ECLI:NL:RBROT:2025:2119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
10-136402-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige kleindochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor ontuchtige handelingen met zijn kleindochter, geboren in 2013, en hem vrijgesproken van ontucht met haar jongere zusje. De verdachte kreeg een gevangenisstraf opgelegd van 270 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 7 februari 2025, waar de verdachte zijn verklaring heeft afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, waarbij hij het vertrouwen van zijn kleindochter en haar ouders heeft misbruikt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologisch rapport dat geen psychische stoornis vaststelde, maar wel autistiforme gedragskenmerken aangaf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen, bestaande uit immateriële en materiële schade, toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer 1] kreeg een schadevergoeding van € 2.639,60, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van [slachtoffer 2] werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook onderworpen aan reclasseringstoezicht en een behandelverplichting opgelegd, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 10-136402-24
Datum zitting: 7 februari 2025
Datum uitspraak: 21 februari 2025

[verdachte] ,

geboren [geboortedatum 1] 1954 in [geboorteplaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: D.C.O. Ayinla
Officier van justitie: W.B.J. ten Have

Tenlastelegging

De verdachte wordt door de officier van justitie beschuldigd van ontucht. De volledige beschuldiging houdt in dat de verdachte:
in of omstreeks de periode van 1 april 2023 tot en met 19 februari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , met zijn kleinkinderen, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 en/of [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 2015, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten en/of aanraken en/of wrijven van/over de vagina/ schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
in de periode van 1 april 2023 tot en met 19 februari 2024 te [plaats] , met zijn kleinkind, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten en aanraken en het wrijven over de vagina van die [slachtoffer 1] .
Bewijsmotivering en bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft het bewezenverklaarde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Daarom wordt hieronder volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
De verklaring van de verdachte op de zitting van 7 februari 2025
Proces-verbaal van de politie, verklaring van [slachtoffer 1] [2]
3. Proces-verbaal van de politie, verklaring van [getuige] [3]
Motivering vrijspraak
De ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] zijn niet bewezenverklaard en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De verklaring van [slachtoffer 2] is op het eerste gezicht weliswaar niet onaannemelijk, maar om tot een bewezenverklaring te kunnen komen moet zo’n verklaring worden ondersteund door ander bewijsmateriaal (steunbewijs). De verklaring van [slachtoffer 2] dat ze samen met [slachtoffer 1] over heeft gehad is niet voldoende. Andere ondersteuning ontbreekt in het strafdossier. Bij die stand van zaken kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] .

Verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan de verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 266 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 24 januari 2025.
Oordeel rechtbank
Ernst en gevolgen van het feit.
De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met zijn kleindochter [slachtoffer 1] . Het misbruik bestond uit het betasten van en wrijven over de vagina. Door zijn handelen heeft de verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn nog jonge kleindochter geschonden. Daarbij heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij van zowel zijn kleindochter als hun ouders genoot als opa en (schoon)vader
Tevens heeft de verdachte hiermee de normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. De verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft enkel zijn eigen behoefte vooropgesteld.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 14 januari 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Psycholoog drs. [persoon A] heeft op 30 augustus 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in.
De verdachte lijdt niet aan een psychische stoornis of een psychogeriatrische aandoening. Wel kan bij hem in enige mate worden gesproken van autistiforme gedragskenmerken, maar er is onvoldoende aanleiding om bij de verdachte een autismespectrumstoornis vast te stellen. Uit het onderzoek van de psycholoog is naar voren gekomen dat het de verdachte in enige mate ontbreekt aan sociaal inzicht en inlevingsvermogen. Tevens zijn er aanwijzingen voor het bestaan van rigiditeit en lijkt de verdachte moeite te hebben met verandering. Het ten laste gelegde feit kan de verdachte volledig worden toegerekend. De psycholoog schat de kans op herhaling als laag in. De verdachte zou baat hebben bij een behandeling waarin aandacht wordt besteed aan psycho-educatie en het vergroten van zijn sociale vaardigheden.
Tevens is een reclasseringsrapport opgesteld over de verdachte, gedateerd 24 januari 2025. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover hier van belang - het volgende in.
De verdachte staat sinds april 2024 onder toezicht van Reclassering Nederland. De verdachte komt zijn afspraken trouw na en stelt zich open tijdens de gesprekken. De reclassering heeft een beeld gevormd van de verdachte als een man met duidelijke autistische kenmerken, die in sociale en relationele situaties moeite heeft zich uit te drukken en de gevoelens of intenties van anderen niet altijd goed aanvoelt. De verdachte heeft inmiddels een intakegesprek gehad bij De Waag. Binnen de behandeling zal aandacht worden besteed aan de gedragspatronen van de verdachte en de daarmee gepaard gaande cognities en emoties. Een aansluitend doel is het vergroten van zijn sociale kring waardoor hij meer steunfiguren om zich heen heeft. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert bij een veroordeling een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en behandelverplichting. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het behandeltraject doorkruisen.
De rechtbank heeft gezien en gelezen dat de gebeurtenissen grote gevolgen hebben gehad voor de familie van de verdachte en het slachtoffer. Sinds het misbruik aan het licht is gekomen, is het contact tussen het gezin van het slachtoffer en de verdachte verbroken. De verdeeldheid in de familie en het feit dat verdachte zijn zoon en zijn gezin niet meer ziet en spreekt, zal
ookop de verdachte ongetwijfeld een zware wissel trekken. Daarnaast is de vrouw van de verdachte, onder andere als gevolg van het misbruik, van hem gescheiden.
Passende straf
Alles afwegend zal de rechtbank een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank legt een gevangenisstraf op waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Van de op te leggen gevangenisstraf is het overige deel voorwaardelijk. Dit doet recht aan het strafdoel van (speciale) preventie. Dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte ook de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer een strafbaar feit pleegt, kan de voorwaardelijke gevangenisstraf van 266 dagen alsnog ten uitvoer worden gelegd. Ook de bijzondere voorwaarden moeten de verdachte helpen om het niet opnieuw zover te laten komen. Ook als hij zich niet houdt aan deze bijzondere voorwaarden, kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen. De rechtbank is van oordeel dat met deze straf recht gedaan wordt aan zowel het verwijt dat de verdachte in deze concrete zaak kan worden gemaakt alsmede de consequenties die een veroordeling, bovenop de gevolgen die hij door zijn handelen reeds heeft ondervonden, voor hem zullen hebben.

