ECLI:NL:RBROT:2025:2057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
11053582 CV EXPL 24-1839 tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake concurrentiebeding en inzage in bescheiden tussen Mitrex B.V. en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben Mitrex B.V. en Xamax B.V. een rechtszaak aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot de overtreding van een concurrentiebeding. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 25 juli 2024, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] en zijn vader, [persoon B], non-concurrentiebedingen hebben overtreden. Mitrex vordert dat [gedaagde 1] zijn concurrerende activiteiten staakt en inzage geeft in de administratie om de schade vast te stellen. De kantonrechter heeft op 13 februari 2025 in dit tussenvonnis beslist dat [gedaagde 1] niet verplicht is om zijn concurrerende activiteiten te staken, omdat de termijn van het concurrentiebeding inmiddels is verstreken. Ook is de vordering tot inzage in bescheiden afgewezen, omdat Mitrex onvoldoende heeft aangetoond dat zij rechtmatig belang heeft bij de gevorderde documenten. De proceskosten zijn voor rekening van Mitrex, die ongelijk heeft gekregen in de incidenten. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11053582 CV EXPL 24-1839
datum uitspraak: 13 februari 2025
vonnis van de kantonrechter (in de incidenten 223 Rv en 843a Rv)
in de zaak van

1.Mitrex B.V.,

2. Xamax B.V.,
vestigingsplaats: Oud-Beijerland,
eiseressen,
gemachtigde: mr. L.M. Goeree,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Ridderkerk,
2. [gedaagde 2] .,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagden,
gemachtigde: mr. D.H.P.M. Müskens.
Partijen worden hierna respectievelijk ‘Mitrex’, ‘Xamax’, ‘ [gedaagde 1] en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis (in het onbevoegdheidsincident) van 25 juli 2024 en daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met bijlagen;
  • de brief van 14 oktober 2024 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met bijlage.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. [persoon A] is verschenen namens Mitrex en Xamax, bijgestaan door mr. L.M. Goeree. [gedaagde 1] is (mede namens [gedaagde 2] ) verschenen, bijgestaan door mr. D.H.P.M. Müskens.
1.3.
De zaak is na de zitting op verzoek van partijen aangehouden om te bezien of zij er samen uit konden komen. Mitrex heeft de kantonrechter op 16 januari 2025 bericht dat partijen er niet samen zijn uitgekomen.

2.Het tussenvonnis van 25 juli 2024

2.1.
Mitrex en Xamax zijn van mening dat [gedaagde 1] en zijn vader, [persoon B] (hierna: [voornaam persoon B] ), een tweetal non-concurrentiebedingen hebben overtreden. Zij hadden daarom zowel [gedaagde 1] en [voornaam persoon B] gedagvaard in deze procedure. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 25 juli 2024 de zaken gesplist en de zaak tussen Mitrex en Xamax tegen [voornaam persoon B] wegens absolute en relatieve onbevoegdheid verwezen naar de afdeling Civiel van de rechtbank Amsterdam. Dit betekent dat [voornaam persoon B] in deze zaak geen partij meer is.

