ECLI:NL:RBROT:2025:1966

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
10-268481-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van pepperspray en bewezenverklaring voorhanden hebben van vuurwapen, patroonmagazijn, munitie, werpster en vlindermes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 oktober 2023 in Rotterdam een vuurwapen, een patroonmagazijn, munitie, een werpster en een vlindermes voorhanden heeft gehad. De verdachte ontkende het voorhanden hebben van pepperspray, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het voorhanden hebben van pepperspray niet wettig en overtuigend was. De verdachte heeft wel bekend dat hij de andere wapens voorhanden had, wat leidde tot de bewezenverklaring van deze feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank benadrukte het risico van ongecontroleerd wapenbezit en de noodzaak om hier streng tegen op te treden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-268481-23
Datum uitspraak: 7 januari 2025
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres],
niet gemachtigd raadsman mr. M.B. Visser, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2024 en 7 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van pepperspray;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen, een werpster en vlindermes;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 2
De verdachte heeft bij de politie het onder 2 ten laste gelegde ontkend. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1, 3 en 4
De verdachte heeft bij de politie het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 oktober 2023 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die
wet in de vorm van een revolver van het merk Arizmendi, type Puppy, kaliber .320
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten 10
kogelpatronen, kaliber .22LR en 3 hagelpatronen, kaliber .22 LR
en
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2
lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een
patroonmagazijn, zijnde een
onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het
merk Winchester, model M 100, kaliber .308
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 13 oktober 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en
munitie, te weten een werpster
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 13 oktober 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I, onder 1° van de Wet wapens en
munitie, te weten een vlindermes
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
feiten 3 en 4 telkens:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in zijn voertuig een vuurwapen, een patroonmagazijn dat was bestemd voor een ander pistool en munitie die niet geschikt was om te worden afgevuurd met het aangetroffen vuurwapen, voorhanden gehad. Daarnaast is in datzelfde voertuig een werpster en een vlindermes aangetroffen.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Hiertegen dient dan ook streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt in enigszins strafmatigende zin rekening met het feit dat de aangetroffen munitie niet geschikt was om te worden afgevuurd met het aangetroffen vuurwapen. Daarbij heeft overigens te gelden dat de verdachte blijkbaar gemakkelijk aan munitie kan komen én dat een vuurwapen ook voor afdreiging geschikt blijft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en F.M. van Peski, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die
wet in de vorm van een revolver van het merk Arizmendi, type Puppy, kaliber .320
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten 10,
althans een of meerdere kogelpatronen, kaliber .22LR en/of 3, althans een of
meerdere, hagelpatronen, kaliber .22 LR
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2
lid 1 van Categorie III onder 1 van de wet wapens en munitie, te weten een
patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk en/of een essentieel onderdeel van en/of een
onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het
merk Winchester, model M 100, kaliber .308
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II, onder 6 van de Wet wapens en
munitie, te weten een busje pepperspray,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en
munitie, te weten een werpster
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I, onder 1° van de Wet wapens en
munitie, te weten een vlindermes
voorhanden heeft gehad.