ECLI:NL:RBROT:2025:2184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10.317537.24/ 10.051568.22 en 22.002643.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao in 1999, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadige diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2024 in een kapperszaak in Rotterdam, samen met zijn medeverdachte, een gouden ketting van de aangever heeft weggenomen. Dit gebeurde onder bedreiging met een vuurwapen en met fysiek geweld. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de aangever aansprak vanwege een openstaande schuld. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die de aangever heeft geleden door de diefstal en het geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de geweldshandelingen tegen een andere aangeefster, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.317537.24
Parketnummers vorderingen TUL: 10.051568.22 en 22.002643.23
Datum uitspraak: 27 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum 1] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. B. Grünfeld, advocaat te Almere.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met dien verstande dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de jegens [aangeefster] ten laste gelegde geweldshandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 12 december 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte had geen vooropgezet plan met de medeverdachte op het wegnemen van de ketting, en heeft geen wegnemingshandelingen verricht ten aanzien van de ketting van aangever [aangever]. Ook heeft hij geen betrokkenheid gehad bij het tonen van het vuurwapen. De verdachte heeft enkel het vuurwapen opgepakt en in zijn zak gestopt toen het op de grond viel, om verdere escalatie te voorkomen. Wel heeft de verdachte bekend geweldshandelingen te hebben verricht jegens de aangever. Deze handelingen kunnen juridisch echter niet gekwalificeerd worden als medeplegen van diefstal. De verdachte dient daarom primair te worden vrijgesproken. Subsidiair, indien het feit bewezen verklaard wordt, stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdachte geen actieve rol had bij de overige (gewelds)handelingen, zodat er geen sprake is van medeplegen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 oktober 2024 vond er in een kapperszaak in Rotterdam een incident plaats. Rondom het incident zijn beelden van de situatie op straat door een stadscamera opgenomen en er is gefilmd door een getuige in de kapperszaak.
De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever aansprak omdat die hem nog geld moest betalen. Op de beelden van de stadscamera is (chronologisch) te zien dat de verdachte een horecagelegenheid, gelegen aan de overkant van de kapperszaak, binnenloopt, na een paar seconden gevolgd door de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Twee minuten later is te zien dat de verdachte de horecagelegenheid weer uit loopt. Terwijl hij op straat loopt merkt hij iets op en rent met versnelde pas terug de horecagelegenheid in. Enkele seconden later loopt hij weer naar buiten en steekt hij de straat schuin over, richting de kapperszaak. Direct hierna verlaat [medeverdachte] ook de horecagelegenheid, en gaat hij met versnelde pas achter de verdachte aan. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte aan [medeverdachte] heeft gevraagd om mee te gaan naar de aangever dan wel dat de verdachte en [medeverdachte] hebben afgesproken samen naar de aangever te gaan.
De verdachte en [medeverdachte] stappen op de aangever af en spreken hem aan. [medeverdachte] uit woordelijke bedreigingen en toont daarbij een vuurwapen en slaat de aangever daarmee op zijn oog. Er vindt een worsteling plaats en het vuurwapen valt op de grond. De verdachte pakt het vuurwapen op.
Op de beelden van de stadscamera is te zien dat de verdachte heel kort na het oversteken richting de kapperszaak, de straat weer terug oversteekt, waar hij het vuurwapen op de grond laat vallen. Hij raapt het op en stopt het in zijn zak. Even later komt ook [medeverdachte] in beeld en twee minuten later steken ze gezamenlijk rennend de weg weer over, richting de kapperszaak. Vier minuten later is [medeverdachte] zichtbaar in de deuropening van de kapperszaak en komt de verdachte bellend aanlopen.
De aangever heeft verklaard dat hij na het eerste incident voorin de kapperszaak naar het achterste gedeelte is gelopen en dat hij daar nogmaals door de verdachte en [medeverdachte] is geslagen. Getuigen hebben verklaard dat er twee vechtpartijen zijn geweest: één voorin de kapperszaak, waarna de twee aanvallers de zaak kort hebben verlaten en weer zijn teruggekomen, waarna de tweede vechtpartij achterin de kapperszaak heeft plaatsgevonden.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte en [medeverdachte] na de eerste vechtpartij voorin de kapperszaak, waarbij het vuurwapen is getoond en op de grond is gevallen, de zaak verlaten hebben en kort aan de overkant heen en weer hebben gelopen, waarbij de verdachte dus het vuurwapen heeft laten vallen op straat en weer heeft opgeraapt. Daarna zijn zij teruggekeerd naar de kapperszaak en heeft de tweede vechtpartij achterin plaatsgevonden.
Op de beelden die zijn gemaakt achterin in de kapperszaak is te zien dat allebei de verdachten geweld gebruiken jegens de aangever. Terwijl [medeverdachte] de aangever vasthoudt en ook slaat, schreeuwt de verdachte “
ik wacht kanker lang op jou” en slaat hij de aangever met een vlakke hand.
