ECLI:NL:RBROT:2025:1868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11372319 CV EXPL 24-16601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een verbintenis uit overeenkomst met betrekking tot VvE-bijdragen

In deze zaak vordert de eiseres, de Vereniging van Eigenaren (VvE) [naam VvE], betaling van achterstallige VvE-bijdragen door de gedaagde, die zelf procedeert. De gedaagde, eigenaar van een appartementsrecht, heeft de VvE-bijdragen voor de maanden januari tot en met oktober 2024 niet volledig betaald. De VvE stelt dat de gedaagde maandelijks een bijdrage van 175/930e deel van de totale jaarlijkse VvE-bijdrage moet betalen, en dat deze bijdrage in 2024 is verhoogd naar € 192,87 per maand. De gedaagde betwist de verhoging en stelt dat hij alleen de bijdrage van 2023 hoeft te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde € 403,18 aan achterstallige VvE-bijdragen moet betalen, omdat hij als lid van de VvE gebonden is aan het besluit van de algemene vergadering waarin de verhoging is goedgekeurd. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van reglementaire rente en incassokosten, omdat hij in verzuim is. De vordering van de VvE voor toekomstige bijdragen wordt afgewezen, omdat de hoogte van deze bijdragen voor 2025 nog niet is vastgesteld. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11372319 CV EXPL 24-16601
datum uitspraak: 24 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VvE [naam VvE] ,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
eiseres,
gemachtigde: [persoon A] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘de vereniging’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek;
  • de akte wijziging van eis van de vereniging;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer, met bijlagen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht dat hem recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [adres] . [gedaagde] is als eigenaar van het appartementsrecht van rechtswege lid van de VvE [naam VvE] . Uit het reglement van splitsing volgt dat [gedaagde] maandelijks 175/930e deel van de totale jaarlijkse VvE-bijdrage moet vooruitbetalen. De vereniging stelt dat [gedaagde] de VvE-bijdrage van januari 2024 tot en met oktober 2024 niet (volledig) betaald heeft. De vereniging eist dat [gedaagde] de achterstallige VvE-bijdragen van 2024 en toekomstige VvE-bijdragen betaalt. [gedaagde] stelt dat de VvE-bijdrage in 2024 niet verhoogd had moeten worden. [gedaagde] voert aan dat hij niks meer hoeft te betalen omdat hij de VvE-bijdrage zoals vastgesteld in 2023 steeds heeft betaald.
[gedaagde] moet € 403,18 aan achterstallige VvE-bijdragen betalen
2.2.
[gedaagde] moet het een bedrag van € 403,18 aan achterstallige VvE-bijdragen betalen, omdat [gedaagde] lid is van de VvE en daarvoor een maandelijkse VvE-bijdrage moet betalen. [gedaagde] heeft deze bijdrage over 2024 niet (volledig) betaald. De kantonrechter zal hierna toelichten waarom [gedaagde] dat bedrag moet betalen.
2.3.
De vereniging heeft notulen overgelegd van de algemene vergadering gehouden op 25 april 2024, waaruit volgt dat [gedaagde] aanwezig of vertegenwoordigd was. Uit de notulen blijkt dat tijdens de vergadering is besloten dat de VvE-bijdrage die [gedaagde] moet betalen wordt verhoogd naar € 192,87 per maand. Dat is niet door [gedaagde] betwist. Hoewel [gedaagde] stelt dat hij meermaals aan de vereniging heeft laten weten het niet eens te zijn met de verhoging van de VvE-bijdrage, is niet gesteld of gebleken dat hij een verzoek heeft gedaan tot vernietiging van dit besluit (artikel 5:130 BW). Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, is hij als VvE-lid gebonden aan het rechtsgeldig tot stand gekomen besluit van de vergadering van eigenaars van 25 april 2024 en moet hij de maandelijkse VvE-bijdrage van € 192,87 betalen.
2.4.
[gedaagde] voert aan dat hij al heeft betaald wat hij zou moeten betalen aan VvE-bijdrage. De VvE-bijdrage had niet verhoogd hoeven worden in 2024 en daarom hoeft hij alleen de bijdrage van 2023 te betalen. [gedaagde] stelt bij repliek ook dat de nieuwe lift in het complex waarin het appartementsrecht zich bevindt niet € 29.000,00 maar € 14.000,00 heeft gekost. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] het (ook) niet eens is met de verhoging van de VvE-bijdrage omdat hij niet wil betalen voor de te hoog doorberekende kosten. De stellingen van [gedaagde] doen niet af aan de verschuldigdheid van de VvE-bijdrage, er is immers een geldig besluit tot verhoging genomen en [gedaagde] heeft dat niet op de juiste wijze bestreden.
2.5.
Bij dagvaarding was het achterstallige bedrag aan VvE-bijdragen € 458,10. Bij akte wijziging eis heeft de vereniging laten weten dat [gedaagde] nog € 403,18 aan achterstallige VvE-bijdragen moet betalen. [gedaagde] heeft in 2024 maandelijks € 163,40 aan VvE-bijdrage betaald, behalve in de maand april waarin hij niets heeft betaald. In de maand december heeft [gedaagde] naast € 163,40, op een later moment ook nog € 113,86 betaald. [gedaagde] heeft dit niet betwist. [gedaagde] moet daarom nog € 403,18 aan achterstallige VvE-bijdrage betalen.
[gedaagde] moet reglementaire rente betalen
2.6.
De gevorderde reglementaire rente wordt toegewezen, omdat [gedaagde] als lid van de VvE automatisch is gebonden aan het splitsingsreglement en [gedaagde] op grond van artikel 6 van het splitsingsreglement deze rente moet betalen. In artikel 6 lid 1 van het splitsingsreglement staat het volgende:

Indien een eigenaar het ingevolge artikel 4 en/of artikel 5 door hem aan de vereniging verschuldigde bedrag niet binnen een maand, nadat het bedrag opeisbaar is geworden, aan de vereniging heeft voldaan, is hij zonder dat enige ingebrekestelling is vereist in verzuim en is hij over dat bedrag, van de datum van opeisbaarheid af, een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid verhoogd met twee punten, met een minimum van tien gulden (nlg 10,00) of zoveel meer als de vergadering telkenjare mocht vaststellen. Het bestuur is bevoegd dit bedrag te matigen. Artikel 29 is niet van toepassing.”
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde reglementaire rente. Daarom moet [gedaagde] de rente conform artikel 6 lid 1 van het splitsingsreglement betalen over een bedrag van € 403,18 vanaf datum verzuim tot de dag dat volledig is betaald.
[gedaagde] moet incassokosten van € 68,72 betalen
2.7.
De incassokosten van € 68,72 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
De vordering van de toekomstige VvE-bijdragen wordt afgewezen
2.8.
De vordering van de toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen, is niet toewijsbaar, omdat nog niet duidelijk is hoe hoog de VvE-bijdrage in 2025 is.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan de vereniging moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal
€ 802,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vereniging dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de vereniging te betalen € 471,90 met de reglementaire rente rente zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het splitsingsreglement over de achterstand in de VvE-bijdrage die na iedere wijziging vanaf 1 januari 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van de vereniging worden begroot op € 802,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
64266