ECLI:NL:RBROT:2025:1857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691490 / JE RK 24-2735
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de zorg voor de emotionele en fysieke veiligheid

Op 24 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de emotionele en fysieke veiligheid van het kind. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, is niet verschenen op de zitting, maar is wel correct opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het kind in een onveilige opvoedomgeving opgroeit, waar huiselijk geweld plaatsvindt tussen de moeder, haar oma en haar oom. Bovendien heeft de moeder een hersenbeschadiging opgelopen, waardoor zij fysiek beperkt is in haar zorg voor het kind. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat eerdere pogingen om hulpverlening binnen het vrijwillige kader in te zetten niet succesvol zijn geweest. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd en heeft besloten om het verzoek van de Raad toe te wijzen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling met ingang van 24 januari 2025 tot 24 januari 2026 uitgesproken en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691490 / JE RK 24-2735
Datum uitspraak: 24 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 20 december 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
  • een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: GI), [naam 2] en [naam 3].
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Er bestaan zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van [minderjarige]. Zij groeit op in een opvoedomgeving, waarin zij is blootgesteld aan huiselijk geweld tussen de moeder, haar oma en haar oom. Daarnaast heeft de moeder op haar twaalfde een hersenbeschadiging opgelopen. Gebleken is dat zij niet kan traplopen en afhankelijk is van een scootmobiel. Sinds de moeder met [minderjarige] is verhuisd naar een niet-aangepaste woning in [woonplaats], is zij fysiek verminderd beschikbaar voor [minderjarige]. Daarbij bestaan er vermoedens dat de moeder voor [minderjarige] ook emotioneel verminderd beschikbaar is en dat er sprake is van een verstoorde gehechtheidsrelatie tussen [minderjarige] en de moeder. Het is de afgelopen periode niet gelukt om hulpverlening binnen het vrijwillige kader in te zetten en zicht te krijgen op de thuissituatie en het betrokken netwerk, omdat moeder angstig is voor hulpverlening en het inzetten hiervan afhoudt. Het is daarom van belang dat de GI de aankomende periode betrokken is, om meer zicht te krijgen op de situatie van [minderjarige] en te onderzoeken of de moeder in staat is om zich nieuwe vaardigheden en kennis eigen te maken.
4.2.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Het is van belang dat zo snel mogelijk zicht komt op de situatie van [minderjarige]. De GI is daarom voornemens om de moeder en [minderjarige] vandaag nog aan te melden voor het traject Kort & Krachtig. Ook is het de bedoeling dat er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken raakt.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij is regelmatig getuige geweest van fysiek en verbaal geweld in de thuissituatie tussen de moeder, haar oma en haar oom. Daarnaast is de moeder de afgelopen periode fysiek verminderd beschikbaar geweest voor [minderjarige]. Zij is met haar naar een niet-aangepaste woning in [woonplaats] verhuisd, waardoor zij zich in de woning niet goed kan bewegen en [minderjarige] voor zichzelf en de moeder moet zorgen. Ook bestaan er vermoedens van een verminderde emotionele beschikbaarheid en een verstoorde gehechtheidsrelatie tussen [minderjarige] en de moeder. De afgelopen periode is het niet gelukt om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] binnen het vrijwillig kader weg te nemen, omdat de moeder zich uit angst lijkt terug te trekken en het inzetten van hulpverlening afhoudt. Er is daardoor op dit moment geen zicht op de thuissituatie van [minderjarige] en het netwerk van de moeder in [woonplaats]. Gelet op de bestaande zorgen, acht de kinderrechter het van belang dat de GI de aankomende periode betrokken is, om meer zicht te krijgen op de algehele situatie en de nodige hulpverlening in te zetten.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 24 januari 2025 tot 24 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 7 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.