Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 oktober 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de akte van Woonplus.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft Stichting Woonplus Schiedam een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 629,62, die op de datum van de dagvaarding (28 oktober 2024) bestond. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar stelde dat zij recht had op verrekening met een teruggave van stookkosten ter hoogte van € 2.493,14, die zij had ontvangen op 7 november 2024. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde inderdaad recht had op verrekening, waardoor er geen huurachterstand meer bestond.
De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van rente en incassokosten af, omdat in de algemene voorwaarden van Woonplus een oneerlijke bepaling was opgenomen die een boete oplegde bij niet-naleving van de voorwaarden. Deze bepaling werd als oneerlijk beschouwd, omdat het in strijd was met de wettelijke bepalingen die gelden voor consumenten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde alleen de wettelijke rente en incassokosten zou moeten betalen, en dat de boetebepaling in de algemene voorwaarden niet van toepassing was.
Daarnaast bepaalde de kantonrechter dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moesten worden, omdat de huurachterstand minder dan één maand huur bedroeg en de teruggave van de stookkosten bijna drie maanden huur was. De kantonrechter oordeelde dat het in strijd met de goede procesorde was om de gedaagde te dagvaarden, terwijl de eiseres op de hoogte was van de aanstaande teruggave van stookkosten. De uitspraak werd gedaan op 21 februari 2025.