ECLI:NL:RBROT:2025:1994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
ROT 23/7068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot overname van private schulden op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de minister van Financiën om bepaalde private schulden over te nemen, beoordeeld. Eiseres, die is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had verzocht om de overname van 25 schulden op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister had in een primair besluit van 27 september 2022 en een bestreden besluit van 7 juni 2023 geweigerd om deze schulden over te nemen. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar had wel schuldenlijsten ingediend.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geweigerd om de schulden over te nemen. De rechtbank volgt de argumentatie van de minister dat de afgewezen schulden in veel gevallen publieke schulden zijn, die niet onder de Wht vallen. Daarnaast zijn er verschillende redenen gegeven voor de afwijzing van de specifieke schulden, zoals dat sommige schulden al eerder zijn betaald of dat ze niet meer bestaan. De rechtbank concludeert dat de minister zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid in de besluitvorming.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder private schulden kunnen worden overgenomen in het kader van de hersteloperatie toeslagen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om bepaalde private schulden over te nemen op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
Met het besluit van 27 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd een deel van de schulden van eiseres over te nemen.
Met het bestreden besluit van 7 juni 2023 is verweerder bij het primaire besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.
Tijdens de zitting heeft verweerder nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. De rechtbank heeft de ingediende stukken doorgestuurd aan eiseres en haar in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Eiseres heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Tussen 2004 en 2019 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders ten
onrechte stopgezet en is eerder verleende kinderopvangtoeslag van hen ten onrechte
teruggevorderd. Ouders zijn door de aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen in die tijd in grote (financiële) problemen gebracht. Het kabinet heeft hiervoor excuses aangeboden en er is een hersteloperatie gestart.
Onderdeel van de hersteloperatie toeslagen is dat de overheid onder voorwaarden private schulden van een gedupeerde ouder kan overnemen. De regeling hiervoor is opgenomen in artikel 4.1 tot en met 4.5 van de Wht.
2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft
aan verweerder schuldenlijsten verstrekt. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd 25 van deze schulden over te nemen. Verweerder heeft met het bestreden besluit het door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eiseres voert – kort gezegd – aan dat verweerder in het algemeen ten aanzien van diverse schulden niet zorgvuldig heeft gehandeld door geen stukken op te vragen of nader onderzoek naar de schulden te doen. Verweerder heeft daarnaast volgens eiseres het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Eiseres is van mening dat een deel van de niet overgenomen schulden voldoen aan de voorwaarden om overgenomen te worden.
4.1.
De afgewezen schulden waartegen het beroep zich richt, staan hieronder gesorteerd per afwijzingsgrond.
4.2.
Code 2: “Dit is geen private schuld, maar een publieke schuld bij de overheid.”
  • Flanderijn & Van Eck inzake DUO ( [nummer 1] )
  • Bazuin & Partners inzake DUO ( [nummer 2] )
  • Gemeente Rotterdam ( [nummer 3] )
  • CJIB ( [nummer 4] )
  • CAK ( [nummer 5] )
4.3.
Code 9: “Dit bedrag is al eerder betaald en/of deze schuld is niet meer aanwezig.”
  • GGN MC inzake Hoist Finance ( [nummer 6] )
  • VGZ ( [nummer 7] )
4.4.
Code 10: “Deze schuld stond meerdere keren op uw schuldenlijst(en).”
  • De Schout inzake ING
  • Energiedirect ( [nummer 8] )
  • Famed ( [nummer 9] )
  • ING Bank NV ( [nummer 10] )
  • Direct Pay Services BV ( [nummer 11] )
4.5.
Code 16: “Deze schuld is ontstaan voor 1 januari 2006 of na 31 mei 2021.”
- Oxxio ( [nummer 12] )
4.6.
Code 18: “Dit is geen schuld. Er kan niets worden betaald.”
  • Hoist Finance AB ( [nummer 13] )
  • GGN MC ( [nummer 20] ) inzake Direct Pay ( [nummer 14] )
  • GGN MC inzake Albeda ( [nummer 15] )
  • OHRA (EDR / [nummer 16] )
  • LAVG ( [nummer 17] )
  • LAVG ( [nummer 18] )
  • Caiway ( [nummer 19] )
Publieke schulden (code 2)
5. Publieke schulden (schulden aan overheidsinstanties) zijn geen schulden in de zin van artikel 4.1 van de Wht en kunnen daarom niet op grond van deze bepaling worden overgenomen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de schulden aan de gemeente Rotterdam, DUO, de Belastingdienst, het CJIB en het UWV zijn aan te merken als publieke schulden.
Eerder betaalde schulden (code 9)
6. Op grond van artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wht moet een geldschuld op de datum van de aanvraag nog niet zijn voldaan. Uit de stukken volgt dat de met code 9 afgewezen schulden niet aan deze voorwaarde voldoen. Ten aanzien van de schulden bij GGN MC inzake Hoist Finance heeft verweerder verwezen naar zijn eerdere beschikking van 19 juli 2022, waaruit volgt dat deze schulden al eerder zijn overgenomen. Ten aanzien van de schuld aan VGZ heeft verweerder toegelicht dat VGZ heeft laten weten dat deze schuld reeds is voldaan.
Meermaals ingediende schulden (code 10)
7. Verweerder heeft zijn standpunt dat de met code 10 afgewezen schulden reeds zijn of worden overgenomen, voldoende onderbouwd, onder meer met verwijzing naar de hiervoor al genoemde beschikking van 19 juli 2022. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt van verweerder onjuist is.
Ontstaansdatum en opeisbaarheid (code 16)
8. Uit artikel 4.1, tweede lid, van de Wht volgt dat alleen geldschulden voor overname in aanmerking komen die zijn ontstaan na 31 december 2005, voor 1 juni 2021 opeisbaar waren en op het moment van de aanvraag nog niet waren voldaan. De schuld aan Oxxio betreft een jaarafrekening gedateerd op 8 augustus 2021 over de periode augustus 2020 tot en met juli 2021. Gelet hierop is verweerder er terecht van uitgegaan dat de schuld niet voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden.
Niet bestaande schulden (code 18)
9. De schulden die met code 18 zijn afgewezen, kwalificeren volgens verweerder niet als schulden. Uit navraag bij de desbetreffende schuldeisers is gebleken dat er geen openstaande vorderingen bekend waren of dat er geen sprake was van een bestaande schuld. Eiseres heeft deze bevindingen van verweerder onvoldoende gemotiveerd betwist.

Conclusie en gevolgen

10. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het verzoek om de hiervoor besproken schulden terecht heeft afgewezen. Dat verweerder zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid, is niet gebleken. Verweerder heeft zijn besluit voldoende gemotiveerd.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J. Huisman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.