3.De relevante feiten

3.1.
Mitrex drijft een onderneming in explosieveilige systemen voor intern transport materieel en voor service en onderhoud aan heftrucks. [gedaagde 1] is op 18 augustus 2008 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Mitrex in de functie van algemeen medewerker. [voornaam persoon B] was op dat moment, via Momi Holding B.V. (hierna: Momi), enig bestuurder van Mitrex. [gedaagde 1] is dus in het bedrijf van zijn vader gaan werken. Xamax heeft op 10 juni 2020 Mitrex gekocht van Momi. Xamax is daarmee enig aandeelhouder en bestuurder geworden van Mitrex.
3.2.
In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 1] van 12 augustus 2008 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 11: Nevenwerkzaamheden
De werknemer zal gedurende de loop van deze overeenkomst niet voor een andere
werkgever of opdrachtgever werkzaam zijn, noch voor eigen rekening een bedrijf of beroep
uitoefenen, tenzij dit geschied met schriftelijke toestemming van de werkgever.
(…)
Artikel 13: Concurrentie
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan, na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in enige vorm werkzaam te zijn of rechtstreeks of indirect betrokken te zijn bij activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van de werkgever of aan haar gelieerde ondernemingen. Dit verbod geldt voor een periode van 1 jaar na beëindiging dienstverband.
(…)
Artikel 15: Boete
Bij overtreding van het in (de) artikel(en) 11, 12, 13 en 14 waarop het boetebeding van
toepassing is bepaalde verbeurt de werknemer, in afwijking van het in artikel 7:650 lid 3, lid
4 en lid 5 Burgerlijk Wetboek bepaalde, aan de werkgever een onmiddellijk opeisbare boete
van € 250,00, (zegge: tweehonderd en vijftig euro) per overtreding, vermeerderd met
€ 1.000,00, (zegge: één duizend euro) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
onverminderd het recht van de werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.”
3.3.
Op 21 maart 2022 heeft [voornaam persoon B] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel een eenmanszaak ingeschreven onder de naam ExQuipment.
3.4.
Mitrex heeft in een gesprek op 12 mei 2023 [gedaagde 1] ermee geconfronteerd dat hij zijn vader hielp met ExQuipment en concurrerende werkzaamheden (het keuren van apparaten) heeft verricht. [gedaagde 1] heeft vervolgens verklaard dat niet zijn vader, maar hij de onderneming ExQuipment heeft opgestart en keuringen heeft uitgevoerd buiten medeweten van Mitrex om. Ook heeft [gedaagde 1] aangegeven dat ExQuipment inmiddels is opgeheven.
3.5.
Mitrex heeft [gedaagde 1] op 16 mei 2023 op staande voet ontslagen en dit per brief aan [gedaagde 1] bevestigd. [gedaagde 1] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was gegeven en aangekondigd een verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag in te dienen.
3.6.
Partijen zijn op 9 juni 2023 een vaststellingsovereenkomst overeengekomen waarin partijen, voor zover hier van belang, hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 september 2023 en dat wat partijen in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen met betrekking tot non-concurrentie en geheimhouding na het einde van de arbeidsovereenkomst blijft gelden tussen partijen (artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst). In artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst is voorts opgenomen dat [gedaagde 1] bij overtreding van een artikel uit de vaststellingsovereenkomst een direct opeisbare boete verbeurt van € 1.000,- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,-, onverminderd het recht van Mitrex om in de plaats van de boete vergoeding van de gehele werkelijke schade te vorderen.
3.7.
[gedaagde 1] heeft op 31 juli 2023 zijn bedrijf [gedaagde 2] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. [gedaagde 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] .
3.8.
In een brief van 18 januari 2024 schrijft Mitrex aan [gedaagde 1] dat hij het non-concurrentiebeding heeft overtreden en daardoor op grond van artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst een direct opeisbare boete verbeurt. Mitrex heeft [gedaagde 1] gemaand om de concurrerende activiteiten te staken en inzage te geven in de administratie om de omvang van de schade vast te kunnen stellen.
3.9.
In een e-mailbericht van 24 januari 2024 schrijft de advocaat van [gedaagde 1] aan Mitrex dat [gedaagde 1] het concurrentiebeding niet heeft overtreden, omdat hij met [voornaam persoon B] op 28 augustus 2018 een addendum bij de arbeidsovereenkomst is overeengekomen waarin staat dat de functie van [gedaagde 1] per 8 januari 2014 wordt gewijzigd naar Sales & Marketing Manager en Kwaliteitsmanager. Daarnaast is het volgende in het addendum opgenomen:

Artikel 13: Wijziging van concurrentiebeding
Per 08-01-2014 zal het concurrentiebeding worden gewijzigd naar 3 maanden. Dit geldt alleen als werknemer zijn ontslag indient en niet als het contract van de werknemer wordt ontbonden door de werkgever.’”
3.10.
Tussen partijen bestaat verschil van mening of het addendum tussen Mitrex en [gedaagde 1] is overeengekomen. Daarnaast bestaat er verschil van mening over de vraag hoe het addendum moet worden uitgelegd, namelijk of dit betekent dat er geen concurrentiebeding van toepassing is op [gedaagde 1] , dat er een concurrentiebeding van toepassing is van drie maanden of dat er een concurrentiebeding van toepassing is van één jaar.

4.De vorderingen in de hoofdzaak

4.1.
Mitrex is van mening dat het concurrentiebeding geldt voor een periode van één jaar. Allereerst omdat partijen bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst alleen zijn uitgegaan van de arbeidsovereenkomst uit 2008 waarin een concurrentiebeding van één jaar is opgenomen. Mitrex was niet bekend met het addendum van 28 augustus 2018. Ten tweede is volgens Mitrex slechts een voorwaardelijke beperking/wijziging van het concurrentiebeding opgenomen en geldt het alleen als [gedaagde 1] zelf ontslag indient. Als die situatie niet aan de orde is, dan geldt de termijn van één jaar uit de arbeidsovereenkomst. Volgens Mitrex heeft [gedaagde 1] het concurrentiebeding overtreden doordat hij met zijn onderneming [gedaagde 2] werkzaamheden verricht die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van Mitrex. Op grond van artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst is [gedaagde 1] wegens overtreding van het concurrentiebeding een boete verschuldigd van € 100.000,- of een schadevergoeding. Onder het concurrentiebeding dient volgens Mitrex ook een relatiebeding te worden verstaan, want dit is over en weer gecommuniceerd bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst van 9 juni 2023.
4.2.
Tegen deze achtergrond vordert Mitrex in de hoofdzaak samengevat:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] in strijd heeft gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding zoals geformuleerd in de arbeidsovereenkomst getekend op 12 augustus 2008;
  • [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een boete ter hoogte van € 100.000,- wegens schending van het non-concurrentie- en relatiebeding;
  • [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding een en ander nader op te maken bij Staat;
  • [gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beoordeling van de incidenten

