ECLI:NL:RBROT:2025:2193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10/221651-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van mishandeling in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van (poging tot) zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. De feiten vonden plaats op 1 september 2022 te Rotterdam, waar de verdachte het slachtoffer, zijn vriendin, heeft mishandeld door haar hardhandig aan de hand mee te trekken, tegen haar enkel en lichaam te trappen en in haar gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan hun getuigenissen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de zwaardere aanklachten, maar de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de reclassering dat een laag recidiverisico inschatte. De rechtbank heeft ook de schending van de redelijke termijn in de procedure meegewogen, wat heeft geleid tot een mildere straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/221651-22
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. I. Amghar, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Daalder heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest, alsmede de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (t.a.v. mishandeling met zwaar letsel als gevolg)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feitelijke handelingen. Zo kan niet bewezen worden dat de verdachte het slachtoffer, zijn vriendin [slachtoffer], naar haar keel heeft gegrepen of in haar keel heeft geknepen. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer tegen haar enkel en lichaam heeft getrapt en/of in het gezicht of tegen het lichaam heeft geslagen: de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn te onduidelijk en te weinig specifiek om de verklaringen van het slachtoffer te ondersteunen.. Ten aanzien van het hardhandig meetrekken aan de hand, en de vraag of dit te kwalificeren is als mishandeling, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar hand hardhandig vasthield en haar meetrok, dat hij haar vervolgens hard onderuit trapte, dat hij haar, terwijl zij op de grond lag, met zijn vuisten begon te slaan en dat hij haar daarbij op haar lip raakte, die dik werd. Getuige [getuige 1] verklaart dat zij heeft gezien dat het slachtoffer door de verdachte gevloerd werd en dat de verdachte haar, terwijl zij op straat lag, opzettelijk en met kracht meerdere trappen gaf. Getuige [getuige 2] verklaart dat zij niet heeft gezien dat het slachtoffer gevloerd werd, maar dat zij wel heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer] 2 à 3 keer trapte terwijl ze op de grond lag. De verdachte zelf heeft verklaard zich nauwelijks te herinneren wat er is gebeurd.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de beide getuigen. [getuige 1] zag dat de verdachte en het slachtoffer ruzie hadden en hield ze daarom naar eigen zeggen extra in de gaten. Zij keek dus goed en verklaart ook concreet over het voorval. Dat haar zus, die op de weg lette, niet heeft gezien dat het slachtoffer onderuit getrapt werd, doet niet af aan dat wat zij wél zag, namelijk dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen trapte terwijl zij op de grond lag.
Het voorgaande leidt ertoe dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft mishandeld door haar mee te trekken, tegen haar enkel te trappen, tegen het lichaam te trappen en in het gezicht te slaan.
Hoewel verbalisanten ter plaatse constateren dat de rechterenkel van het slachtoffer een onnatuurlijke stand heeft, kan niet worden bewezen dat de mishandeling zwaar lichamelijk letsel, namelijk een op drie plaatsen gebroken enkel, tot gevolg heeft gehad. De in het dossier opgenomen röntgenfoto’s bevatten te weinig gegevens om ter zake als bewijs te kunnen dienen. Om die reden zal de verdachte van dit deel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het meer subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hierna weergegeven.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 september 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door haar
- hardhandig aan de hand mee te trekken,
- tegen de enkel te trappen, ten gevolge waarvan zij ten val kwam,
- meerdere malen tegen het lichaam te trappen, en
- meerdere malen in het gezicht te slaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, zijn vriendin, mishandeld. Hierdoor heeft zij letsel opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich midden op straat gewelddadig jegens het slachtoffer heeft gedragen. Door op deze wijze te handelen, heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin en haar respectloos behandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2024. Dit rapport houdt – kort gezegd en voor zover relevant – het volgende in.
De reclassering schat het recidiverisico laag in. Ten tijde van het delict was er sprake van
onrust in de thuissituatie en negatieve beïnvloeding door vrienden, hetgeen van invloed was op de gemoedstoestand van de verdachte en mogelijk een rol heeft gespeeld ten tijde van het delict. De verdachte is sinds een jaar aan de slag gegaan met zichzelf middels gesprekken bij een praktijkondersteuner van de huisarts en zal op termijn van start gaan met traumaverwerking en het leren omgaan met stress. De reclassering acht het positief dat de verdachte zelfinzicht toont en gemotiveerd is om vrijwillig aan de slag te gaan met gedragsverandering. Zij krijgt de indruk dat de verdachte goed op weg is om zijn leven op een positieve wijze invulling te geven. Aangezien onderhavig feit langere tijd geleden is voorgevallen en de reclassering geen aanwijzingen heeft gekregen dat er een verhoogde kans is op delictgedrag, adviseert zij een voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de hierboven geschetste positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en met het feit dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. De verdachte is in verzekering gesteld op 1 september 2022, zodat op deze datum de redelijke termijn is gestart. Tot de datum van dit vonnis is een periode van 2 jaren en ruim 5 maanden verstreken. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden met een periode van ruim 5 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van het hierna te noemen aantal uren passend en geboden. Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank aan de verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
76 (zesenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.P. de Jong, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 september 2022 te Rotterdam,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken enkel, heeft
toegebracht door haar
- hardhandig aan de hand mee te trekken,
- naar de keel te grijpen en/of in de keel te knijpen,
- tegen de enkel te trappen, ten gevolge waarvan zij ten val kwam,
- meerdere malen tegen het lichaam te trappen, en/of
- meerdere malen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
thij op of omstreeks 1 september 2022 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
haar
- hardhandig aan de hand heeft meegetrokken,
- naar de keel heeft gegrepen en/of in de keel heeft geknepen,
- tegen de enkel heeft getrapt, ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen,
- meerdere malen tegen het lichaam heeft getrapt, en/of
- meerdere malen in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door haar
- hardhandig aan de hand mee te trekken,
- naar de keel te grijpen en/of in de keel te knijpen,
- tegen de enkel te trappen, ten gevolge waarvan zij ten val kwam,
- meerdere malen tegen het lichaam te trappen, en/of
- meerdere malen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op drie plaatsen gebroken enkel
ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )