In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 februari 2025, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om de zorgregeling te beperken tot begeleide omgang afgewezen. De zaak betreft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht staan van de GI. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen om en om bij de ouders. De kinderrechter heeft de procedure gevolgd en diverse stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de GI. Tijdens de zitting op 23 januari 2025 waren zowel de ouders als hun advocaten aanwezig.
De kinderrechter constateert dat de zorgen over de kinderen, zoals geuit door de GI, niet voldoende zijn onderbouwd. Hoewel de GI aangeeft dat de kinderen zich onveilig voelen bij de vader, is er geen recente informatie van andere instanties die deze zorgen bevestigt. De vader heeft weliswaar hulpverlening geweigerd, maar de kinderrechter oordeelt dat er op dit moment onvoldoende bewijs is voor een vergaande beperking van het contact tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, omdat de huidige omgangsregeling nog steeds wordt nageleefd en er geen objectieve noodzaak is voor de gevraagde beperking.
De beschikking benadrukt dat het in het belang van de minderjarigen is dat er een evenwichtige omgangsregeling is, en dat de vader de kans moet krijgen om zijn rol als ouder te vervullen, mits er geen zwaarwegende redenen zijn die dit in de weg staan. De kinderrechter besluit dat het verzoek tot beperking van de zorgregeling niet gerechtvaardigd is en wijst het af.