ECLI:NL:RBROT:2025:2114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
10-750045-09 / 24-007684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gijzeling voor de duur van 540 dagen op basis van ontnemingsmaatregel

Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot gijzeling van een veroordeelde. De veroordeelde had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen door het gerechtshof op 24 maart 2020, waarbij hij verplicht was om een bedrag van € 196.847,90 aan de staat te betalen. Deze ontnemingsmaatregel werd onherroepelijk na het verwerpen van het cassatieberoep door de Hoge Raad op 15 februari 2022. De vordering tot gijzeling werd op 25 maart 2024 ingediend, maar was aanvankelijk niet gedateerd en ondertekend. Na een correctie werd de vordering op 10 december 2024 opnieuw ingediend.

Tijdens de zitting op 10 januari 2025 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. J.A. van Gemeren, was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde rechtsgeldig was opgeroepen. De officier van justitie, mr. M. Vollebregt, heeft de vordering toegelicht. De rechtbank heeft geconstateerd dat het CJIB zich voldoende heeft ingespannen om de ontnemingsmaatregel te executeren, maar dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en een machtiging verleend tot gijzeling voor de duur van 540 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-750045-09
raadkamernummer : 24-007684
datum : 10 januari 2025
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde] , veroordeelde,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ( [land] ),
raadsvrouw mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Het gerechtshof heeft aan de veroordeelde bij arrest van 24 maart 2020 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van € 196.847,90. Daarbij is bepaald dat de maximale duur van de gijzeling ten hoogste 1080 dagen bedraagt. Op 15 februari 2022 heeft de Hoge Raad het door de veroordeelde daartegen ingestelde cassatieberoep verworpen, zodat deze ontnemingsmaatregel op deze datum onherroepelijk is geworden.

Procedure

De vordering is op 25 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen. Deze vordering was nog niet gedateerd en ondertekend door de officier van justitie. Nadien is een op 10 december 2024 gedateerde en ondertekende vordering ingediend.
De rechtbank heeft op 10 januari 2025 de vordering op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie mr. M. Vollebregt op zitting gehoord. De veroordeelde is niet op zitting verschenen. Op de zitting is vastgesteld dat de veroordeelde voor deze zitting rechtsgeldig is opgeroepen, namelijk op het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven. De raadsvrouw is op de zitting verschenen. Zij is op grond van artikel 6:6:3, derde lid Sv als raadsvrouw in deze zaak aangewezen (op basis van een door de rechtbank op 26 maart 2024 afgegeven last tot toevoeging). Zij heeft op zitting meegedeeld dat zij ook geen contact met de veroordeelde heeft kunnen krijgen en daarom niet door hem is gemachtigd hem op de terechtzitting te verdedigen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 540 dagen.

Beoordeling

Uit het overzicht uit de Strafrechtketendatabank (SKDB) blijkt dat de veroordeelde vanaf 4 juli 2020 is geëmigreerd en als niet-ingezetene geregistreerd staat op het adres:
[adres] [woonplaats] ( [land] ).
Uit het in de vordering beschreven executieverloop en de toelichting van de vordering door de officier van justitie blijkt dat het CJIB de veroordeelde tweemaal, namelijk op 19 oktober 2022 en op 5 december 2022, heeft aangeschreven op dit adres. De rechtbank stelt vast dat de aanschrijvingen dus zijn verzonden naar het juiste adres.
De eerste aanschrijving is onbestelbaar retour gekomen bij het CJIB met de melding ongeldig adres/incompleet adres, maar bij de tweede aanschrijving was dit niet het geval. Op beide aanschrijvingen heeft het CJIB geen reactie of betaling ontvangen.
Het CJIB heeft nog een extra inspanning verricht via de advocaat van veroordeelde die hem heeft bijgestaan in het cassatieberoep van de onderhavige zaak, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol. Het CJIB heeft op 15 februari 2024 aan deze advocaat verzocht om zover dit mogelijk is, de verblijfplaats van veroordeelde bekend te maken. Tevens heeft het CJIB via deze advocaat aan de veroordeelde verzocht om vóór 29 februari 2024 het openstaande bedrag te betalen, dit ter voorkoming van het starten van een gijzelingsprocedure. Het CJIB heeft hierop geen reactie ontvangen. Evenmin volgde betaling.
Om gegevens omtrent de verblijfplaats van veroordeelde te achterhalen heeft het CJIB een bestandsvergelijking gemaakt tussen de interne systemen en de aangeleverde uitspraak van onderhavige zaak geraadpleegd. Dit heeft echter geen bruikbaar resultaat opgeleverd.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het CJIB zich voldoende heeft ingespannen om de ontnemingsmaatregel te executeren. Ondanks deze inspanningen heeft de veroordeelde niet voldaan aan de betalingsverplichting.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen en een machtiging verlenen tot toepassing van gijzeling voor de duur van 540 dagen.

Beslissing

De rechtbank
wijstde vordering
toeen machtigt de officier van justitie tot de toepassing van gijzeling voor de duur van
540 dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. E.M. Havik, voorzitter,
mrs. A.S. Flikweert en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025.