ECLI:NL:RBROT:2025:1843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
09.110493.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met gedeeltelijke vrijspraak voor geweldshandelingen

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als schoonmaakster werkte. De verdachte heeft foto’s gemaakt van de woning van de slachtoffers en waardevolle goederen, en deze informatie aan een medeverdachte verstrekt, wat heeft geleid tot een inbraak. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van medeplichtigheid aan de geweldshandelingen die tijdens de diefstal zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanname dat de verdachte opzet had op het geweld, hoewel zij wel medeplichtig was aan de diefstal zelf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en er zijn schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, maar heeft dit niet verder bestraft. De zaak benadrukt de ernst van het misbruik van vertrouwen door de verdachte, die de kwetsbare slachtoffers in gevaar heeft gebracht door hen te voorzien van cruciale informatie voor de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 09.110493.22
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering – feit 1 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat door de overvallers geweld zou worden gepleegd. De verdachte wist namelijk dat de slachtoffers thuis zouden zijn en was bekend met het criminele verleden van medeverdachte [medeverdachte 1] . Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat aanwezige bewoners zich niet zelden verzetten tegen onbekenden die hun woning betreden. De verdachte heeft deze kans ook aanvaard door desondanks foto’s en informatie te verstrekken aan de medeverdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier is vast komen te staan dat op 20 oktober 2021 is ingebroken op [adres 2] . Bij deze inbraak werd geweld gebruikt door de twee inbrekers. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , werden hierbij vastgebonden en met een vloeistof bespoten. [slachtoffer 2] is mishandeld en heeft een gebroken neus en oogkas opgelopen.
De verdachte heeft bekend dat zij op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte 1] foto’s heeft overhandigd van het toegangshek en de achterzijde van de woning aan [adres 2] en goederen in de woning. De inbrekers zijn via de achterzijde van de woning binnengekomen en een deel van de goederen op de foto’s is door hen gestolen. Uit de verklaring die de verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting volgt dat zij wist dat de medeverdachte [medeverdachte 1] zou gaan inbreken in deze woning.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gepleegde geweld. Weliswaar bestaat bij een woninginbraak een kans op enig gebruik van geweld door daders of slachtoffers, maar de rechtbank heeft op basis van het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten gevonden om de slotsom te wettigen dat die kans in dit geval aanmerkelijk zou zijn geweest.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte wordt partieel vrijgesproken van medeplichtigheid aan de geweldshandelingen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte 1] en één of meer onbekend gebleven persoon/personen op 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
sieraden en erfstukken, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage en/of Katwijk, ,
opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door voorverkenningen te doen en informatie in te winnen en verzamelen en te verstrekken aan mededader(s) te behoeve van voornoemde diefstal door:
- foto’s te maken van de voorzijde en de achterzijde en de binnenkant van de woning aan [adres 2] om zodoende informatie te verstrekken aan die [medeverdachte 1] over de mogelijke ingangen tot de woning en vluchtroute(s) en
- foto’s te maken van waardevolle goederen in voornoemde woning en die ter informatie over de buit te verstrekken aan die [medeverdachte 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1 subsidiair
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is medeplichtig aan diefstal uit een woning in vereniging. De verdachte heeft in haar hoedanigheid van schoonmaakster het jarenlang door de slachtoffers in haar gestelde vertrouwen misbruikt door foto’s te maken van hun woning en de aanwezige waardevolle goederen. Zij heeft de inbrekers daarmee voorzien van informatie waardoor zij de woning gemakkelijk konden betreden en verlaten. Aldus heeft de verdachte cruciale inlichtingen en middelen aan de medeverdachte verstrekt.
Dit is een ernstig feit. De verdachte wist dat de inbrekers de woning zouden betreden als de slachtoffers thuis waren en ook dat het oudere en kwetsbare slachtoffers betrof. Dit alles heeft haar er niet van weerhouden de voor het plegen van dit feit essentiële informatie aan te leveren en na de overval ook een geldbedrag van de inbrekers aan te nemen. De rechtbank rekent dit haar zwaar aan.
Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van afschuw en onveiligheid in de samenleving. Deze gevoelens zullen niet in de laatste plaats leven bij ouderen, nu de slachtoffers behoorden tot deze kwetsbare groep.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 februari en 10 juli 2023. De reclassering ziet de financiële situatie van de verdachte als problematisch, desondanks zegt de verdachte geen behoefte te hebben aan schuldhulpverlening en al van hulp te zijn voorzien. De reclassering ziet daarnaast problemen in de sociale vaardigheden en het sociaal netwerk van de verdachte. De verdachte heeft echter aangegeven dat zij zich redt met haar kinderen en de hulp die zij krijgt vanuit haar advocaat en de persoon die de afbetalingsregelingen heeft getroffen. Gelet op het voorgaande ziet de reclassering onvoldoende aanknopingspunten voor bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de cruciale rol van de verdachte bij het bewezenverklaarde feit, de aanzienlijke materiële schade en de grote impact die het bewezenverklaarde feit heeft gemaakt op de kwetsbare slachtoffers, hetgeen op indringende wijze naar voren kwam uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank komt tot een fors lagere straf dan door de officier van justitie geëist omdat zij niet bewezen acht dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tijdens de diefstal.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 14 juni 2022, omdat de verdachte op die dag is aangehouden door de politie.
Tot aan dit vonnis is een periode van ruim 2,5 jaar verstreken. Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak twee jaren. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
De overschrijding van de redelijke termijn is gering. Daarom zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 47 HGEU en artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vordering [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 706,88 aan materiële schade.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit ter zake waarvan de schadevergoeding wordt gevorderd.
Omdat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt de benadeelde partij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, die worden begroot op nihil.
8.2.
Vordering [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en redelijk. De vordering dient daarom geheel te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak voor het medeplegen van diefstal met geweld.
8.2.3.
Beoordeling
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht echter niet bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tijdens de diefstal. Nu het grootste deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade ziet op schade die is ontstaan door dit geweld, zal de rechtbank de immateriële schade op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 500,-.
Nader onderzoek naar de omvang van het overige deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijke veroordeling, wettelijke rente en veroordeling kosten
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het overige deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.3.
Vordering [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 50.636,77 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en redelijk. De vordering dient daarom geheel te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak voor het medeplegen van diefstal met geweld.
8.3.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu de gevorderde schadevergoeding de rechtbank (t.a.v. de gestolen sieraden, schoonmaak en vervanging van het tapijt, beveiligingssysteem en schutting) ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en deze door de verdachte niet is weersproken, wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van €41.288,52.
Het is de rechtbank onvoldoende gebleken welk deel van de gevorderde kosten voor de psycholoog en eigen bijdrage voor de zorgverzekering rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde strafbare feiten. Nader onderzoek naar dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht echter niet bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van geweld tijdens de diefstal. Nu het grootste deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade ziet op schade die is ontstaan door dit geweld, zal de rechtbank de immateriële schade op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 500,-.
Nader onderzoek naar het overige deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijke veroordeling, wettelijke rente en veroordeling kosten
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van € 41.788,52, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het overige deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 36f, 48, 49, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 41.788,52 (zegge: eenenveertigduizend zevenhonderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent), bestaande uit € 41.288,52 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 41.788,52(hoofdsom
zegge: eenenveertigduizend zevenhonderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 41.788,52 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
243 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1 primair

