ECLI:NL:RBROT:2025:1865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11218446 CV EXPL 24-17880
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over hoofdverblijf in de woning met bewijsopdracht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Stichting Hef Wonen, heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden op basis van de stelling dat de gedaagde geen hoofdverblijf heeft (gehad) in de gehuurde woning. De gedaagde, die de woning sinds 2 mei 2023 huurt, betwist deze claim en stelt dat hij wel degelijk hoofdverblijf heeft in de woning. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis een bewijsopdracht gegeven aan de gedaagde om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de eiseres.

De kantonrechter heeft voorlopig aangenomen dat de stelling van Hef Wonen juist is, maar heeft de gedaagde de kans gegeven om bewijs te leveren. De eiseres heeft haar stelling onderbouwd met verbruiksgegevens van water, stroom en gas, waaruit blijkt dat het verbruik van de gedaagde aanzienlijk lager is dan gemiddeld. De gedaagde heeft echter verklaard dat hij veel werkt en weinig thuis is, wat zijn lage verbruik zou verklaren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen, en dat de omstandigheden die door Hef Wonen zijn aangevoerd, het vermoeden ondersteunen dat de gedaagde geen hoofdverblijf in de woning heeft.

De kantonrechter heeft de gedaagde opgedragen om tegenbewijs te leveren en heeft een datum vastgesteld voor de rolzitting. De beslissing houdt in dat de gedaagde schriftelijk bewijs moet leveren en getuigen moet opgeven, met de mogelijkheid om op andere manieren bewijs te leveren. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege op 10 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11218446 CV EXPL 24-17880
datum uitspraak: 10 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.O. Bohr.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 29 november 2024 aan de zijde van Hef Wonen, met bijlage;
  • de brief van 4 december 2024 aan de zijde van [gedaagde] , met bijlage;
1.2.
Op 10 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • aan de zijde van Hef Wonen: mevrouw [persoon A] (Sociaal Beheerder bij Hef Wonen) en mevrouw [persoon B] (Expert Woonfraude bij Hef Wonen) met mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon;
  • aan de zijde van [gedaagde] : [gedaagde] en de heer Z. Hamidi (tolk met wbtv-nummer 4958) met mr. J.O. Bohr.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 2 mei 2023 een woning van Hef Wonen. Hef Wonen eist dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt omdat [gedaagde] volgens haar geen hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning. Hiertoe is [gedaagde] wel verplicht op grond van artikel 9 van de algemene huurvoorwaarden. [gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij stelt dat hij wel hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning. De vraag die in deze zaak dus centraal staat is of [gedaagde] zijn hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning.
2.2.
De kantonrechter geeft een bewijsopdracht en neemt dus nog geen eindbeslissing over de eis. Hierna wordt toegelicht waarom.
Bewijsopdracht [gedaagde]
2.3.
Voorlopig gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stelling van Hef Wonen dat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning. [gedaagde] mag tegenbewijs leveren. Direct nadat [gedaagde] bewijs heeft geleverd, mag Hef Wonen (tegen)bewijs leveren. De partijen mogen pas op elkaars bewijs reageren als het leveren van bewijs door beide partijen is afgerond. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs geleverd is. Hierna wordt uitgelegd waarom [gedaagde] tegenbewijs mag leveren.
2.4.
Het uitgangspunt is volgens artikel 150 Rv dat Hef Wonen moet stellen en bij voldoende betwisting moet bewijzen dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft (gehad). Dit neemt niet weg dat van [gedaagde] als huurder mag worden gevraagd dat hij zijn betwisting voldoende onderbouwt. De gegevens dat hij wel hoofdverblijf in de woning heeft (gehad) liggen namelijk allemaal in zijn domein.
2.5.
Hef Wonen heeft haar stelling dat [gedaagde] niet zijn hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning onderbouwd door middel van verbruiksgegevens van water, stroom en gas van [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze verbruiksgegevens niet betwist. Het verbruik van [gedaagde] ligt volgens Hef Wonen ver onder het gemiddelde van een eenpersoonshuishouden. Ook dit wordt niet door [gedaagde] betwist. Uit de maandelijkse energierapporten van Eneco volgt dat [gedaagde] in de periode van juni 2023 tot en met april 2024 maandelijks minimaal 25 KWh en maximaal 78 KWh aan stroom heeft verbruikt en geen gas. Uit de door [gedaagde] gemaakte foto van zijn watermeter volgt dat [gedaagde] in de periode van mei 2023 tot mei 2024 3 m³ aan water heeft verbruikt.
2.6.
