hoorn
(gemachtigde: mr. M.A. Le Belle).
1. Aan de zitting op 12 februari 2025 hebben deelgenomen: eiser en namens de ACM
mr. E.L.M. Vos en mr. E.L. Baghdadi. Wooncompagnie is met bericht niet verschenen.
2. Op 7 september 2023 heeft eiser de ACM verzocht om handhavend optreden tegen Stichting Wooncompagnie (Wooncompagnie) te Hoorn, omdat eiser meent dat Wooncompagnie huurders verkeerde informatie heeft verschaft over het niet meer kunnen koken op aardgas in hun woning. Volgens eiser gaat het hier om misleidende informatie op grond van oneerlijke handelspraktijken, geregeld in artikel 6:193a en verder van het Burgerlijk Wetboek. Met het besluit van 12 april 2024 (bestreden besluit) heeft de ACM het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft eiser voor de zitting schriftelijk in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarin zijn belang zich onderscheidt van anderen die dezelfde informatie van de Wooncompagnie heeft ontvangen. Eiser heeft daarop schriftelijk gereageerd.
4. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een aanvraag van een belanghebbende om een besluit te nemen, omdat eiser geen belanghebbende is bij het doen van een aanvraag. Daarom is de reactie van de ACM daarop geen besluit en had de ACM het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank baseert dat op het volgende.
5. Uit de voor de zitting aan eiser voorgehouden rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (bijv. ECLI:NL:CBB:2024:498 en ECLI:NL:CBB:2024:916) volgt dat een persoon alleen belanghebbende bij een handhavingsverzoek is als hij een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij de beslissing op dat verzoek. Van een persoonlijk belang is sprake als het belang van de betrokkene zich voldoende onderscheidt van het belang dat een ieder heeft bij het gevraagde besluit.
6. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt dat zijn belang zich onderscheidt van anderen die dezelfde informatie van Wooncompagnie hebben ontvangen en heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zijn belang zich niet van die anderen onderscheidt. In dat licht is de rechtbank van oordeel dat het belang van eiser zich niet van de belangen van andere personen aan wie dezelfde informatie is gecommuniceerd onderscheidt.
7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit, bepaalt dat ACM het griffierecht van € 187 aan eiser moet vergoeden en veroordeelt de ACM in de proceskosten (reiskosten) van eiser tot een bedrag van € 49.
Dit proces-verbaal is vastgesteld door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier.
De rechter is verhinderd het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen (https://mijn.rechtspraak.nl/keuze)” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.