5.1.
Mitrex en Xamax hebben in hun dagvaarding twee incidenten ingesteld op grond van artikel 223 Rv en artikel 843a Rv. Op deze incidenten zal in dit vonnis beslist worden. Daarna zal bepaald worden hoe de procedure in de hoofdzaak wordt vervolgd.
Xamax is geen partij
5.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat Xamax geen partij is in deze procedure en bij de incidenten. Tijdens de zitting is namelijk door Mitrex verklaard dat Xamax geen rechtsvorderingen heeft op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Xamax heeft alleen rechtsvorderingen ingesteld tegen [voornaam persoon B] , maar die zaak is verwezen naar de rechtbank Amsterdam. Dit betekent dat Xamax geen partij is in deze procedure. Xamax zal daarom in het vervolg niet meer als partij worden aangemerkt.
[gedaagde 1] hoeft concurrerende activiteiten niet te staken en gestaakt te houden (artikel 223 Rv)
5.3.
Mitrex vordert op grond van dat artikel 223 Rv dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld om zijn concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, dat [gedaagde 1] wordt verboden om gedurende de periode dat het concurrentie- en relatiebeding van kracht is op enigerlei werkzaamheden te verrichten ten behoeve van [gedaagde 2] of een andere onderneming die onder de reikwijdte van het concurrentie- en relatiebeding valt en dat [gedaagde 1] wordt bevolen een verklaring te verzenden aan door Mitrex aan te wijzen personen relaties van Mitrex (en andere klanten). Eén en andere op straffe van een dwangsom of een boete. De kantonrechter wijst deze vorderingen af. Ook als namelijk vast komt te staan dat een concurrentiebeding van één jaar is overeengekomen, wat in de hoofdzaak nog in geschil is, dan staat vast dat dat jaar inmiddels is verstreken. Daardoor is er geen grond meer om [gedaagde 1] te veroordelen concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden. Dit betekent dat het artikel 223 Rv-incident wordt afgewezen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeven geen bescheiden af te geven (artikel 843 Rv)
5.4.
Mitrex stelt daarnaast bescheiden nodig te hebben om vast te kunnen stellen in hoeverre het concurrentie- en/of het relatiebeding is overtreden door [gedaagde 1] en om de omvang van de schade en de hoogte van de boete vast te kunnen stellen. Zij hebben daarom op grond van artikel 843a Rv inzage, afgifte of afschrift van de volgende bescheiden gevorderd, op straffe van een dwangsom:
een overzicht, over de periode vanaf 31 juli 2023 (eerste inschrijving handelsregister van [gedaagde 2] ) tot en met heden (of in ieder geval tot en met 1 september 2024, zijnde de datum waarop het concurrentiebeding eindigt), van het klanten- en leveranciersbestand van [gedaagde 2] :
alle in- en verkoop facturen en offertes die zijn verzonden aan en zijn verzonden door [gedaagde 2] , over de periode van 31 juli 2023 tot en met heden (of in ieder geval tot en met 1 september 2024). Het betreft dan in- en verkoop facturen en offertes die zijn verzonden aan of verzonden door een van de bekende e-mailadressen ( [mailadres 1] , e-mails vanaf overige e-mailadressen van de domeinnamen van [gedaagde 2] en [mailadres 2] ) en/of fysiek per post;
alle communicatie (daaronder begrepen e-mails vanaf [mailadres 1] , e-mails vanaf overige e-mailadressen van de domeinnamen van [gedaagde 2] en [mailadres 2] en WhatsApp berichten van telefoonnummer [gsm-nummer] ) met betrekking tot het (mogelijk) plegen van onderhoud, verkoop en/of keuring van intern transport materieel en service en onderhoud aan heftrucks vanaf 9 juni 2023 tot en met heden.
Indien noodzakelijk kan volgens Mitrex een ICT-specialist worden ingeschakeld, die de gevraagde gegevens scant en filtert op overeenstemmende klanten/leveranciers en dat Mitrex dan alleen de overeenstemmende klanten/leveranciers ontvangt.
5.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn van mening dat de vordering moet worden afgewezen en voeren daartoe aan dat Mitrex een onvoldoende bepaald belang heeft, dat de gevorderde bescheiden onvoldoende bepaalbaar zijn en dat er vanwege het ontbreken van een concurrentiebeding geen rechtsbetrekking is tussen Mitrex en [gedaagde 1] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarnaast van mening dat het inzagerecht op grond van artikel 843a lid 4 Rv moet worden ingeperkt. Als de vordering wel wordt toegewezen, dan doen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een beroep op afwijzing of matiging van de dwangsommen en verzoeken zij om de vordering niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.6.
De kantonrechter wijst de vordering af om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen de door Mitrex gevorderde bescheiden af te geven. Hierna wordt toegelicht waarom.
5.7.