[gedaagde] stelt dat hij veel werkt en weinig energie verbruikt omdat hij weinig thuis is. Hij stelt dat hij vroeg in de ochtend begint met werken en hij soms ver moet reizen naar zijn werk. Zijn werkgever regelt volgens [gedaagde] soms een overnachting als hij ver weg moet werken. Hij stelt dat hij gebruik maakt van de douche op zijn sportschool, waar hij vier dagen in de week sport, of doucht op zijn werk. Zijn waterverbruik is volgens hem daardoor laag. Hef Wonen vindt dat [gedaagde] zijn stellingen niet heeft onderbouwd en dat hij dit wel had kunnen doen, door bijvoorbeeld verklaringen van leden van de sportschool of een bewijs van lidmaatschap te overleggen. Volgens Hef Wonen is het waterverbruik van [gedaagde] ook te laag als hij daadwerkelijk de hele dag weg is en doucht bij zijn sportschool. Zij stelt dat alleen het doortrekken van het toilet al 6 à 8 liter water verbruikt, terwijl het gemiddeld dagelijks verbruik van [gedaagde] maar 8 liter water is. Dit is onwaarschijnlijk laag, zeker omdat [gedaagde] stelt dat zijn twee kinderen van 5 en 7 jaar om het weekend bij hem zijn. [gedaagde] stelt dat hij geen gas verbruikt omdat hij veel bij familie eet. Hij stelt dat hij niet kan koken en als er bij hem thuis wordt gekookt wordt het gasfornuis niet gebruikt maar de oven. [gedaagde] betwist dat de boiler aangesloten is op gas, zoals Hef wonen stelt.
2.7.
Hef Wonen stelt dat er tijdens het eerste huisbezoek op 4 september 2023 laminaat, twee kinderbedden en een niet aangesloten koelkast aanwezig waren in de woning, maar verder geen andere meubels. [gedaagde] heeft foto’s overgelegd waarop te zien is dat er op enig moment meer meubels in de woning staan. [gedaagde] stelt dat deze foto’s rond december 2023 zijn gemaakt. Hef Wonen betwist dit en stelt dat dit nergens uit blijkt.
2.8.
Ook heeft Hef Wonen door middel van de bankafschriften van [gedaagde] inzichtelijk gemaakt dat [gedaagde] veelal boodschappen in Rotterdam West doet en niet in de buurt van zijn woning in Rotterdam Ommoord. [gedaagde] stelt dat hij zijn boodschappen in de buurt van Rotterdam West doet omdat hij daar veel is, zijn familie waaronder zijn broer en zijn kinderen wonen hier, zijn vaste slager zit hier en de markt.
2.9.
Hef Wonen heeft een anonieme schriftelijke verklaring van één van de buren van [gedaagde] overgelegd, waarin wordt verklaard dat [gedaagde] nooit bij zijn woning wordt gezien. [gedaagde] stelt dat deze verklaring beperkte waarde heeft nu deze anoniem is gedaan. [gedaagde] heeft een schriftelijke verklaring in het geding gebracht van een buurvrouw van hem, waaruit volgt dat [gedaagde] en zijn kinderen vaak te zien zijn in de woning. Hef Wonen betwist echter dat deze verklaring afkomstig is van een buurvrouw van [gedaagde] nu het e-mailadres behoort tot een bewoner van Hef Wonen die in een andere wijk zou wonen.
2.10.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] komt de stelling van Hef Wonen dat [gedaagde] geen hoofdverblijf in de woning heeft (gehad) op dit moment nog niet definitief vast te staan. De kantonrechter gaat er echter voorlopig wel vanuit dat deze stelling klopt. Het energie- en waterverbruik van [gedaagde] is zo laag dat hierdoor het vermoeden ontstaat dat [gedaagde] geen hoofdverblijf in de woning heeft (gehad). [gedaagde] geeft hiervoor wel verklaringen, maar onderbouwt dit niet met stukken en Hef Wonen betwist die verklaringen. Ook de overige door Hef Wonen aangevoerde omstandigheden ondersteunen dit vermoeden. [gedaagde] heeft onvoldoende naar voren gebracht om dit vermoeden opzij te zetten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
draagt [gedaagde] op om tegenbewijs te leveren tegen het voorlopig vaststaande feit dat hij geen hoofdverblijf heeft (gehad) in de woning;
schriftelijk bewijs
3.2.
bepaalt dat als [gedaagde] schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van
4 februari om 11:30 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.3.
bepaalt dat als [gedaagde] getuigen wil laten horen, hij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden maart, april en mei 2025;
3.4.
wijst erop dat [gedaagde] na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
ander bewijs
3.5.
bepaalt dat als [gedaagde] op een andere manier bewijs wil leveren, [gedaagde] uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moet laten weten hoe;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64266