2.7.De vraag is voorts of de ongeldigheid van de rechtshandeling van [naam 1] [eiser] kan worden tegengeworpen. Artikel 1:439, eerste lid, van het BW bepaalt dat de ongeldigheid van de rechtshandeling een derde slechts kan worden tegengeworpen indien deze het bewind kende of had behoren te kennen. Of een derde het bewind had behoren te kennen, hangt voornamelijk af van de vraag of het bewind al dan niet overeenkomstig artikel 1:436, derde lid, van het BW is gepubliceerd. Uit het door de bewindvoerder q.q. overgelegde uittrekstel uit het Centraal Curatele- en Bewindregister blijkt dat het bewind op 15 juli 2020 is gepubliceerd in voornoemd register. Dit register is voor iedereen kosteloos toegankelijk (1:391 lid 2 BW), te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder registers, en eenvoudig doorzoekbaar op basis van naam en geboortedatum. Ook van een reguliere consument zoals [eiser] mag worden verwacht dat hij het register raadpleegt, want daar is nu juist het openbare register voor. Hij behoort daarom in zijn algemeenheid het in dit openbaar register ingeschreven feit te kennen en kan geen beroep doen op derdenbescherming. Van omstandigheden die zich hiertegen verzetten is niet(s) gebleken, ook niet na het uitgebreide debat dat tijdens de zitting is gevoerd over het feit dat [eiser] geen professionele partij is, en - in het verlengde daarvan - in hoeverre er bij een consument van uitgegaan mag worden dat hij/zij een bewind kent of behoort te kennen. De kantonrechter neemt daarbij in dit specifieke geval het volgende in aanmerking. Uit de over en weer overgelegde stukken is gebleken dat tijdens de totstandkomingsfase van de overeenkomst en in de periode daarna dusdanig veel opvallende/merkwaardige signalen zichtbaar waren dat [eiser] daar - in het kader van de op hem rustende algemene onderzoeksplicht als opdrachtgever - aandacht aan had moeten besteden en deze had moeten oppakken. Het gaat onder meer om de volgende signalen:
[eiser] heeft [naam 1], althans [naam bedrijf], gevonden op het platform Nextdoor. De bewindvoerder q.q. heeft een screenshot van de website van Nextdoor overgelegd, waaruit volgt dat Nextdoor bedoeld is om lokale buren, bedrijven en overheidsorganisaties bij elkaar te brengen. Uit niets blijkt dat (het bedrijf van) [naam 1] door [eiser] is gescreend, bijvoorbeeld met een eenvoudige check van het KvK-nummer;
Volgens [eiser] is [naam 1] in juni 2023 met de werkzaamheden begonnen, maar pas op 9 juli 2023 heeft [naam bedrijf] / [naam 1] een (eerste) offerte uitgebracht;
In de offerte van [naam 1] van 9 juli 2023 wordt nauwelijks btw geoffreerd (te weten € 1,20 btw hoog tarief 21% voor een bedrag van € 5.308,46);
Op de offerte van [naam 1] van 9 juli 2023 staat een persoonlijk rekeningnummer van een bank uit Letland vermeld in plaats van een zakelijk (Nederlands) rekeningnummer.
Deze signalen in onderlinge samenhang beschouwd hadden bij [eiser] alarmbellen moeten doen rinkelen, temeer gelet op het niet onaanzienlijke bedrag van de opdracht. In een dergelijk geval mag van een consument worden verwacht dat hij nader onderzoek uitvoert naar de identiteit van zijn opdrachtnemer. Het is niet gebleken dat [eiser] enige aandacht aan genoemde signalen heeft besteed en dat wordt hem - in welke hoedanigheid dan ook - aangerekend.