ECLI:NL:RBROT:2025:2113
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen beslissing Openbaar Ministerie tot niet verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam in een meervoudige kamer uitspraak gedaan over het bezwaar van een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om geen voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen. De veroordeelde, die op 26 oktober 2023 was veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, had op 21 november 2024 bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het OM, dat op 4 november 2024 had besloten dat hij niet voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare raadkamer, waar de raadsman van de veroordeelde, mr. H.J. Andel, en de officier van justitie, mr. S.I.E. de Graaff, zijn gehoord. De veroordeelde zelf was niet verschenen.
De rechtbank oordeelde dat het OM in redelijkheid tot zijn beslissing had kunnen komen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de veroordeelde niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs, wat een belemmering vormde voor zijn re-integratie in de samenleving. De rechtbank benadrukte dat zonder een geldig paspoort de veroordeelde niet in staat zou zijn om zich in te schrijven, werk te vinden of een uitkering aan te vragen. De rechtbank concludeerde dat het OM bij de afweging van de betrokken belangen terecht had geoordeeld dat er geen aanwijzingen waren dat de veroordeelde binnen een redelijke termijn een nieuw paspoort zou kunnen verkrijgen.
De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en merkte op dat de veroordeelde de mogelijkheid heeft om na zes maanden opnieuw een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling in te dienen, waarbij het OM dan op basis van de dan geldende omstandigheden een nieuwe beslissing zal nemen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. E.M. Havik en de rechters mrs. A.S. Flikweert en M.M. Dolman, in aanwezigheid van griffier mr. A.K. van Zanten.