Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 oktober 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek;
- de dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Gemeente Amsterdam een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van onbetaalde facturen ter hoogte van € 442,56, die voortvloeien uit een overeenkomst voor het afvoeren van restafval. De Gemeente Amsterdam stelt dat er vijf facturen zijn die niet zijn betaald en vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 200,- en wettelijke handelsrente van € 82,25 tot 8 oktober 2024. De totale vordering bedraagt € 724,81, inclusief proceskosten.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat het bedrag gedeeld moet worden door drie, omdat hij de vennootschap onder firma samen met twee andere vennoten exploiteerde. Hij betwist ook de facturen die na de sluiting van het bedrijf in september 2022 zijn verstuurd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap en dat de Gemeente Amsterdam recht had om [gedaagde] aan te spreken voor de volledige schuld. De overeenkomst was niet opgezegd en liep door, waardoor de facturen terecht zijn verstuurd.
De kantonrechter heeft de vordering van de Gemeente Amsterdam toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 724,81. Daarnaast zijn de gevorderde incassokosten en rente toegewezen, evenals de proceskosten die [gedaagde] aan de Gemeente Amsterdam moet vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Gemeente Amsterdam het vonnis direct kan uitvoeren zonder te wachten op eventuele hoger beroep procedures.