ECLI:NL:RBROT:2025:1831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10974920 \ CV EXPL 24-6590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatieve dagvaarding en verstek in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, bestaande uit vier partijen uit Nissewaard en Rotterdam, een cumulatieve dagvaarding ingediend tegen een gedaagde uit Oostvoorne. De eisers vorderen een betaling van in totaal € 986,93, vermeerderd met rente en kosten, zoals uiteengezet in de dagvaarding van 26 februari 2024. De gedaagde is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisers beoordeeld en vastgesteld dat deze niet ongegrond of onrechtmatig zijn. Er is onderzocht of de gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst onvoldoende of onjuiste informatie heeft ontvangen, maar dit bleek niet het geval. Ook zijn er geen oneerlijke bepalingen aangetroffen die relevant zijn voor deze zaak. De kantonrechter heeft zich beperkt tot de bepalingen die van belang zijn voor de beoordeling van de eis.

De proceskosten zijn begroot op € 644,04, bestaande uit dagvaardingskosten, griffierecht, salaris voor de gemachtigde en nakosten. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de vorderingen aan de eisers, inclusief wettelijke rente over de verschuldigde bedragen. Dit vonnis is uitgesproken op 5 februari 2025 door mr. M. Fiege en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10974920 \ CV EXPL 24-6590
datum uitspraak: 5 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te Nissewaard,

2. [eiser 2] ,

te Voorne aan Zee,
3. [eiser 3],
te Rotterdam,
4. [eiser 4],
te Voorne aan Zee,
eisers,
gemachtigde: LegalSteps B.V.,
tegen
[gedaagde],
te Oostvoorne,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.

1.De procedure

Eisers vordert bij vonnis gedaagde te veroordelen aan eisers te betalen € 986,93 met rente en kosten zoals in de cumulatieve dagvaarding van 26 februari 2024 omschreven.
Tegen gedaagde is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vorderingen komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en worden toegewezen.
2.2.
De kantonrechter heeft daarbij onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst te weinig of onjuiste informatie heeft verkregen, maar dat is niet zo. De kantonrechter heeft ook onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
Proceskosten
2.3.
Gedaagde krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van eisers op € 113,54 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 135,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 644,04. Hier kan nog een bedrag bijkomen als het vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres sub 1 tegen kwijting te betalen € 200,00 vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres sub 2 tegen kwijting te betalen € 387,20 vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres sub 3 tegen kwijting te betalen € 121,00 vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 20 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres sub 4 tegen kwijting te betalen € 150,00 vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 14 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres sub 1 tegen kwijting te betalen € 128,73 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die aan de kant van eisers worden begroot op € 644,04 met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
49039