ECLI:NL:RBROT:2025:1921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11389027 CV EXPL 24-4967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van consumentenkoop en identiteitsfraude in betalingsgeschil

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2025, staat een geschil centraal tussen Billink Finance B.V. en een gedaagde die zich beroept op identiteitsfraude. De eiseres, Billink, heeft een vordering ingesteld voor betaling van een factuur van € 34,99, die voortvloeit uit een online bestelling die de gedaagde zou hebben geplaatst. De gedaagde ontkent echter het artikel te hebben besteld en stelt dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude, wat hij op 12 november 2024 heeft gemeld bij de politie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een consumentenkoop op afstand en dat de gedaagde het artikel heeft ontvangen, maar niet heeft betaald. De rechter oordeelt dat de gedaagde de koopprijs verschuldigd is, omdat hij niet binnen de wettelijke herroepingstermijn van 14 dagen het artikel heeft geretourneerd. De kantonrechter heeft ook ambtshalve de informatieverplichtingen van Billink beoordeeld en geconcludeerd dat aan deze verplichtingen is voldaan.

Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen sprake is van een kredietovereenkomst, omdat de kosten die Billink in rekening brengt niet deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker. De rechter heeft ook vastgesteld dat bepaalde bepalingen in de algemene voorwaarden van Billink oneerlijk zijn, met name die over buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 343,54. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11389027 CV EXPL 24-4967
datum uitspraak: 13 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Billink Finance B.V.,
vestigingsplaats: Gouda,
eiseres,
gemachtigde: Van Lith gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Billink’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlage;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet meer gereageerd op de zitting van 16 januari 2025.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Er is online een artikel besteld bij protest.eu en daarbij is gekozen voor de optie om achteraf te betalen via Billink. De factuur ad € 34,99 is nog niet betaald. Volgens Billink heeft [gedaagde] het artikel besteld en geleverd gekregen zodat hij de factuur moet betalen. Daarnaast eist zij betaling van € 1,28 aan verschenen rente tot en met 22 oktober 2024 en
€ 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde] betwist een artikel te hebben besteld en te hebben ontvangen, volgens hem is er sprake van identiteitsfraude. Hij heeft hiervan op 12 november 2024 aangifte gedaan.
2.3.
De kantonrechter stelt Billink ten dele in het gelijk. [gedaagde] dient te betalen voor het ontvangen artikel. De rente en buitengerechtelijke incassokosten hoeven niet te worden betaald. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Er is sprake van een consumentenkoop (op afstand)
2.4.
Tussen partijen is een koopovereenkomst op afstand tot stand gekomen. Volgens Billink is namelijk het volgende gebeurd: bij het plaatsen van de bestelling zijn de naam van [gedaagde], zijn adresgegevens, geboortedatum, telefoonnummer en e-mailadres ingevuld. Met deze gegevens zijn in totaal vier bestellingen geplaatst, waaronder degene waarvoor thans betaling wordt gevorderd. [gedaagde] haalt volgens Billink echter een truc uit: hij plaatst twee bestellingen die op dezelfde dag bezorgd worden, maar vult daarbij twee verschillende huisnummers in (de eerste keer zijn eigen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] en de tweede keer zijn eigen [huisnummer 1] en [huisnummer 3]). De eerste keer zijn de bestelde zaken op 22 maart 2024 om 10.30 uur geleverd, de tweede keer op 25 maart 2024 om 13.13 uur. Omdat [gedaagde] heeft gekozen voor betaling achteraf, moet er voor de afgifte getekend worden. Op het ene bewijs van levering van 22 maart 2024 staat de naam [gedaagde] geschreven, op het andere de naam [gedaagde] met enkele strepen. Op de bewijzen van 25 maart 2024 staan twee identieke parafen. Billink signaleert een patroon en gaat ervan uit dat [gedaagde] tot twee keer toe beide leveringen – dus ook die bij zijn respectieve buren – in ontvangst heeft genomen, waarna het artikel dat op [huisnummer 1] is afgeleverd steeds retour wordt gestuurd.
[gedaagde] heeft nagelaten dit alles te weerspreken, zodat van de juistheid van deze stellingen wordt uitgegaan. Het moet er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voor gehouden worden dat [gedaagde] het geleverde artikel heeft besteld en ontvangen en vervolgens heeft gehouden, maar daar, naar niet in geschil is, niet voor heeft betaald. Nu [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de koopovereenkomst te ontbinden door het artikel binnen de wettelijke herroepingstermijn van 14 dagen terug te sturen, is hij de koopprijs verschuldigd.
Ambtshalve toetsing informatieverplichtingen
2.5.