Op grond van artikel 843a (oud) Rv (dat nog van toepassing is op zaken die voor 1 januari 2025 zijn opgestart) kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.8.
Volgens Mitrex bestaat de rechtsbetrekking eruit dat zij met [gedaagde 1] in de arbeidsovereenkomst en vaststellingovereenkomst een concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen en bestaat het rechtmatig belang eruit dat zij moet kunnen bepalen of het concurrentiebeding is overtreden en dat zij vervolgens kan bepalen hoe hoog de boete is en hoe groot de schade is als gevolg van de inbreuk. Ook stelt Mitrex dat zij er een belang bij heeft om te weten welke klanten zijn benaderd, zodat ze met die klanten om tafel kan gaat zitten.
5.9.
Om te kunnen beoordelen of Mitrex een rechtmatig belang heeft bij de door haar gevorderde bescheiden en of er een rechtsbetrekking is tussen partijen, is het van belang om vast te stellen of het concurrentiebeding nog werking heeft gehad. Ook is het van belang vast te stellen of onder het concurrentiebeding ook een relatiebeding wordt verstaan, wat Mitrex stelt. Zonder concurrentie- en relatiebeding ontbreekt namelijk de grond om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen de gevorderde bescheiden aan Mitrex te verstrekken.
5.10.
Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of het concurrentie- en relatiebeding werking hebben gehad. In de hoofdzaak zal die vraag beantwoord moeten worden. De kantonrechter ziet onvoldoende redenen om op de beantwoording daarvan nu al op vooruit te lopen, mede gelet op het de vertrouwelijkheid en concurrentiegevoeligheid van de gevorderde bescheiden. Bij deze beslissing weegt ook mee dat Mitrex onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de bescheiden nodig heeft om de gevorderde verklaring voor recht, dat [gedaagde 1] in strijd heeft gehandeld met het concurrentie- en relatiebeding, te onderbouwen. Mitrex heeft in de hoofdzaak immers al bescheiden overgelegd ter onderbouwing hiervan en onvoldoende onderbouwd dat haar geen andere bewijsmiddelen ter beschikking staan. Wat betreft de door Mitrex gevorderde boete, heeft Mitrex evenmin onderbouwd dat zij voor de berekening daarvan afhankelijk is van de gevorderde bescheiden. De gevorderde bescheiden zijn met name bedoeld om de hoogte van de schade te kunnen vaststellen. Aan deze vordering wordt echter pas toegekomen als vast komt te staan dat [gedaagde 1] het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden. Bovendien heeft Mitrex wat de schadevergoedingsvordering betreft verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Mitrex heeft gelet daarop onvoldoende onderbouwd nu al belang te hebben bij de gevorderde bescheiden. Een belang kan er voorts niet in zijn gelegen dat Mitrex de stukken nodig heeft om klanten binnen te houden die door [gedaagde 2] zijn benaderd.
5.11.
Voor zover Mitrex stelt de bescheiden nodig te hebben in de procedure tegen [voornaam persoon B] , is de kantonrechter van oordeel dat Mitrex onvoldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 843a Rv. In die procedure gaat het bovendien om de overtreding van een concurrentiebeding door [voornaam persoon B] in de periode van 10 juni 2020 tot en met 9 juni 2023, terwijl de stukken die Mitrex van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vordert dateren van na die periode.
Proceskosten
5.12.
De proceskosten van de incidenten komen voor rekening van Mitrex, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Mitrex aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet betalen op € 1.630,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 815,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.765,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

6.Vervolg procedure in de hoofdzaak

6.1.
Tijdens de zitting van 24 oktober 2024 is al gedeeltelijk ingegaan op de geschilpunten die spelen in de hoofdzaak. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn echter nog niet in de gelegenheid gesteld om een conclusie van antwoord te nemen in de hoofdzaak, terwijl zij in hun conclusie van antwoord in de incidenten meerdere keren hebben aangegeven nog een conclusie van antwoord te willen nemen. De kantonrechter stelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarom in de gelegenheid om een conclusie van antwoord te nemen en zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen. Daarna zal beoordeeld worden of een nieuwe mondelinge behandeling wordt gehouden of dat schriftelijk wordt verder geprocedeerd.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
wijst de incidentele vorderingen van Mitrex af;
7.2.
veroordeelt Mitrex in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op € 1.765,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
7.3.
verwijst de hoofdzaak naar de rol van
donderdag 13 maart 2025voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
7.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688