zij op of omstreeks 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere sieraden en/of erfstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen uit de woning aan [adres 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te leggen en/of
- een branderige en/of irriterende vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te spuiten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met kracht te duwen en/of te trekken en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) op de rug te plaatsen en/of de handen en/of benen (met tie-rips en/of tape) vast te binden en/of
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (al dan niet met een voorwerp) te slaan, stompen en/of schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken oogkas van die [slachtoffer 2], ten gevolge heeft gehad;

1 subsidiair

[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of erfstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan die verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te weten door:
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te leggen en/of
- een branderige en/of irriterende vloeistof in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te spuiten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met kracht te duwen en/of te trekken en/of
- de handen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) op de rug te plaatsen en/of de handen en/of benen (met tie-rips en/of tape) vast te binden en/of
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (al dan niet met een voorwerp) te slaan, stompen en/of schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken oogkas van die [slachtoffer 2], ten gevolge heeft gehad,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 20 oktober 2021 te ’s-Gravenhage en/of Katwijk, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voorverkenningen te doen en/of informatie in te winnen en/of verzamelen en/of te verstrekken aan mededader(s) te behoeve van voornoemde diefstal door:
- foto’s te maken van de voorzijde en/of de achterzijde en/of de binnenkant van de woning aan [adres 2] om zodoende informatie te verkrijgen en/of te verstrekken aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer andere onbekend gebleven persoon/personen over de mogelijke ingangen tot de woning en/of vluchtroute(s) en/of
- foto’s te maken van waardevolle goederen in voornoemde woning en/of die ter informatie over de buit te verstrekken aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer andere onbekend gebleven persoon/personen en/of
- contact te onderhouden met en/of instructies te geven aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of één of meer andere onbekend gebleven persoon/personen;
2
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juni 2022 te Voorschoten en/of Katwijk, althans in Nederland ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in verenging door middel van
braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk, een informatiedrager, te weten een telefoon met daarop foto’s van de voorzijde en/of de achterzijde en/of de binnenkant van de woning gelegen aan de Swagermanweg 14 te Voorschoten, (kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 14 juni 2022 te Katwijk, althans in Nederland ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een
diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in verenging door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk, een informatiedrager, te weten een telefoon met daarop foto’s van de voorzijde en/of de achterzijde en/of de binnenkant van de woning gelegen aan [adres 3], (kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.