Vorderingen benadeelde partijen

Vorderingen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Door mr. P.R. Hogerbrugge is namens de benadeelde partijen ter zake van het ten laste gelegde een vordering ingediend. De benadeelden partijen vorderen ieder een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade. Daarnaast is een gezamenlijke vordering van
€ 156,10 aan materiële schade ingediend in verband met reiskosten. Ook is verzocht om over de gevorderde bedragen de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite partiële vrijspraak heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Met betrekking tot de benadeelde partij [slachtoffer 1] heef de verdediging bepleit dat het verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgewezen.
Beoordeling
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare
feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft verzocht om een
vergoeding van € 156,10 voor reiskosten in verband met afspraken bij de politie, afspraken bij de huisarts en het ondergaan van EMDR-behandelingen. Een bedrag van € 16,50 ziet op de kosten die de vader van de benadeelde partij voor zichzelf heeft gemaakt naar aanleiding van het bewezen strafbare feit. Nu dit geen betrekking heeft op geleden schade van de benadeelde partij, wordt de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De overige kosten, te weten een bedrag van € 139,60 zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het
Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen
vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het
strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen, Zij heeft een doorverwijzing van de huisarts
gekregen en heeft EMDR-behandelingen moeten ondergaan. Daarnaast heeft de verdachte door het ten laste gelegde een ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij. De schade zal naar maatstaven van billijkheid en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, worden vastgesteld op € 2.500,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, omdat de verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] aansprakelijk is voor de schade die aan haar is toegebracht. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt daarom passend en geboden geacht.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 2.639,60, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen in het kort

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid en kwalificatie
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 266 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door polikliniek De Waag Rijnmond, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Benadeelde partijen
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 2.639,60 (zegge: tweeduizend zeshonderdnegenendertig euro en zestig cent), bestaande uit € 139,60 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 1]te betalen
€ 2.639,60(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zeshonderdnegenendertig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.639,60 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
36 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt
de benadeelde partij [slachtoffer 2]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door C.M. Derijks, voorzitter, en J.H. Janssen en
N. Shahani, rechters, in tegenwoordigheid van L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.

Voetnoten

1.De hieronder weergegeven bewijsmiddelen zijn steeds kort weergegeven. De exacte vindplaatsen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Wanneer deze bewijsmiddelen afkomstig zijn uit hetzelfde zaaksdossier/proces-verbaal, zal dit zaaksdossier/proces-verbaal in de volgende voetnoten nog slechts verkort worden aangeduid.
2.Proces-verbaal uitwerking studioverhoor met documentcode [documentcode] , p. 43-62.
3.Proces-verbaal met nummer [nummer proces-verbaal] , p. 7-15.