De gouden ketting van de aangever, met een kenmerkende hanger, is door de politie aangetroffen op de grond van de kapperszaak. De aangever verklaart dat deze van zijn nek af is getrokken.
Oogmerk
De aanleiding van het incident is een openstaande schuld die de aangever had bij de verdachte. De verdachten zijn samen (tweemaal) naar de aangever toegegaan en hebben allebei geweld jegens hem gebruikt. De verdachte en [medeverdachte] hebben hem allebei geslagen. De aangever verklaart in zijn aangifte direct na het incident dat zowel de verdachte als [medeverdachte] de ketting van zijn nek hebben geprobeerd te trekken, hetgeen hen uiteindelijk is gelukt. Dit volgt uit het feit dat de verbalisanten de gebroken ketting op de grond hebben aangetroffen in de kapperszaak. De aangever heeft ter terechtzitting anders verklaard, namelijk dat enkel [medeverdachte] de ketting van zijn nek heeft getrokken. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu aangever wisselend heeft verklaard (“
ze hebben het wel samen gedaan, maar specifiek was het [medeverdachte]”) en ook niet heeft gemotiveerd waarom hij nu (enkele maanden na het incident) opeens andersluidend verklaart. De rechtbank gaat dan ook uit van de aangifte, waaruit volgt dat beiden aan de ketting hebben getrokken.
De zus van de aangever heeft verklaard dat zij de hand van [medeverdachte] pakte die de ketting in zijn zak wilde steken om te proberen dit tegen te houden en ook om te proberen te voorkomen dat de aangever nogmaals geslagen zou worden.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het oogmerk bestond de ketting weg te nemen. Met de bedreigingen en de geweldshandelingen is de diefstal gefaciliteerd zoals ten laste gelegd.
Diefstal met geweld in vereniging
Betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als plegen in vereniging worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een groot deel van de geweldshandelingen en de wegnemingshandeling door beide verdachten zijn gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat alle gedragingen zoals ten laste gelegd, aan alle twee de verdachten strafrechtelijk zijn toe te rekenen, omdat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het is niet vereist dat alle facetten van het gezamenlijk optreden moeten zijn afgesproken en dat iedere deelnemer zich bewust moet zijn geweest van het handelen van de ander en daarmee ingestemd moet hebben. Het handelen en een rolverdeling kunnen min of meer spontaan en stilzwijgend plaatsvinden. Omdat [medeverdachte] bij binnenkomst in de kapperszaak meteen de aangever heeft aangesproken – terwijl het een openstaande schuld van de verdachte betrof – en hem heeft bedreigd met woorden en een vuurwapen, stelt de rechtbank vast dat dit hun gezamenlijke bedoeling was en de verdachte ook opzet heeft gehad op deze bedreigingen en het daarmee gepaard gaande geweld.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de geweldshandelingen jegens aangeefster [aangeefster] niet bewezen kunnen worden. De rechtbank zal de verdachte hiervan partieel vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging, met uitzondering van de geweldshandelingen tegen aangeefster [aangeefster].
4.2.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 4 oktober 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander, een (gouden) ketting, die geheel aan [slachtoffer 1], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door :
- aan die
[slachtoffer 1]de dreigende woorden toe te voegen: "wanneer betaal je mij?" en "ik schiet je neer!" en
- een vuurwapen, aan die
[slachtoffer 1]te tonen en
- met een vuurwapen in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen het lichaam, van die
[slachtoffer 1]te slaan/stompen en
- naar de nek van die [slachtoffer 1] te grijpen en aan zijn ketting te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tezamen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag in een kapperszaak waar meerdere personen, waaronder kinderen, aanwezig waren, geweld gebruikt jegens aangever en hem daarmee bedreigd. De verdachten hebben aangever woordelijk en met een vuurwapen bedreigd en aangever met dit vuurwapen tegen zijn oog geslagen en zij hebben aangever geslagen en gestompt. De verdachten hebben de (gouden) ketting van de nek van aangever getrokken en wederrechtelijk toegeëigend. Een dergelijke diefstal met (bedreiging met) geweld waarbij tevens een vuurwapen is betrokken is zeer beangstigend voor de slachtoffers en de getuigen hiervan (niet alleen op het moment zelf maar soms ook nog lang nadien) en veroorzaakt in de maatschappij veel onrust. De aangever heeft bovendien veel last gehad van het letsel aan zijn oog en moet ook in de toekomst rekening houden met een verhoogde kans op ernstig oogletsel. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 december 2024. Dit rapport houdt - onder meer - het volgende in.
