ECLI:NL:RBROT:2025:1887

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/10/690356 / JE RK 24-2579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 23 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die het verzoek heeft ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een jaar te verlengen, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich positief ontwikkelt bij de pleegouders en dat er een noodzaak is om de huidige situatie te continueren, gezien de afwezigheid van de vader in de opvoeding. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot respectievelijk 28 januari 2025 en 27 januari 2025. De bijzondere curator is herbenoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen, vooral met betrekking tot belangrijke beslissingen zoals schoolinschrijving en verhuizing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI en de bijzondere curator ingewilligd en de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 28 januari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 27 januari 2026.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690356 / JE RK 24-2579
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder, tezamen te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats 2] ,
[naam pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader, tezamen te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats 3] ,
[naam curator],
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 30 oktober 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 2 december 2024;
  • een e-mailbericht van de pleegouders van 2 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een e-mailbericht van de GI van 15 januari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en [naam 2] ,
  • de bijzondere curator.
De vader en de pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de pleegouders wel juist zijn opgeroepen. De pleegouders hebben op voorhand laten weten niet te zullen verschijnen.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 januari 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 januari 2025. Daarnaast is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 27 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 januari 2024 de bijzondere curator over [minderjarige] [naam curator] herbenoemd, kantoorhoudende aan [adres] . De benoeming tot bijzondere curator geldt met ingang van 28 januari 2024 voor de duur van een jaar, te weten tot 28 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige] ontwikkelt zich positief bij de pleegouders en op school. Na de zomervakantie zal [minderjarige] starten op een cluster 3 school in Den Haag. Op dit moment doet de Raad onderzoek naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel voor de vader, maar dit onderzoek is nog niet afgerond. De komende periode wil de GI [minderjarige] begeleiden bij de schoolgang en het onderzoek van de Raad afwachten.

4.Het standpunt van de bijzondere curator

4.1.
Ter zitting heeft de bijzondere curator het volgende meegedeeld. De bijzondere curator stemt in met het verzoek van de GI, omdat de Raad nog onderzoek doet naar het gezag van vader. Hierbij is de inschatting dat het advies van de Raad zal zijn de voogdij van [minderjarige] bij de GI te beleggen, aangezien [minderjarige] al voor een langere tijd bij de pleegouders verblijft en het niet mogelijk is om met de vader in contact te komen. Zo is de bijzondere curator bij de vader langs geweest, heeft zij gebeld en geschreven, maar zonder resultaat. [minderjarige] start binnenkort op een nieuwe school en hiervoor dient de vader toestemming te geven. De inschrijvingen voor de school van [minderjarige] beginnen in februari. De bijzondere curator acht een herbenoeming passend, omdat zij de verzoeken over de vervangende toestemming van de inschrijving van de school en van de verhuizing van [minderjarige] naar Den Haag kan indienen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing:
5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hoewel [minderjarige] een belast verleden heeft, ontwikkelt hij zich positief bij de pleegouders en op school. Zo gaat hij naar school en wordt er gezien dat hij een lieve en zorgzame jongen is. Ondanks dat hij momenteel cluster 4 onderwijs volgt, wat niet helemaal passend is, maakt hij het schooljaar op zijn huidige school af omdat dit een vertrouwde omgeving is. Na de zomer zal hij starten op een cluster 3 school in Den Haag. De afgelopen periode is gebleken dat de vader niet (langer) betrokken is of wil zijn bij de opvoeding van [minderjarige] . Zo reageert hij niet op huisbezoeken, telefoontjes of e-mails. Het is dan ook in het belang van [minderjarige] dat zijn verblijf bij het pleeggezin wordt gecontinueerd.
5.3.
De komende periode is het belangrijk dat de Raad het onderzoek over het gezag afrondt, zodat het perspectief van [minderjarige] duidelijk wordt. Het is van belang dat er rust en duidelijkheid komt voor [minderjarige] en dat er in de toekomst zonder tussenkomst van de GI of de bijzondere curator beslissingen genomen kunnen worden die in het belang zijn van [minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, te weten tot 28 januari 2026. Daarnaast verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 27 januari 2026.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van de (her)benoeming van de bijzondere curator:
5.6.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vader van [minderjarige] niet langer betrokken is bij de opvoeding van [minderjarige] , terwijl er belangrijke beslissingen over [minderjarige] dienen te worden genomen. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat een bijzondere curator wordt benoemd om de belangen van [minderjarige] zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5.7.
De kinderrechter zal een bijzondere curator benoemen met als opdracht:
- [minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen met het oog op het verzoeken van vervangende toestemming voor de inschrijving van de school en de verhuizing;
- al het nodige te doen wat in het belang van [minderjarige] is.
5.8.
[naam curator] heeft zich bereid verklaard deze benoeming te zullen aanvaarden. Om de bijzondere curator de benodigde informatie te verschaffen zullen de stukken waarover de kinderrechter beschikt door de rechtbank in handen worden gesteld van de bijzondere curator. De benoemingen tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 januari 2025.
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 27 januari 2026;
6.3.
herbenoemt tot bijzondere curator over [minderjarige] : [naam curator] , kantoorhoudende aan [adres] ;
6.4.
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt met ingang van 28 januari
2025 voor de duur van een jaar, te weten tot 28 januari 2026;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2025 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 7 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.