Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 september 2024, met producties 1 tot en met 7;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende akte overlegging producties, van Dura Vermeer;
- de antwoordconclusie in het onbevoegdheidsincident van AW Verheij.
2.De feiten
3.De vorderingen in de vrijwaringszaak
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in het incident
- Dura Vermeer eiste dat AW Verheij aparte overeenkomsten met Dura Vermeer en HSM zou afsluiten. Dura Vermeer wilde niet zelfstandig (direct) met HSM contracteren.
- AW Verheij had weinig tot geen betrokkenheid bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze werden voornamelijk door HSM, vaak in overleg met Dura Vermeer, uitgevoerd.
- AW Verheij fungeerde daarom vooral als tussenpersoon voor administratieve en financiële zaken, zoals termijnen, facturen, afwijkingen en meerwerk tussen Dura Vermeer en HSM.
- Dura Vermeer is (daardoor) veel beter op de hoogte van de feiten en omstandigheden en kan beter verweer voeren tegen de vorderingen van HSM dan AW Verheij.
- AW Verheij kan op grond van het voorgaande mogelijk geen sterk inhoudelijk verweer voeren tegen de vorderingen van HSM, nu zij niet direct betrokken was bij de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden. Zij is daarvoor afhankelijk van Dura Vermeer, maar die geeft nu niet thuis en wil AW Verheij dwingen tot een losstaande arbitrageprocedure bij de RVA.
- Het accepteren van de onbevoegdheidsclaim zou Dura Vermeer in staat stellen zich te onttrekken aan verantwoordelijkheden uit de onderaannemingsovereenkomst, waardoor AW Verheij in haar verdediging tegen HSM benadeeld wordt.
6.De beslissing
26 februari 2025voor de onder 5.12 bedoelde akte aan de zijde van Dura Vermeer,