Bij het sluiten van een overeenkomst op afstand met een consument moet door de verkoper ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230v BW worden voldaan. Dat aan deze verplichtingen is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd (aldus, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:HR:2021:1677).
2.6.
Billink heeft in de dagvaarding gesteld dat de verkoper heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW. Voorts heeft zij benadrukt dat in het geval de kantonrechter desondanks van mening is dat niet (volledig) is voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen, zij zich refereert aan het oordeel van de kantonrechter indien de schending dermate ernstig wordt geacht dat partiële vernietiging dient te volgen van maximaal 25% van de hoofdsom.
2.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of een deel van de vorderingen moeten worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval. De kantonrechter is dus van oordeel dat [gedaagde] voldoende informatie heeft gekregen of dat een eventuele schending van een informatieplicht niet ernstig genoeg is om een deel van de eis af te wijzen.
Er is geen sprake van een kredietovereenkomst
2.8.
[gedaagde] heeft als consument bij het sluiten van de koopovereenkomst gekozen voor betaling achteraf. Op die wijze hoeft hij de koopprijs niet direct te betalen maar krijgt hij uitstel van betaling: hij krijgt namelijk na aflevering 14 dagen de tijd om het verschuldigde bedrag te voldoen. Daarom is er in beginsel sprake van een consumentenkrediet-overeenkomst als bedoeld in artikel 7:57 e.v. BW. Als namelijk tijdens het bestelproces in de webshop aan de klant de keuze wordt geboden tussen direct betalen of achteraf betalen en de klant voor betaling achteraf kiest en die aanvraag gehonoreerd wordt, ontstaat er op dat moment in beginsel een kredietovereenkomst.
2.9.
Artikel 7:58 lid 2 onder e BW vormt hierop een uitzondering voor overeenkomsten waarbij er binnen drie maanden betaald moet worden en er sprake is van geen of onbetekenende kosten.
2.10.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 17 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:895) geoordeeld dat kredietovereenkomsten zoals de in deze zaak gesloten kredietovereenkomst in beginsel inderdaad onder de genoemde uitzondering vallen. Dit kan anders zijn als de kredietverstrekker er, teneinde een economisch voordeel te verkrijgen, vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst op anticipeert dat de consument de betalingsverplichting niet zal nakomen. Met andere woorden, in het geval de aangerekende kosten (zoals de rente en buitengerechtelijke kosten) deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker. Daarbij is het aan de rechter om alle omstandigheden rond de sluiting van de betrokken overeenkomst en andere relevante factoren te onderzoeken, zoals met name de wettelijke dan wel contractuele aard van de rente en de kosten van niet-nakoming, de termijnen waarbinnen die rente en kosten opeisbaar worden en het bedrag van deze rente en kosten.
2.11.
De kantonrechter ziet in de onderhavige zaak in de genoemde en andere omstandigheden van het geval onvoldoende aanwijzingen dat de rente en buitengerechtelijke incassokosten deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker, zodat de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW zich voordoet en niet beoordeeld hoeft te worden of bepalingen ten aanzien van consumentenkrediet-overeenkomsten zijn nageleefd.
Oneerlijke bepalingen
2.12.
De kantonrechter moet verder ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden van Billink oneerlijke bepalingen staan, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. Billink mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht (Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68).
2.13.
De bepaling over de buitengerechtelijke kosten in artikel 9.7 van de algemene voorwaarden is oneerlijk. De bepaling wijkt namelijk in het nadeel van de consument af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW). De bepaling mag namelijk niet de indruk wekken dat de handelaar eerder dan op grond van de wet recht krijgt op een vergoeding. Als er iets staat over het moment waarop de kosten verschuldigd worden, dan moet uit de bepaling dus blijken dat de consument die vergoeding pas verschuldigd wordt nadat hij nog een kans heeft gekregen om binnen veertien dagen alsnog te betalen. Aan deze voorwaarden is hier niet voldaan. De bepaling is daarom oneerlijk zodat de vergoeding voor incassokosten wordt afgewezen.
2.14.
De rente waarop Billink volgens artikel 9.6 van de algemene voorwaarden recht heeft is hoger dan de gewone wettelijke rente, zij hanteert namelijk de wettelijke handelsrente. De algemene voorwaarden wijken daarmee ten nadele van de consument af van de wet. Billink heeft niet uitgelegd waarom deze afwijking in dit geval gerechtvaardigd is. Deze bepaling is daarom oneerlijk, Billink heeft hierdoor ook geen recht op de wettelijke rente.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk heeft (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Billink moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 343,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Billink dat vordert en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Billink te betalen € 34,99;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Billink worden begroot op € 343,54;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
745