ECLI:NL:RBROT:2025:1836

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
FT RK 24/1210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door een verzoeker met een aanzienlijke schuldenlast. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar twee van hen, Schep Vastgoed Managers en Van de Wolfshaar, hebben geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling niet voldeed aan de eisen, omdat het uitkeringspercentage lager was dan de berekening van het vrij te laten bedrag (VTLB), wat leidde tot een achterstand in de aflossingen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de verzoeker, en dat het verzoek om hen te bevelen in te stemmen met de schuldregeling daarom werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet in staat was om het akkoord na te komen, gezien de tekortkomingen in de aflossingen en de onduidelijkheid over de afloscapaciteit. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 januari 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 3 september 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • Schep Vastgoedmanagers, in behandeling bij gerechtsdeurwaarderskantoor Bazuin & Partners, hierna te noemen: Schep;
  • Verra Real Estate, hierna te noemen: Verra;
  • Van de Wolfshaar Rental B.V., in behandeling bij MKB Juridische Dienstverlening, hierna te noemen: Van de Wolfshaar,
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Verra Real Estate heeft voorafgaande aan de zitting bij e-mailbericht van 4 november 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Verra Real Estate wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
In het dwangakkoord is als weigerende schuldeiser MKB Juridische Dienstverlening opgenomen. Ter zitting heeft Van de Wolfshaar meegedeeld dat haar vordering bij MKB Juridische Dienstverlening in behandeling is. De rechtbank zal Van de Wolfshaar dan ook als weigerende schuldeiser aanmerken.
Ter zitting van zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw M.M. Naipal en mevouw S. Toker , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Van de Wolfshaar Rental B.V. (hierna te noemen: Van de Wolfshaar);
  • de heer A.J. Vleugel , werkzaam bij MKB Juridische Dienstverlening, gemachtigde van Van De Wolfshaar.
Schep Vastgoed Managers is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Schuldhulpverlening heeft na de zitting, op 16 januari 2025, op verzoek van de rechtbank aanvullende stukken toegezonden, bestaande uit de VTLB-berekening en bijbehorende loonstroken, een opgave van de periode van beslaglegging, alsmede de hoogte van het onder het beslag vallende bedrag, alsmede een overzicht van de reserveringen die zijn gedaan ten behoeve van het prognoseakkoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 24.211,73 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 18 maart 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 81,88% aan de preferente schuldeisers en 40,94% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op het moment van het aanbod € 26.211,73. De schuldenlast is derhalve lager geworden, waardoor er een hoger percentage aan de schuldeisers kan worden uitgekeerd.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij onlangs fulltime bij zijn huidige werkgever in dienst is getreden. Hij heeft hierdoor meer flexibiliteit zodat hij voor zijn jonge dochter kan zorgen. Verzoeker heeft in het verleden een gokverslaving gehad, maar die heeft hij onder controle sinds augustus 2023. Schuldhulp-verlening heeft ter zitting verklaard dat er beslag heeft gelegen op het loon van verzoeker. Voorts heeft schuldhulpverlening verklaard dat er voldoende is gereserveerd, ondanks de beslaglegging. Er is door schuldhulpverlening circa een bedrag van € 5.000,-- gereserveerd.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Voor wat betreft het hier na te bespreken verweer heeft verzoeker ter zitting verklaard dat de machine die hij heeft gehuurd bij Van de Wolfshaar is gestolen. Er worden aantijgingen gedaan door Van de Wolfshaar die niet met feiten worden onderbouwd. Verzoeker heeft een betalingsregeling getroffen met Van de Wolfshaar en met Van de Wolfshaar gecommuniceerd dat hij deze regeling niet kon nakomen. Verzoeker heeft zijn alles gedaan wat in zijn macht lag. Verzoeker wil een oplossing voor zijn schulden en niet terugkijken naar het verleden.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Elf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Schep en Van de Wolfshaar stemmen hier niet mee in. Schep heeft een vordering van € 2.760,34 op verzoeker. Van de Wolfshaar heeft een vordering van € 4.640,63 op verzoeker.

3.Het verweer

Schep
Schep heeft in de contacten met schuldhulpverlening te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Verzoeker kan, gelet op zijn leeftijd, de vordering in delen aflossen. Schep kan alleen akkoord gaan met volledige betaling van de vordering.
Van de Wolfshaar
Van de Wolfshaar heeft ter zitting verklaard dat het verzoek dient te worden afgewezen. Verzoeker heeft in 2014 bij Van de Wolfshaar een machine gehuurd en daarbij valsheid in geschrifte gepleegd. Twee dagen na het afsluiten van de huurovereenkomst is de machine onder verdachte omstandigheden gestolen. Verzoeker zou daarnaast een vals adres hebben opgegeven en het GPS-systeem hebben verwijderd. Van de Wolfshaar stelt zich op het standpunt dat de vordering niet te goeder trouw is ontstaan.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Schep geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Schep en Van de Wolfshaar bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Schep en Van de Wolfshaar in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Schep en Van de Wolfshaar een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 30,6 % daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Schep en Van de Wolfshaar in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet kan worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Ter zitting heeft schuldhulpverlening niet concreet gemaakt of het bedrag dat op het moment van de zitting was gereserveerd, voldoende was om het prognoseakkoord na te komen. Ook omtrent de aflossingen door verzoeker kon schuldhulpverlening ter zitting geen duidelijkheid verschaffen. Op basis van de stukken die schuldhulpverlening op 16 januari 2025 aan de rechtbank heeft toegezonden, is gebleken dat bij de berekening van de aflossingscapaciteit is uitgegaan van een te laag maandinkomen. Bovendien was er alleen in de maand januari 2024 sprake van beslag. Schuldhulpverlening heeft iedere maand € 500,-- gereserveerd, terwijl er sprake is van een maandelijkse afloscapaciteit van circa € 700,-- per maand. Schuldhulpverlening heeft daarnaast geen vakantiegeld gereserveerd (in totaal € 3.644,46), noch de transitievergoeding die verzoeker heeft ontvangen bij het einde van het dienstverband bij zijn voormalig werkgever (€ 1.646,34). Er had in totaal gereserveerd moeten worden over de periode januari 2024 tot en met december 2024 een bedrag van € 12.697,17. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de beslaglegging in januari 2024 voor een bedrag van € 259,20. Door schuldhulpverlening is slechts gereserveerd een bedrag van € 5.000,--, dus € 7.697,17 te weinig. Het gereserveerde bedrag van € 5.000,-- is onvoldoende om het aanbod aan de schuldeisers na te komen. Schuldhulpverlening heeft niet aangetoond dat er gelden aanwezig zijn om het bedrag dat te weinig is afgedragen, aan te zuiveren. De rechtbank tekent ten slotte aan dat een prognoseakkoord, waarbij het percentage dat uitgekeerd wordt aan de schuldeisers, weliswaar kan fluctueren door gewijzigde omstandigheden, maar niet bedoeld is en ook geen ruimte geeft om een tekortkoming van deze omvang in de aflossingen te corrigeren. Het is daarom onaannemelijk dat verzoeker in staat zal zijn om het akkoord na te komen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Schep en Van de Wolfshaar als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Schep en Van de Wolfshaar te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen. Gelet op het vorenstaande kan het verweer van Van de Wolfshaar verder onbesproken blijven.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
De griffier is buiten staat
dit vonnis te ondertekenen