De verdachte lijkt een (deels) negatief sociaal netwerk te hebben. Hij heeft moeite met het onder controle houden van zijn boosheid. De verdachte leeft van een bijstandsuitkering en heeft schulden waarvoor hij sinds kort hulp kreeg. De verdachte heeft sinds zijn derde levensjaar een groot deel van zijn leven in instellingen gewoond. Hij krijgt momenteel steun van zijn familie. Na zijn detentie kan hij bij familie verblijven tot dat hij een zelfstandige woonruimte heeft. Hij heeft voorafgaand aan zijn detentie hulp aangevraagd en gekregen van het wijkteam van de gemeente. De verdachte heeft daaraan in positieve zin meegewerkt. Er is geen sprake van middelengebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling (traumabehandeling), een contactverbod met aangever [aangever], het vinden van dagbesteding (scholing of vast werk), meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan begeleiding en hulp bij praktische zaken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is het met de verdediging eens dat het hier niet om een typische straatroof gaat, maar ziet – anders dan de raadsman – juist strafverzwarende omstandigheden, namelijk het dreigen met het vuurwapen en het veelvuldig gebruiken van fysiek geweld, dit alles in een met klanten gevulde kapperszaak en in aanwezigheid van jonge kinderen.
De rechtbank ziet geen concrete strafverlichtende omstandigheden. Weliswaar heeft de verdachte bekend dat hij heeft geslagen, maar hij heeft zijn rol ten aanzien van het eerste gedeelte van het incident heel klein gemaakt en niet volledig bekend. Hij heeft weliswaar gezegd dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd, maar dat zag vooral op de aanwezigheid van de zoon van de aangever en niet zozeer op het incident als geheel. Dat maakt dat de rechtbank niet het idee heeft gekregen dat de verdachte volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en het de volgende keer niet of anders zal doen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de rechtbank zich in dat advies kan vinden, zal de rechtbank wel een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 686,31 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
Alle materiële schadeposten kunnen worden toegewezen. De immateriële schade dient te worden gematigd naar een vergoeding van € 1.500,-.
Standpunt verdediging
De vergoeding van de schade aan de sieraden is onvoldoende onderbouwd, nu uit het dossier niet volgt dat er een tweede ketting is verdwenen. Tevens is er geen aankoopbewijs overgelegd van de tweede ketting. De overgelegde stukken voldoen daartoe niet. Gelet op de aard van het letsel dient ook de gevorderde vergoeding van immateriële schade gematigd te worden. Er dient geen hoofdelijke veroordeling te worden uitgesproken, maar onderscheid gemaakt te worden naar ieders rol.
Beoordeling
Vast is komen te staan, nu dit niet is betwist door de verdachte, dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank wijst de gevorderde medische kosten in verband met het opgelopen oogletsel en de kledingschade van in totaal € 406,31 als onbetwist toe. De kosten met betrekking tot de sieraden zal zij toewijzen tot een bedrag van € 75,- voor de reparatie van de ketting, nu uit het dossier blijkt dat de ketting is gebroken en de rechtbank deze schade begroot op € 75,-. De overige gevorderde schade ten aanzien van de sieraden is onvoldoende onderbouwd en zal dus niet worden toegewezen. Het totaal aan materiële schade stelt de rechtbank dus vast op een bedrag van € 481,31. De immateriële schade wordt naar maatstaven van billijkheid vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal voor het resterende deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, omdat de rechtbank de rol van de verdachte niet kleiner acht dan die van [medeverdachte]. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
Nu de ten laste gelegde geweldshandelingen jegens [benadeelde partij 2] niet bewezen worden geacht zal de rechtbank haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat niet kan worden vastgesteld dat haar schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van € 1.981,31, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 november 2022 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 december 2022.
Bij uitspraak van 4 september 2024 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 19 september 2024.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de tenuitvoerlegging af te wijzen. De proeftijd van het vonnis van 22 november 2022 was bijna ten einde en de uitspraak van 4 september 2024 ziet niet op een veroordeling voor soortgelijke strafbare feiten.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis voor het einde van de beide hiervoor genoemde proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte de aan voormelde vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dat de uitspraak van 4 september 2024 niet ziet op soortgelijke strafbare feiten als in deze zaak aan de orde maakt dit in dit geval niet anders. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van beide aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect - contact met de aangever [aangever], geboren [geboortedatum 2] 1993, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van scholing en/of betaald werk met een vaste structuur;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of bewindvoering. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde werkt mee aan begeleiding en hulp bij praktische zaken, zoals het vinden van zelfstandige woonruimte door het wijkteam van de gemeente of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 1.981,31 (zegge: duizend negenhonderdeenentachtig euro en eenendertig cent), bestaande uit € 481,31 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.981,31(hoofdsom,
zegge: duizend negenhonderdeenentachtig euro en eenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.981,31 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
29 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 22 november 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 dagen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de uitspraak van 4 september 2024 van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. J.F. Koekebakker en D.H. Dongelmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag en/of een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door meermalen, althans eenmaal:
- aan die [slachtoffer 1] de dreigende woorden toe te voegen: "wanneer betaal je mij?" en/of "ik schiet je neer!" en/of
- een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of (vervolgens) dat vuurwapen door te laden en/of
- met een vuurwapen in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- aan de haren van die [slachtoffer 2] te trekken en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te trekken en/of te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en/of
- naar de nek van die [slachtoffer 1] te grijpen en/of aan zijn ketting(en) te trekken.